ECLI:NL:RBMNE:2021:4738

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
16.230634.20 en 16-052462-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake openlijk geweld en afpersing

Op 5 oktober 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld en afpersing. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De eerste zaak vond plaats op 11 september 2020 in Maarssen, waar de verdachte en medeverdachten [slachtoffer 1] hebben omsingeld en geprobeerd hebben zijn scooter af te nemen door middel van geweld en bedreiging. De verdachte heeft daarbij gedreigd met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging en poging tot afpersing, maar sprak hem vrij van de poging tot diefstal met geweld, omdat niet kon worden bewezen dat er sprake was van een poging tot diefstal.

In de tweede zaak, op 22 februari 2021, heeft de verdachte samen met een ander geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij uit zelfverdediging handelde, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een meldplicht. Daarnaast werd een geldboete opgelegd voor het wapenbezit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.230634.20 en 16-052462-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juni 2021 en 21 september 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging van de dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 is op de terechtzitting van 21 september 2021 gewijzigd. De (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16-230634-20
feit 1
primair:op 11 september 2020 te Maarssen, samen met anderen met (bedreiging met) geweld heeft geprobeerd om een scooter te stelen van [slachtoffer 1] ;
subsidiair: op 11 september 2020 te Maarssen, samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
feit 2
primair:op 11 september 2020 te Maarssen, samen met anderen met (bedreiging met) geweld heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van zijn scooter;
subsidiair: op 11 september 2020 te Maarssen, samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 16-052462-21
feit 1
primair:op 22 februari 2021 te Maarssen, samen met een ander in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] ;
subsidiair: op 22 februari 2021 te Maarssen, samen met een ander [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 2 op 22 februari 2021 te Maarssen, een poging heeft gedaan om [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen;
feit 3 op 6 januari 2021 te Maarssen een mes heeft gedragen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de bij dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 onder
1 primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging en de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aanwezig was op de plaats delict ten tijde van de aan hem ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. Ook acht de officier van justitie de bij dagvaarding onder parketnummer 16-052462-21 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de bekennende verklaringen van verdachte. Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging, dan wel de mishandeling in vereniging van het slachtoffer [slachtoffer 2] merkt hij nog op dat een beroep op noodweer niet kan slagen. Het handelen van verdachte voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bij dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 onder 1 (primair en subsidiair) en 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft gepleegd en dat er van enige nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten geen sprake is geweest. Voor de verklaring van de aangever dat het verdachte is geweest die de bedreiging heeft geuit over een mes is geen steunbewijs te vinden in het dossier. Ook valt niet uit het dossier af te leiden dat verdachte degene is geweest die heeft gepoogd de scooter weg te nemen.
Ten aanzien van de bij dagvaarding onder parketnummer 16-052462-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman het aan de rechtbank overgelaten te beoordelen of een noodweerverweer kan slagen.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde wapenbezit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16-230634-20
Vrijspraak voor feit 1 primair:
De rechtbank overweegt dat de feitelijke handelingen beschreven in het onder 1 primair ten laste gelegde op zich wettig en overtuigend te bewijzen zijn, echter vallen deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank niet te kwalificeren als een poging tot diefstal met geweld in vereniging. Er moet sprake zijn geweest van het oogmerk om goederen wederrechtelijk weg te nemen (diefstal). De rechtbank is van oordeel dat dit niet kan worden bewezen nu geen (begin van) daarop gerichte feitelijke handeling is opgenomen in de tenlastelegging. Verdachte zal hier dan ook van worden vrijgesproken.
Parketnummer 16-230634-20
Bewijsmiddelen [1]
Feiten 1 subsidiair en 2 primair
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021, zakelijk weergegeven:
Ik was op 11 september 2020 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig op de Safariweg in Maarssen. Ik had een zwart petje op, een donker trainingspak aan en ik had een Louis Vuitton tasje om. [2]
Proces-verbaal verhoor verdachte in de raadkamer van 18 maart 2021:
Het zou kunnen dat ik iets over een mes heb gezegd, maar ik had er geen bij mij. [3]
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 11 september 2020 te Maarssen reed ik weg van de voetbalvereniging. Ik was samen met [A] . Ik reed op mijn scooter. [A] zat achterop. Ik zag drie jongens in Waterstede lopen. Ik reed door richting Bisonspoor. Ik kwam daar het broertje van [A] tegen. Ik stopte en [A] en ik hebben toen met die groep staan praten. Dit was voor de ING. Ongeveer drie tot vijf minuten later stonden die drie jongens uit Waterstede naast ons.
