Op 1 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van opposanten tegen een eerdere uitspraak van 9 december 2020. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposanten niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De opposanten, die in de bijstand zitten en schulden hebben, hebben verzet aangetekend omdat zij van mening zijn dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat het griffierecht niet betaald was.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure vastgesteld dat de beoordeling beperkt is tot de vraag of de eerdere uitspraak in stand kan blijven. De rechtbank heeft overwogen dat er geen nieuwe feiten of stukken zijn overgelegd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de opposanten niet voldoen aan de criteria voor betalingsonmacht, zoals eerder aan hen meegedeeld in brieven van 8 en 25 oktober 2019.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak van 9 december 2020 in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.