4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16-230634-20
Vrijspraak voor feit 1 primair:
De rechtbank overweegt dat de feitelijke handelingen beschreven in het onder 1 primair ten laste gelegde op zich wettig en overtuigend te bewijzen zijn, echter vallen deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank niet te kwalificeren als een poging tot diefstal met geweld in vereniging. Er moet sprake zijn geweest van het oogmerk om goederen wederrechtelijk weg te nemen (diefstal). De rechtbank is van oordeel dat dit niet kan worden bewezen nu geen (begin van) daarop gerichte feitelijke handeling is opgenomen in de tenlastelegging. Verdachte zal hier dan ook van worden vrijgesproken.
Parketnummer 16-230634-20
Bewijsmiddelen
Feiten 1 subsidiair en 2 primair
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021, zakelijk weergegeven:
Ik was op 11 september 2020 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig op de Safariweg in Maarssen. Ik had een zwart petje op, een donker trainingspak aan en ik had een Louis Vuitton tasje om.
Proces-verbaal verhoor verdachte in de raadkamer van 18 maart 2021:
Het zou kunnen dat ik iets over een mes heb gezegd, maar ik had er geen bij mij.
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 11 september 2020 te Maarssen reed ik weg van de voetbalvereniging. Ik was samen met [A] . Ik reed op mijn scooter. [A] zat achterop. Ik zag drie jongens in Waterstede lopen. Ik reed door richting Bisonspoor. Ik kwam daar het broertje van [A] tegen. Ik stopte en [A] en ik hebben toen met die groep staan praten. Dit was voor de ING. Ongeveer drie tot vijf minuten later stonden die drie jongens uit Waterstede naast ons.
Een van die drie jongens stond vlak bij mij en stond mij dreigend aan te kijken.
Ik kan die jongen als volgt omschrijven:
- ongeveer 1.80 meter lang
- dun postuur
- kort krullend haar
- vest en een trui aan
- wit uiterlijk
- ongeveer 18 a 19 jaar oud
Hij stond tegen mijn scooter aan.Ik zag dat de jongen met kort krullend haar met zijn linkerhand in mijn gezicht sloeg. Een van de andere twee jongens, die ik in Waterstede had gezien, stond ook bij mij in de buurt
.Hij stond voor mij aan de rechterkant. Ik zag dat hij op ongeveer een halve meter van mijn scooter af stond.
Ik kan de jongen als volgt omschrijven:
- ongeveer 1.85 meter lang
- donker getint
- grijze capuchon op
- normaal postuur
- trainingsbroek
- ongeveer 18 a 19 jaar oud
Ik zag dat die donker getinte jongen een ballon in zijn mond had. Ik zag dat die jongen met zijn hand naar de sleutel van mijn scooter ging. Ik zag dat die jongen de sleutel vastpakte met zijn rechterhand. De sleutel zat in het slot van mijn scooter. Ik heb toen mijn hand op zijn hand geplaatst om te voorkomen dat hij de sleutel zou pakken. Op de sleutel zit een plastic hoesje. Ik voelde dat de jongen zijn hand wegtrok
.Ik zag dat de sleutel nog in het slot stak. Ik zag dat het plastic hoesje was losgekomen met de rest van de sleutelbos. Ik zag dat de donker getinte jongen de sleutelbos weggooide. De jongen die links naast mij stond, die met kort krullend haar, duwde mij van mijn scooter af. Hierdoor stapte ik van mijn scooter af. Hierdoor viel de scooter op de grond
.Toen begon die jongen met kort krullend haar mij in mijn gezicht en in mijn zij te slaan
.Ik zag en voelde dat hij mij met zowel zijn vlakke hand als zijn vuisten sloeg.
De derde jongen stond erbij met zijn handen in zijn zakken van zijn broek. Ik zag dat die jongen rechts achter mij stond. Ik kan die jongen als volgt omschrijven:
- ongeveer 1.75 lang
- blauw vest aan
- capuchon op schoudertasje om, volgens mij van Louis Vuitton
- ongeveer 18 a 19 jaar oud.
Ik hoorde die jongen zeggen: “Ik heb een mes. Ik zou die scooter maar geven”. Ik ben toen weggerend. Ik zag dat de donker getinte jongen en de jongen met kort krullend haar achter mij aan begonnen te rennen. Ik zag en voelde dat die beide jongens mij begonnen te slaan en te trappen. Ik zag dat die jongen met kort krullend haar achter mij bleef rennen. Ik zag dat die drie jongens wegrende.
