ECLI:NL:RBMNE:2021:4658
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning en vergelijkingsobjecten
Op 29 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de WOZ-waarde van een woning. Eiseres, eigenaar van een geschakelde woning in Utrecht, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 460.000,- voor het kalenderjaar 2020, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 330.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 augustus 2021, waarbij eiseres aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, R. Janmaat, en taxateur.
De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar de bewijslast had om aan te tonen dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Eiseres voerde aan dat de geselecteerde vergelijkingsobjecten niet voldoende overeenkwamen met haar woning en noemde specifieke woningen die volgens haar beter vergelijkbaar waren. De rechtbank concludeerde echter dat de heffingsambtenaar met de overgelegde taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de vergelijkingsobjecten, gelet op het geheel van kenmerken, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiseres.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van de uitspraak.