ECLI:NL:RBMNE:2021:4580

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
20_3123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak AVG inzake inzage in persoonsgegevens en herstelpoging van de Minister van Financiën

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Financiën over het recht op inzage in persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser had verzocht om inzage in stukken die betrekking hadden op zijn persoonsgegevens, maar dit verzoek was door de Minister afgewezen. In een eerdere tussenuitspraak had de rechtbank de Minister de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank oordeelde dat de Minister in zijn herstelpoging niet alle relevante persoonsgegevens had verstrekt en dat de motivering van de herstelpoging onvoldoende was. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank droeg de Minister op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij de geconstateerde discrepanties in acht genomen moesten worden. Tevens werd de Minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3123

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Muller),
en

De Minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. J.L. Lam en mr. I.H.H.L. Kolthof).

Procesverloop

In het besluit van 21 februari 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek om inzage op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) afgewezen.
In het besluit van 15 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
In de tussenuitspraak van 15 april 2021 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens aan eiser enkele vragen gesteld naar aanleiding van zijn reactie.
Eiser heeft hier op 2 september 2021 op gereageerd.
Vervolgens heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om hier op te reageren.
Verweerder heeft hier op 7 september 2021 op gereageerd.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de reactie van verweerder nog enkele vragen gesteld aan verweerder.
Verweerder heeft deze vragen op 14 september 2021 schriftelijk beantwoord.
Eiser heeft uit zichzelf op 15 september 2021 nog een laatste reactie gegeven.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat niet alle gegevens waar eiser om verzocht heeft, kunnen worden gekwalificeerd als persoonsgegevens in de zin van de AVG. Zo kan de (eventuele) plaatsing van eiser op een fraudelijst, waarbij de codering ‘88’ zou zijn gebruikt, niet als zodanig worden aangemerkt. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de AVG geen recht geeft op inzage van gehele documenten. Eiser heeft echter wel recht op een overzicht van zijn persoonsgegevens die zijn verwerkt in bepaalde documenten. Dit overzicht moet dusdanig zijn dat het eiser in staat stelt om kennis te nemen van de gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder dat ten onrechte niet heeft gedaan ten aanzien van de documenten van het tripartite overleg (TPO). Het beroep is daarom gegrond verklaard. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om dit geconstateerde gebrek binnen zes weken te herstellen.
Herstelpoging van verweerder
Verweerder heeft gebruik gemaakt van deze herstelmogelijkheid. Op 26 mei 2021 heeft verweerder bij wijze van aanvullende motivering een overzicht verstrekt van de persoonsgegevens van eiser die zijn verwerkt in diverse verslagen van TPO’s. In dit overzicht noemt verweerder de data van zes overleggen van het TPO en één e-mailbericht. [1] De reactie van eiser
4. Eiser heeft gereageerd op de herstelpoging van verweerder en op de vragen van de rechtbank. Volgens eiser heeft verweerder met dit aanvullende overzicht nog steeds niet alle persoonsgegevens verstrekt die tijdens of als gevolg van het TPO zijn verwerkt. Eiser heeft namelijk aanwijzingen dat hij vaker is besproken in een TPO. In antwoord op aanvullende vragen van de rechtbank verklaart eiser dat die aanwijzingen voortkomen uit een tabel in een overzichtsproces-verbaal dat in het strafdossier van eiser zit. Daarin staat volgens eiser dat hij ten minste acht keer is besproken in een TPO. Verschillende data van die overleggen staan niet in het overzicht dat verweerder heeft gegeven. Het betreft onder andere de overleggen van 29 oktober 2014, 26 november 2014, 22 januari 2015 en twee overleggen in juni 2015. [2]
De aanvulling op de herstelpoging van verweerder
5. Verweerder heeft naar aanleiding van de reactie van eiser en de antwoorden van eiser op de vragen van de rechtbank op 7 september 2021 nog een aanvullende motivering gegeven. Hierin wordt erkend dat er per abuis een aantal data en persoonsgegevens misten in het eerder gegeven overzicht van 26 mei 2021. Verweerder erkent dat de persoonsgegevens van eiser ook zijn verwerkt in het TPO van 29 oktober 2014 en