Een van die drie jongens stond vlak bij mij en stond mij dreigend aan te kijken.
Ik kan die jongen als volgt omschrijven:
  • ongeveer 1.80 meter lang
  • dun postuur
  • kort krullend haar
  • vest en een trui aan
  • wit uiterlijk
  • ongeveer 18 a 19 jaar oud
Hij stond tegen mijn scooter aan. [4] Ik zag dat de jongen met kort krullend haar met zijn linkerhand in mijn gezicht sloeg. Een van de andere twee jongens, die ik in Waterstede had gezien, stond ook bij mij in de buurt
.Hij stond voor mij aan de rechterkant. Ik zag dat hij op ongeveer een halve meter van mijn scooter af stond.
Ik kan de jongen als volgt omschrijven:
  • ongeveer 1.85 meter lang
  • donker getint
  • grijze capuchon op
  • normaal postuur
  • trainingsbroek
  • ongeveer 18 a 19 jaar oud
Ik zag dat die donker getinte jongen een ballon in zijn mond had. Ik zag dat die jongen met zijn hand naar de sleutel van mijn scooter ging. Ik zag dat die jongen de sleutel vastpakte met zijn rechterhand. De sleutel zat in het slot van mijn scooter. Ik heb toen mijn hand op zijn hand geplaatst om te voorkomen dat hij de sleutel zou pakken. Op de sleutel zit een plastic hoesje. Ik voelde dat de jongen zijn hand wegtrok
.Ik zag dat de sleutel nog in het slot stak. Ik zag dat het plastic hoesje was losgekomen met de rest van de sleutelbos. Ik zag dat de donker getinte jongen de sleutelbos weggooide. De jongen die links naast mij stond, die met kort krullend haar, duwde mij van mijn scooter af. Hierdoor stapte ik van mijn scooter af. Hierdoor viel de scooter op de grond
.Toen begon die jongen met kort krullend haar mij in mijn gezicht en in mijn zij te slaan
.Ik zag en voelde dat hij mij met zowel zijn vlakke hand als zijn vuisten sloeg.
De derde jongen stond erbij met zijn handen in zijn zakken van zijn broek. Ik zag dat die jongen rechts achter mij stond. Ik kan die jongen als volgt omschrijven:
  • ongeveer 1.75 lang
  • blauw vest aan
  • capuchon op schoudertasje om, volgens mij van Louis Vuitton
  • ongeveer 18 a 19 jaar oud.
Ik hoorde die jongen zeggen: “Ik heb een mes. Ik zou die scooter maar geven”. Ik ben toen weggerend. Ik zag dat de donker getinte jongen en de jongen met kort krullend haar achter mij aan begonnen te rennen. Ik zag en voelde dat die beide jongens mij begonnen te slaan en te trappen. Ik zag dat die jongen met kort krullend haar achter mij bleef rennen. Ik zag dat die drie jongens wegrende. [5]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:Ik was op 11 september 2020, omstreeks 22:10 uur aanwezig op de openbare weg met wat vrienden van mij. [6] Ik zag dat de drie jongens direct om een scooter heen gingen staan. Ik zag dat één van deze drie jongens de bestuurder van de scooter een klap gaf met zijn vlakke hand. Hierna zag ik dat er opnieuw geslagen werd en nu viel de bestuurder van zijn scooter. Ik zag dat deze jongen op stond en vervolgens hard wegrende. Ik zag dat de jongen in mijn richting kwam rennen en ik herkende deze jongen als [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd achterna gezeten door twee van de drie jongens. Ik zag dat deze twee jongens [slachtoffer 1] aan het slaan en trappen waren in de loop. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel en dat hij nog meer klappen en trappen kreeg. Ik zag dat de achtergebleven jongen bij de scooter bleef en hierop ging zitten. Ik hoorde dat er geprobeerd werd om de scooter te starten. Ik hoorde vervolgens dat [C] heel hard riep dat de politie onderweg was en zag dat de jongen op de scooter van de scooter afstapte. Ik zag dat de drie jongens gezamenlijk wegrenden richting Bisonspoor. [7]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:Wij zijn over het pad langs Waterstede weggelopen richting station Maarssen. Op het hoekje bij de ING bank tegenover Monkey Town stond al een groepje jongeren, waar ik er een aantal van herkende. Ik zag onder andere [B] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was op de scooter en achterop de scooter zat nog een jongen. [8] Ik zag dat één van de drie vreemde jongens tegen de scooter van [slachtoffer 1] stonden de duwen met zijn lichaam. Ik zag ineens dat één van de jongens zijn arm ophief en een zwaaiende beweging maakte. Ik zag dat de jongen [slachtoffer 1] in zijn gezicht raakte met de zwaaiende arm. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] een duw kreeg. Ik zag dat de scooter bewoog en dat de jongen die achterop zat nog net op tijd kon afstappen. Ik zag dat de scooter om viel en dat [slachtoffer 1] ook viel. Ik zag dat twee van de drie jongens naar [slachtoffer 1] liepen.
