ECLI:NL:RBMNE:2021:472

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 19/3476-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht

Op 1 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van opposanten tegen een eerdere uitspraak van 9 december 2020. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposanten niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De opposanten, die in de bijstand zitten en schulden hebben, hebben verzet aangetekend omdat zij van mening zijn dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat het griffierecht niet betaald was.

De rechtbank heeft in deze verzetprocedure vastgesteld dat de beoordeling beperkt is tot de vraag of de eerdere uitspraak in stand kan blijven. De rechtbank heeft overwogen dat er geen nieuwe feiten of stukken zijn overgelegd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de opposanten niet voldoen aan de criteria voor betalingsonmacht, zoals eerder aan hen meegedeeld in brieven van 8 en 25 oktober 2019.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak van 9 december 2020 in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19 / 3476- V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2021 op het verzet van

[opposant 1] en [opposant 2], te [woonplaats], opposanten.

Procesverloop

Opposanten hebben beroep ingediend tegen het besluit op bezwaar van 3 september 2019 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht.
In de uitspraak van 9 december 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend. Opposanten hebben niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om opposanten op een zitting te horen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 9 december 2020 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van de rechtbank van 9 december 2020 in stand kan blijven. Zo ja, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo nee, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Volgens opposanten is de uitspraak van de rechtbank van 9 december 2020 niet juist omdat zij hebben aangegeven het griffierecht niet te kunnen betalen. Zij hebben daarbij ook aangegeven dat zij in de bijstand zitten en schulden hebben. Opposanten vinden het dan ook onterecht dat er in de uitspraak staat dat het griffierecht niet betaald is.
4. De rechtbank ziet in dat wat opposanten aanvoeren geen reden om het verzet gegrond te verklaren. Het beroep op betalingsonmacht van opposanten is afgewezen omdat opposanten niet voldoen aan de criteria voor betalingsonmacht. Dit is bij brieven van 8 oktober 2019 en 25 oktober 2019 aan opposanten meegedeeld. Er zijn geen nieuwe stukken overlegd waaruit blijkt dat de rechtbank het beroep op betalingsonmacht onterecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft daarom terecht griffierecht geheven in de beroepsprocedure. Vaststaat dat opposanten het griffierecht niet (op tijd) hebben betaald. De rechtbank heeft dan ook in de uitspraak van 9 december 2020 terecht vastgesteld dat het griffierecht niet (op tijd) is betaald en het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 9 december 2020 in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.