Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 6 producties, die op 8 februari 2020 bij [gedaagde] is bezorgd,
- de voorwaardelijke tegeneis van [gedaagde] , met 5 producties,
- de mondelinge behandeling gehouden op 17 februari 2021, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden. [gedaagde] heeft een pleitnota overgelegd. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 3 maart 2021 vonnis zal worden gewezen.
2.De beoordeling van de wederzijdse vorderingen
Waar gaat het om en wat is de beslissing van de kantonrechter?
onherroepelijkheeft beslist op een vordering van de verhuurder om het einde van de huurovereenkomst te bepalen. De door [eiseres] gevorderde maatregel in kort geding om, vooruitlopend op een nog te voeren bodemprocedure, [gedaagde] te veroordelen om de woning te ontruimen maakt inbreuk op de huurbescherming. Voor toewijsbaarheid van zo’n vordering in kort geding moeten wel zeer bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.