Ik zag dat jongen 1 en jongen 2 achter [slachtoffer 1] aanliepen. Ik zag dat [slachtoffer 1] ineens viel.
Ik zag dat jongen 1 en jongen 2 [slachtoffer 1] begonnen te schoppen en slaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] tegen zijn benen en/of knieën geschopt werd. Ik zag dat hij ook op zijn lichaam geslagen werd door de jongen 1 en jongen 2. Ik keek op een goed moment naar de plek waar de scooter lag en waar jongen drie nog steeds stond. Ik zag dat jongen drie met de scooter aan het rommelen was. Ik zag dat hij een schop tegen de scooter gaf, ik denk uit frustratie omdat het niet lukte om de scooter te starten.
Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
jongen 1: ongeveer 180 centimeter 16/17 jaar oud Nederlandse jongen grijs trainingspak zwarte muts op normaal postuur,
jongen 2: ongeveer 180 centimeter 17/18 jaar zwart trainingspak stoppelbaard normaal postuur sprak zonder accent Noord Afrikaans uiterlijk stoppelbaardje, [9]
jongen 3: ongeveer 180 centimeter 16/17 jaar vermoedelijk donkere kleding normaal postuur. Bleef de hele tijd beetje op de achtergrond. Is bij de scooter blijven staan, heeft niet geschopt of geslagen. [10]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2 primair
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de openlijke geweldpleging in vereniging tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd (feit 1 subsidiair) en dat hij samen met anderen een poging tot afpersing van de scooter van [slachtoffer 1] heeft gedaan (feit 2 primair).
De rechtbank acht bewezen dat verdachte jongen 3 uit de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 2] betreft en dat hij samen met de medeverdachten het slachtoffer [slachtoffer 1] op intimiderende wijze heeft omsingeld, dat verdachte daarbij heeft gezegd dat hij een mes bij zich had en dat het slachtoffer zijn scooter moest geven en vervolgens op de scooter van [slachtoffer 1] is gaan zitten. De medeverdachten hebben daarbij [slachtoffer 1] geduwd, geslagen en geschopt. Het slachtoffer is weggerend en nadat de scooter niet wilde starten zijn ook de verdachte en de medeverdachten vertrokken. Gelet op de rol en de bijdrage van verdachte aan deze ten laste gelegde feiten is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, zodat ook het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
Parketnummer 16-052462-21
Bewijsmiddelen [11]
Feiten 1 primair en 2
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021, zakelijk weergegeven:
U bespreekt met mij hetgeen op de beelden van het voorval op 21 februari 2021 wordt waargenomen. Ik ben de persoon die het slachtoffer heeft geslagen en geschopt en ik heb
richting het hoofd van het slachtoffer getrapt door middel van een high-kick. [12]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2]Ik fietste vandaag, 21 februari 2021 over de Breedstraat te Maarssen. Voor mij liepen een jongen en een meisje. Zij liepen midden op de weg. Toen ik langs hun fietste, kreeg ik een trap tegen mijn fiets. Als eerste reactie, legde ik mijn fiets neer. Ik hoorde dat de jongen zei: "Kom dan, kom dan". In mijn emotie liep ik naar de jongen toe. Ik was boos, ik wilde hem slaan. Ik haalde uit, maar ik raakte hem niet. Direct daarna, duwde de jongen mij. Nadat dit gebeurde, voelde ik direct een duw in mijn rug. Toen ik omkeek, zag ik dat het meisje hier stond. Terwijl ik naar het meisje keek, voelde ik ineens een klap op mijn hoofd. Ik voelde een intense pijn. De jongen gaf mij een stomp. Deze stomp was zo hard, dat ik in de richting van het meisje viel. Deze reageerde door mij tegen mijn benen te trappen. Dit deed pijn. Direct hierna voelde ik dat ik van achteren werd aangevallen. Ik kreeg vanaf dit moment diverse stompen en trappen over mijn hele lichaam. Ik voelde diverse pijnscheuten. Ik kan mij niet meer herinneren hoeveel stompen en trappen ik heb gehad. Ik kreeg van zowel de jongen als het meisje meerdere stompen. Ik heb op meerdere plekken verwondingen. Ik heb schaafwonden op mijn hand en op mijn been. Ook voel ik dat het op verschillende plekken op mijn hoofd beurs is. [13]
Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]
Camerabeelden:
Van de meldkamer hoorden we dat het incident door de camera's van cameratoezicht van
de politie was vastgelegd. Deze beelden kregen wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van
cameratoezicht via Whatsapp toegezonden. Wij bekeken de beelden ter plaatse. Wij
zagen op de beelden dat:
- [slachtoffer 2] op zijn fiets door de Breedstraat heen fietst in de richting van de
Kaatsbaan.
- [slachtoffer 2] tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] doorfietst die midden op de weg lopen.
- [slachtoffer 2] zijn lichaam draait en zijn hoofd (kennelijk afkeurend) schudt.
- [verdachte] daarop met zijn rechtervoet tegen de rechter fietstas van [slachtoffer 2]
schopt.
- [slachtoffer 2] daarop afstapt, zijn fiets neerlegt en met zijn armen wijd naar [verdachte]
toeloopt.
- [slachtoffer 2] met zijn vlakke rechterhand uithaalt naar [verdachte] maar hem mist.
- [slachtoffer 2] een duw met beide armen tegen zijn borst krijgt van [verdachte] en daardoor
naar achteren wankelt.
- [slachtoffer 2] een duw in zijn rug krijgt van [medeverdachte 3] die achter hem staat. Hierdoor
wankelt hij weer naar voren en draait zich om in de richting van [medeverdachte 3] .
- [slachtoffer 2] krijgt daarop een harde klap tegen zijn achterhoofd van [verdachte] de hem
met kracht met een gebalde vuist slaat.
- [slachtoffer 2] struikelt daardoor naar voren en valt met zijn handen vooruit tegen
[medeverdachte 3] aan die hierdoor weer tegen een deur wordt aangedrukt.
- [slachtoffer 2] wordt hierop wederom van achteren aangevallen door [verdachte] die eerst een
trap met zijn linkerbeen geeft tegen [slachtoffer 2] en daarop met kracht drie rechtse
hoeken met zijn gebalde vuist geeft tegen het hoofd van, [slachtoffer 2] .
- Tegelijk slaat [medeverdachte 3] ook twee keer met haar rechterhand tegen het hoofd van [slachtoffer 2]
.
- Daarop schopt [verdachte] met zijn rechterbeen met kracht richting het hoofd van [slachtoffer 2]
en mist die maar net omdat [slachtoffer 2] zijn hoofd bukt.
- Vervolgens slaat [verdachte] nog één keer met kracht met zijn rechter gebalde vuist
tegen het hoofd van [slachtoffer 2] . [14]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 primair en 2
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging gepleegd tegen [slachtoffer 2] (feit 1 primair) en een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] (feit 2). Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. Hoewel de raadsman dit verweer niet uitdrukkelijk heeft gevoerd, zal de rechtbank ambtshalve de vraag beantwoorden of er aan de kant van de verdachte sprake was van noodweer. De rechtbank stelt voorop dat voor het aannemen van een noodweersituatie vereist is dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de verdediging noodzakelijk is.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk dat verdachte zich heeft bevonden in een noodweersituatie. De rechtbank gaat uit van de feitelijke gang van zaken zoals die door aangever is gesteld en door de camerabeelden ook wordt bevestigd. Hieruit volgt dat verdachte een klap tegen de fiets van aangever heeft gegeven en hem met de woorden “kom dan, kom dan” heeft opgedragen te komen. Van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangever van verdachte was op dat moment dus geen sprake. Daar komt bij dat als naar het geheel van de handelingen wordt gekeken van de verdachte, deze handelingen naar de uiterlijke verschijningsvorm, geenszins kunnen worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Deze moeten, naar de kern bezien, als aanvallend worden aangemerkt.
Feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het bij dagvaarding onder parketnummer
16-052462-21 onder 3 ten laste gelegde feit, voor zover bewezen verklaard, bekend. De raadsman heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2021; [15]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2021, genummerd PL0900-2021005796-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 53 e.v.; [16]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen van 20 januari 2021, genummerd PL0900-2021005796-7, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 56. [17]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16-230634-20
1.
subsidiair
op 11 september 2020 te Maarssen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Safariweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
- op intimiderende wijze omsingelen van die [slachtoffer 1] ;
- meermalen tegen het het hoofd, van die [slachtoffer 1] slaan en tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] duwen, waarna die [slachtoffer 1] op de grond viel en
- vervolgens toevoegen van de woorden ‘ik heb een mes’ en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] probeerde te vluchten meermalen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] trappen en slaan.
2.
primair
op 11 september 2020 te Maarssen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een scooter, die geheel aan die [slachtoffer 1] toebehoorde
naar die [slachtoffer 1] zijn toegelopen en
om die [slachtoffer 1] zijn gaan staan en die [slachtoffer 1] , meermalen op diens gezicht heeft gestompt en/of geslagen en tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] hebben geduwd, waarna die [slachtoffer 1] van zijn scooter viel en waarna die [slachtoffer 1] op de grond viel en hierbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Ik heb een mes. Ik zou die scooter maar geven” en vervolgens achter die [slachtoffer 1] zijn aangerend en meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] hebben geschopt en getrapt en gestompt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 16-052462-21
1. primair
op 22 februari 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, openlijk, te weten, op de Breedstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door
- meermalen te slaan en te stompen tegen het hoofd en het lichaam van deze [slachtoffer 2] , en
- meermalen, te schoppen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 2] ;

2.

op of omstreeks 22 februari 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen in de richting van het hoofd van deze [slachtoffer 2] heeft getrapt door middel van een high kick, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 6 januari 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een mes, waarvan het lemmet meer dan een snijkant had, heeft gedragen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
parketnummer 16-230634-20
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
onder 1 subsidiairbewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
onder 2 primairbewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
parketnummer 16-052462-21
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
onder 1 primairbewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
onder 2bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling;
onder 3bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de door de officier van justitie bewezen geachte misdrijven te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bestaande uit agressieregulatie en middelengebruik, een middelenverbod waaronder urinecontroles, en een contactverbod met slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ten aanzien van de overtreding, te weten het wapenbezit, heeft de officier van justitie een geldboete van € 250,00 gevorderd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis relatief goed gaat met verdachte, dat hij aan het werk is, en dat het van belang is dat verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt zodat hij zijn leven kan opbouwen. Daarbij wijst de verdediging op de jonge leeftijd van verdachte. De verdediging verzoekt aan de rechtbank te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van de tijd die verdachte ten tijde van het uitspreken van het vonnis al in preventieve hechtenis heeft doorgebracht en daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Ten aanzien van het wapenbezit verzoekt de verdediging een geldboete op te leggen. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zich kan vinden in de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering worden geadviseerd met daarbij wel de opmerking dat een ambulante behandeling ook door de reclassering niet meer noodzakelijk wordt geacht. De verdediging heeft geen bezwaar tegen de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging tegen slachtoffer [slachtoffer 1] en hebben gepoogd de scooter van [slachtoffer 1] met geweld en bedreiging met geweld weg te nemen. Het geweld bestond uit het slaan, stompen, schoppen en slaan tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 1] . Ook heeft de verdachte [slachtoffer 1] daarbij verbaal bedreigd door te zeggen dat hij een mes bij zich had.
Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat de situatie voor [slachtoffer 1] heel beangstigend is geweest. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging en een poging tot zware mishandeling van een 72-jarige man. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte na een verkeersakkefietje op de openbare weg [slachtoffer 2] flink mishandeld door hem te duwen, te slaan, te stompen en te trappen en daarbij heeft verdachte ook geprobeerd om [slachtoffer 2] een high-kick tegen zijn hoofd te geven. Bij deze feiten heeft verdachte zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelingen voor de slachtoffers. Daarbij komt dat dergelijke feiten grote impact plegen te hebben op de slachtoffers daarvan en versterken deze in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Tenslotte heeft verdachte een mes voorhanden gehad. Verdachte heeft zich in een korte tijd schuldig gemaakt aan verschillende ernstige strafbare feiten.
Persoon van verdachteDe rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of in strafmatigende zin mee.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van de reclasseringsadviezen van 23 februari 2021, 17 maart 2021, 25 mei 2021 en 16 september 2021.
In het rapport van 25 mei 2021, opgesteld door reclasseringswerker B. Frankes wordt geconcludeerd dat op basis van de frequente justitiecontacten de afgelopen periode, in combinatie met de zorgen op verschillende leefgebieden, het risico op recidive ingeschat wordt op gemiddeld tot hoog, eveneens als het risico op letselschade. Het risico op onttrekking schat de reclassering in op gemiddeld aangezien verdachte eerdere voorwaarden heeft overtreden. In het meeste recente rapport van 16 september 2021, opgesteld door reclasseringswerker R. Hageman, wordt de voortgang besproken van de op 24 maart 2021 bij schorsing van voorlopige hechtenis opgelegde bijzondere voorwaarden aan verdachte. Aan verdachte zijn opgelegd een meldplicht, een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten, een locatiegebod, een ambulante behandelverplichting, het meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en het meewerken aan middelencontrole.
De reclassering is van mening dat voortzetting van het plan van aanpak van belang is. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling het locatiegebod niet meer op te leggen als bijzondere voorwaarde. Verdachte is de afgelopen periode goed in staat geweest om zich aan de afspraken te houden en lijkt intrinsiek gemotiveerd om zijn leven op constructieve wijze op te bouwen. De overige bijzondere voorwaarden geven de reclassering voldoende externe sturing om deze motivatie te monitoren, aldus de reclassering.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het binnen de Rechtspraak gehouden Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Ten aanzien van de bij dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 bewezenverklaarde feiten gaat de rechtbank uit van eendaadse samenloop. Dit geldt ook voor de bij de dagvaarding onder parketnummer 16-052462-21 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden. De deels voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd, omdat zij het van belang acht dat verdachte gedurende de proeftijd van 3 jaren hulp en behandeling krijgt om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten gaat plegen. Voor het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffer [slachtoffer 2] ziet de rechtbank op dit moment verder geen aanleiding meer en dit zal de rechtbank dan ook niet meer opleggen. Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1] zal dit contactverbod wel nog worden opgelegd.
Daarnaast zal de rechtbank voor het bij dagvaarding onder parketnummer 16-052462-21 onder 3 bewezen verklaarde overtreding een geldboete opleggen ter hoogte van € 250,- te vervangen door 5 dagen hechtenis.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.903,55. Dit bedrag bestaat uit € 1.503,55 aan materiële schade en € 1.400,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij heeft verzocht het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Tevens heeft hij verzocht de schadevergoedingsmaatregel (zoals bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering tot schadevergoeding door de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld in de betaling van de schade.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering gelet op de door raadsman bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen nu niet vaststaat dat de schade aan de scooter ook daadwerkelijk is gerepareerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft ten aanzien van de materiële schade een bedrag van € 1.503,55 gevorderd. Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. .
Immateriële schade
Wat betreft de immateriële schade staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade voor de bewezen verklaarde feiten. Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien er (ook) sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank weegt mee dat de bewezen verklaarde feiten een enorme impact op het slachtoffer hebben gehad. De aanval van verdachte en zijn mededaders zijn voor de benadeelde partij een zeer nare ervaring geweest.