26 november 2014. Over een overleg in juni 2016 merkt verweerder op dat deze heeft plaatsgevonden op 15 juni 2016, en dat de persoonsgegevens van eiser daarin niet besproken zijn.
De reactie van verweerder op de vragen van de rechtbank
6. Verweerder heeft naar aanleiding van vragen van de rechtbank nog het volgende verklaard. Het TPO in juni 2015 was volgens verweerder op 24 juni 2015. Deze datum staat in het overzicht dat verweerder op 26 mei 2021 heeft verstrekt. Op 11 juni 2015 heeft er een vooroverleg plaatsgevonden. De contactambtenaar heeft geen actieve herinnering meer aan dit overleg, en hij heeft geen verslag ervan. Ook weet hij niet of er überhaupt wel verslagen worden gemaakt van de vooroverleggen. Er was in 2016 een TPO op 15 juni 2016. In het verslag van dit TPO zijn geen persoonsgegevens van eiser aangetroffen. [3] Ten slotte geeft verweerder aan dat er een TPO was op 28 januari 2015, en dat daarvóór op 22 januari 2015 een vooroverleg heeft plaatsgevonden. Ook van dit vooroverleg heeft de contactambtenaar geen notulen aangetroffen.
De eindstandpunten van partijen
7. Eiser handhaaft de stelling dat verweerder in het overzicht niet alle TPO’s en daaraan voorafgaande vooroverleggen heeft vermeld waarin hij is besproken. Uit het overzichtsproces-verbaal uit het strafdossier van eiser volgt volgens hem dat er in meer overleggen persoonsgegevens van hem zijn verwerkt. Eiser handhaaft bovendien zijn standpunt dat hij recht heeft op afschriften van de notulen van de TPO’s. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het overzicht uit de herstelpoging, samen met de aanvullende motiveringen, volledig is.
Het oordeel van de rechtbank
8. Het beroep voor zover dat over de stelling van eiser gaat dat hij recht heeft op afschriften van de verslagen van de TPO’s, slaagt niet. Voor de motivering hiervan verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 10 van de tussenuitspraak. De rechtbank ziet in de herhaalde stelling van eiser geen aanleiding om van haar eerdere oordeel terug te komen.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn initiële herstelpoging van 26 mei 2021 onvolledig is geweest over de TPO’s waarin de persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt. In die herstelpoging noemt verweerder zes data van TPO’s en één e-mail die relevante gegevens zouden bevatten. Na reactie van eiser hierop erkent verweerder dat uit nader onderzoek is gebleken dat de persoonsgegevens van eiser ook nog in twee aanvullende TPO’s zijn verwerkt. Reeds om die reden ziet de rechtbank aanleiding om de herstelpoging van verweerder als onvoldoende gemotiveerd te beschouwen.
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat het overzicht van verweerder in de herstelpoging en de aanvullende motiveringen onvolledig is, overweegt de rechtbank als volgt.
11. Eiser voert allereerst aan dat zijn persoonsgegevens ook zijn verwerkt in het TPO van 29 oktober 2014. Uit het overzichtsproces-verbaal uit het strafdossier volgt volgens hem dat zijn medische gegevens daarin zijn besproken. De rechtbank constateert dat in het overzichtsproces-verbaal inderdaad staat aangegeven dat in dat TPO het voorstel is gedaan om de zaak [van eiser] bestuurlijk af te doen omdat bij hem een hersentumor is ontdekt waaraan hij moet worden geopereerd. Dit wijkt af van de mededeling van verweerder dat de hersentumor van eiser niet is vermeld in het beknopte verslag van het TPO van die datum. Het is de rechtbank onduidelijk waar deze discrepantie vandaan komt en het standpunt van verweerder volstaat in dezen niet. Dit komt omdat uit het overzichtsproces-verbaal volgt dat de daarin opgenomen tabel kennelijk is opgesteld na onderzoek door de Belastingdienst/FIOD in Zwolle. Met andere woorden: de mededelingen in de tabel over de gezondheidstoestand van eiser, zijn afkomstig uit informatie aanwezig bij verweerder. De rechtbank kan dat gegeven niet rijmen met de stelling van verweerder dat de (bespreking van de) hersentumor van eiser niet is weergegeven in het verslag van het TPO van 29 oktober 2014. Dit wordt mede ingegeven omdat uit de inhoud van de tabel blijkt dat in dit TPO een heroverweging van de afdoening van de zaak van eiser heeft plaatsgevonden naar aanleiding van zijn medische situatie en dat is besloten om zijn zaak niet langer strafrechtelijk maar bestuursrechtelijk af te doen. Verweerder heeft deze discrepantie onvoldoende kunnen verklaren. De enkele stelling dat de hersentumor van eiser niet is genoemd in het beknopte verslag wat verweerder van dat TPO heeft aangetroffen, is dan ook onvoldoende.