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:Ik was op 11 september 2020, omstreeks 22:10 uur aanwezig op de openbare weg met wat vrienden van mij.Ik zag dat de drie jongens direct om een scooter heen gingen staan. Ik zag dat één van deze drie jongens de bestuurder van de scooter een klap gaf met zijn vlakke hand. Hierna zag ik dat er opnieuw geslagen werd en nu viel de bestuurder van zijn scooter. Ik zag dat deze jongen op stond en vervolgens hard wegrende. Ik zag dat de jongen in mijn richting kwam rennen en ik herkende deze jongen als [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd achterna gezeten door twee van de drie jongens. Ik zag dat deze twee jongens [slachtoffer 1] aan het slaan en trappen waren in de loop. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel en dat hij nog meer klappen en trappen kreeg. Ik zag dat de achtergebleven jongen bij de scooter bleef en hierop ging zitten. Ik hoorde dat er geprobeerd werd om de scooter te starten. Ik hoorde vervolgens dat [C] heel hard riep dat de politie onderweg was en zag dat de jongen op de scooter van de scooter afstapte. Ik zag dat de drie jongens gezamenlijk wegrenden richting Bisonspoor.
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:Wij zijn over het pad langs Waterstede weggelopen richting station Maarssen. Op het hoekje bij de ING bank tegenover Monkey Town stond al een groepje jongeren, waar ik er een aantal van herkende. Ik zag onder andere [B] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was op de scooter en achterop de scooter zat nog een jongen.Ik zag dat één van de drie vreemde jongens tegen de scooter van [slachtoffer 1] stonden de duwen met zijn lichaam. Ik zag ineens dat één van de jongens zijn arm ophief en een zwaaiende beweging maakte. Ik zag dat de jongen [slachtoffer 1] in zijn gezicht raakte met de zwaaiende arm. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] een duw kreeg. Ik zag dat de scooter bewoog en dat de jongen die achterop zat nog net op tijd kon afstappen. Ik zag dat de scooter om viel en dat [slachtoffer 1] ook viel. Ik zag dat twee van de drie jongens naar [slachtoffer 1] liepen.
Ik zag dat jongen 1 en jongen 2 achter [slachtoffer 1] aanliepen. Ik zag dat [slachtoffer 1] ineens viel.
Ik zag dat jongen 1 en jongen 2 [slachtoffer 1] begonnen te schoppen en slaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] tegen zijn benen en/of knieën geschopt werd. Ik zag dat hij ook op zijn lichaam geslagen werd door de jongen 1 en jongen 2. Ik keek op een goed moment naar de plek waar de scooter lag en waar jongen drie nog steeds stond. Ik zag dat jongen drie met de scooter aan het rommelen was. Ik zag dat hij een schop tegen de scooter gaf, ik denk uit frustratie omdat het niet lukte om de scooter te starten.
Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
jongen 1: ongeveer 180 centimeter 16/17 jaar oud Nederlandse jongen grijs trainingspak zwarte muts op normaal postuur,
jongen 2: ongeveer 180 centimeter 17/18 jaar zwart trainingspak stoppelbaard normaal postuur sprak zonder accent Noord Afrikaans uiterlijk stoppelbaardje,
jongen 3: ongeveer 180 centimeter 16/17 jaar vermoedelijk donkere kleding normaal postuur. Bleef de hele tijd beetje op de achtergrond. Is bij de scooter blijven staan, heeft niet geschopt of geslagen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2 primair
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de openlijke geweldpleging in vereniging tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd (feit 1 subsidiair) en dat hij samen met anderen een poging tot afpersing van de scooter van [slachtoffer 1] heeft gedaan (feit 2 primair).
De rechtbank acht bewezen dat verdachte jongen 3 uit de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 2] betreft en dat hij samen met de medeverdachten het slachtoffer [slachtoffer 1] op intimiderende wijze heeft omsingeld, dat verdachte daarbij heeft gezegd dat hij een mes bij zich had en dat het slachtoffer zijn scooter moest geven en vervolgens op de scooter van [slachtoffer 1] is gaan zitten. De medeverdachten hebben daarbij [slachtoffer 1] geduwd, geslagen en geschopt. Het slachtoffer is weggerend en nadat de scooter niet wilde starten zijn ook de verdachte en de medeverdachten vertrokken. Gelet op de rol en de bijdrage van verdachte aan deze ten laste gelegde feiten is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, zodat ook het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
Parketnummer 16-052462-21
Bewijsmiddelen
Feiten 1 primair en 2
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021, zakelijk weergegeven:
U bespreekt met mij hetgeen op de beelden van het voorval op 21 februari 2021 wordt waargenomen. Ik ben de persoon die het slachtoffer heeft geslagen en geschopt en ik heb
richting het hoofd van het slachtoffer getrapt door middel van een high-kick.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2]Ik fietste vandaag, 21 februari 2021 over de Breedstraat te Maarssen. Voor mij liepen een jongen en een meisje. Zij liepen midden op de weg. Toen ik langs hun fietste, kreeg ik een trap tegen mijn fiets. Als eerste reactie, legde ik mijn fiets neer. Ik hoorde dat de jongen zei: "Kom dan, kom dan". In mijn emotie liep ik naar de jongen toe. Ik was boos, ik wilde hem slaan. Ik haalde uit, maar ik raakte hem niet. Direct daarna, duwde de jongen mij. Nadat dit gebeurde, voelde ik direct een duw in mijn rug. Toen ik omkeek, zag ik dat het meisje hier stond. Terwijl ik naar het meisje keek, voelde ik ineens een klap op mijn hoofd. Ik voelde een intense pijn. De jongen gaf mij een stomp. Deze stomp was zo hard, dat ik in de richting van het meisje viel. Deze reageerde door mij tegen mijn benen te trappen. Dit deed pijn. Direct hierna voelde ik dat ik van achteren werd aangevallen. Ik kreeg vanaf dit moment diverse stompen en trappen over mijn hele lichaam. Ik voelde diverse pijnscheuten. Ik kan mij niet meer herinneren hoeveel stompen en trappen ik heb gehad. Ik kreeg van zowel de jongen als het meisje meerdere stompen. Ik heb op meerdere plekken verwondingen. Ik heb schaafwonden op mijn hand en op mijn been. Ook voel ik dat het op verschillende plekken op mijn hoofd beurs is.
Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]
Camerabeelden:
Van de meldkamer hoorden we dat het incident door de camera's van cameratoezicht van
de politie was vastgelegd. Deze beelden kregen wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van
cameratoezicht via Whatsapp toegezonden. Wij bekeken de beelden ter plaatse. Wij
zagen op de beelden dat:
- [slachtoffer 2] op zijn fiets door de Breedstraat heen fietst in de richting van de
Kaatsbaan.
- [slachtoffer 2] tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] doorfietst die midden op de weg lopen.
- [slachtoffer 2] zijn lichaam draait en zijn hoofd (kennelijk afkeurend) schudt.
- [verdachte] daarop met zijn rechtervoet tegen de rechter fietstas van [slachtoffer 2]
schopt.
- [slachtoffer 2] daarop afstapt, zijn fiets neerlegt en met zijn armen wijd naar [verdachte]
toeloopt.
- [slachtoffer 2] met zijn vlakke rechterhand uithaalt naar [verdachte] maar hem mist.
- [slachtoffer 2] een duw met beide armen tegen zijn borst krijgt van [verdachte] en daardoor
naar achteren wankelt.
- [slachtoffer 2] een duw in zijn rug krijgt van [medeverdachte 3] die achter hem staat. Hierdoor
wankelt hij weer naar voren en draait zich om in de richting van [medeverdachte 3] .
- [slachtoffer 2] krijgt daarop een harde klap tegen zijn achterhoofd van [verdachte] de hem
met kracht met een gebalde vuist slaat.
- [slachtoffer 2] struikelt daardoor naar voren en valt met zijn handen vooruit tegen
[medeverdachte 3] aan die hierdoor weer tegen een deur wordt aangedrukt.
- [slachtoffer 2] wordt hierop wederom van achteren aangevallen door [verdachte] die eerst een
trap met zijn linkerbeen geeft tegen [slachtoffer 2] en daarop met kracht drie rechtse
hoeken met zijn gebalde vuist geeft tegen het hoofd van, [slachtoffer 2] .
- Tegelijk slaat [medeverdachte 3] ook twee keer met haar rechterhand tegen het hoofd van [slachtoffer 2]
.
- Daarop schopt [verdachte] met zijn rechterbeen met kracht richting het hoofd van [slachtoffer 2]
en mist die maar net omdat [slachtoffer 2] zijn hoofd bukt.
- Vervolgens slaat [verdachte] nog één keer met kracht met zijn rechter gebalde vuist
tegen het hoofd van [slachtoffer 2] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 primair en 2
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging gepleegd tegen [slachtoffer 2] (feit 1 primair) en een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] (feit 2). Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. Hoewel de raadsman dit verweer niet uitdrukkelijk heeft gevoerd, zal de rechtbank ambtshalve de vraag beantwoorden of er aan de kant van de verdachte sprake was van noodweer. De rechtbank stelt voorop dat voor het aannemen van een noodweersituatie vereist is dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de verdediging noodzakelijk is.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk dat verdachte zich heeft bevonden in een noodweersituatie. De rechtbank gaat uit van de feitelijke gang van zaken zoals die door aangever is gesteld en door de camerabeelden ook wordt bevestigd. Hieruit volgt dat verdachte een klap tegen de fiets van aangever heeft gegeven en hem met de woorden “kom dan, kom dan” heeft opgedragen te komen. Van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangever van verdachte was op dat moment dus geen sprake. Daar komt bij dat als naar het geheel van de handelingen wordt gekeken van de verdachte, deze handelingen naar de uiterlijke verschijningsvorm, geenszins kunnen worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Deze moeten, naar de kern bezien, als aanvallend worden aangemerkt.
Feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het bij dagvaarding onder parketnummer
16-052462-21 onder 3 ten laste gelegde feit, voor zover bewezen verklaard, bekend. De raadsman heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2021;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2021, genummerd PL0900-2021005796-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 53 e.v.;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen van 20 januari 2021, genummerd PL0900-2021005796-7, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 56.