Gelet op onder meer schadevergoedingen zoals die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van in totaal € 500,- voor de immateriële schade billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft ten aanzien van de immateriële schade meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 1.000,- hoofdelijk toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 141, 302 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 27 en 54 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het bij dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het bij dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde en het bij dagvaarding onder parketnummer 16-052462-21 onder 1 primair, onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bij dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde en het bij dagvaarding onder parketnummer 16-052462-21 onder 1 primair, onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte ten aanzien van bij dagvaarding onder parketnummer 16-230634-20 onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde en het bij dagvaarding onder parketnummer 16-052462-21 onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde tot een
gevangenisstrafvan
8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 5 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
3 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
zich blijft melden bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
zich houdt aan een contactverbod. Hij heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangever [slachtoffer 1] , geboren te [geboorteplaats] op [2003] , wonende te [woonplaats] , [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, waarbij het toezicht van het contactverbod plaatsvindt door de politie;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte voor van bij dagvaarding onder parketnummer 16-052462-21 onder 3 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 250,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen.
Voorlopige hechtenis
- heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Benadeelde partij [slachtoffer 1];
 wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1000,-, bestaande uit € 500,- materiële schade en € 500,- immateriële schade;
 veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
 verklaart [slachtoffer 1] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
 veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
 legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
 bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/230634-20
1. primair
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Maarssen, binnen de gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met gebeld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
naar die [slachtoffer 1] is/zijn toegelopen en/of
om die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan en/of die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal, tegen of op diens gezicht, althans diens hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd, waardoor of waarna die [slachtoffer 1] van zijn scooter viel en/of waardoor of waarna die [slachtoffer 1] op de grond viel en/of hierbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Ik heb een mes. Ik zou die scooter maar geven”, althans woorden van dergelijk dreigende aard en/of strekking en/of
(vervolgens) achter die [slachtoffer 1] is/zijn aangerend en/of meermalen, althans eenmaal, tegen of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Maarssen, althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Safariweg, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd teen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
- ( op intimiderend wijze) omsingelen van die [slachtoffer 1] ;
- meermalen tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 1] slaan en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] duwen, waardoor! waarna die [slachtoffer 1] op de grond viel en/of
- ( vervolgens) toevoegen van de woorden ‘
ik heb een mes’ en/of
- ( vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] probeerde te vluchten) meermalen tegen/op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] trappen en/of slaan.
(art 141 Wetboek van Strafrecht)
2. primair
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Maarssen, binnen de gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde
naar die [slachtoffer 1] is/zijn toegelopen en/of
om die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan en/of die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal, tegen of op diens gezicht, althans diens hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd, waardoor of waarna die [slachtoffer 1] van zijn scooter viel en/of waardoor of waarna die [slachtoffer 1] op de grond viel en/of
hierbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Ik heb een mes. Ik zou die scooter maar geven”, althans woorden van dergelijk dreigende aard en/of strekking en/of
(vervolgens) achter die [slachtoffer 1] is/zijn aangerend en/of meermalen, althans eenmaal, tegen of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Maarssen, althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Safariweg, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd teen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
- ( op intimiderend wijze) omsingelen van die [slachtoffer 1] ;
- meermalen tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 1] slaan en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] duwen, waardoor! waarna die [slachtoffer 1] op de grond viel en/of
- ( vervolgens) toevoegen van de woorden ‘ik heb een mes’ en/of
- ( vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] probeerde te vluchten) meermalen tegen/op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] trappen en/of slaan.
(art 141 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 16/052462-21
1. hij op of omstreeks 22 februari 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht openlijk, te weten, op/aan de Breedstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door
- meermalen, althans eenmaal te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van deze [slachtoffer 2] , en/of
- meermalen, althans eenmaal te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 2] ;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 februari 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van deze [slachtoffer 2] , en/of
- meermalen, althans eenmaal te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 2] ;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 22 februari 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen in de richting van het hoofd/gezicht van deze [slachtoffer 2] heeft getrapt/geschopt (door middel van een high kick) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3. hij op of omstreeks 6 januari 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een mes, waarvan het lemmet meer dan een snijkant had, heeft gedragen;
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 november 2020, genummerd PL0900-2020296563 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 119. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2021.
3.Een proces-verbaal van verhoor in raadkamer van 18 maart 2021.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 47.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 48.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 54.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 55.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 89.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 90.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 91.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 februari 2021, genummerd PL0900-2021059669 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 65. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Een verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2021.
13.Een proces-verbaal van aangifte van 22 februari 2021, pagina 10.
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2021, pagina 6.
15.Een verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2021.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 53.
17.Een proces-verbaal onderzoek wapen, pagina 56.