12. Eiser voert verder aan dat uit het overzichtsproces-verbaal uit het strafdossier volgt dat zijn gezondheidstoestand ook is besproken tijdens de overleggen van 22 januari 2015 en 11 juni 2015. Gelet op dat wat in rechtsoverweging 11 is overwogen ten aanzien van de totstandkoming van het overzichtsproces-verbaal overtuigt het standpunt van verweerder ten aanzien van verslaglegging van deze (voor)overleggen de rechtbank niet. Uit de herstelpoging(en) van verweerder volgt dat deze overleggen zijn voorafgegaan aan de reguliere TPO’s. Verweerder zegt dat hij navraag heeft gedaan bij de contactambtenaar en dat deze heeft aangegeven dat hij geen verslagen heeft van deze voorbesprekingen en dat hij niet weet of daar überhaupt verslagen van zijn gemaakt. De contactambtenaar geeft verder aan dat er in het algemeen van besprekingen voorafgaand aan een TPO geen verslagen worden gemaakt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er daarom geen overzicht van persoonsgegevens van eiser kan worden verstrekt van deze overleggen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze verklaring van verweerder onvoldoende of er door verweerder daadwerkelijk uitputtend is gezocht naar verslagen van de vooroverleggen. Dat deze contactambtenaar zelf de stukken niet heeft, en dat hij niet weet of er überhaupt wel verslagen van de vooroverleggen worden gemaakt, sluit immers niet uit dat de betreffende stukken wel bij verweerder berusten. Verweerder heeft nagelaten om dit verder te onderzoeken, althans, onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe een eventuele zoekslag binnen de organisatie van verweerder naar de verslagen is verricht.
14. De rechtbank heeft in dit kader overwogen om verweerder nogmaals te sommeren om de notulen van de TPO’s en de vooroverleggen (al dan niet onder geheimhouding) aan de rechtbank toe te sturen. Nu de herstelpoging van verweerder onvoldoende gemotiveerd is gelet op voorgaande punten, ziet de rechtbank daar echter geen aanleiding toe. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen. Verweerder zal daarbij de door de rechtbank geconstateerde discrepantie uit overweging 11 moeten verklaren en inzichtelijk moeten maken dat en op welke wijze hij een zoekslag heeft verricht naar de verslagen van de vooroverleggen en op basis van welke zoektermen dit is gebeurd.
15. Uit de overwegingen in deze uitspraak volgt dat het bestreden besluit nog altijd ondeugdelijk is gemotiveerd. De herstelpoging van het verweerder van 26 mei 2021, samen met de aanvullende motivering van 7 september 2021 en de brief van 14 september 2021, heeft het geconstateerde gebrek niet geheel weggenomen. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven en door de rechtbank wordt vernietigd omdat het in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en omdat het ontbreekt aan een zorgvuldige voorbereiding van het besluit zodat het in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.
15. Het beroep is gegrond. De rechtbank draagt verweerder op om binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak en de tussenuitspraak.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
15. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 748,-, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.870,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.870,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.B.L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 22 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De overleggen van 23 april 2014, 21 mei 2014, 25 juni 2014, 20 augustus 2014, 28 januari 2015, juni 2015 en de e-mail van 29 april 2015.
2.Eiser noemt in zijn reactie van 2 september 2021 in het kader van de overleggen van juni (eerder aangeduid als in 2015 te hebben plaatsgevonden) tweemaal het jaartal 2016. Gezien eisers eerdere vermelding van overleggen in juni 2015 en de inhoud van de tabel in het overzichtsproces-verbaal waar hij naar verwijst, gaat de rechtbank er van uit dat eiser hier
3.Gelet op de inhoud van voetnoot 2 gaat de rechtbank er hier van uit dat verweerder eisers verschrijving niet heeft opgemerkt en verder is gaan kijken in de verslagen van 2016 en toen het verslag van het TPO van 15 juni 2016 vond. Dit wordt mede ingegeven door de inhoud van verweerders brief van 14 september 2021. Nu de tabel in het overzichtsproces-verbaal, waar eiser in deze procedure steeds naar verwijst, niet verder gaat dan het jaar 2015, gaat de rechtbank er niet vanuit dat in 2016 ook nog TPO’s zijn geweest waarin eiser is besproken.