Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.Wat is er gebeurd?
Het gehuurde is feitelijk met ingang van 24 juni 2021 gesloten.
3.Wat wil Patrimonium en wat vindt [gedaagde] daarvan?
Subsidiair heeft Patrimonium aan de vordering tot ontruiming ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen en tekortgeschoten is in de nakoming van zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen door i) in strijd met de bestemming van het gehuurde een handelshoeveelheid harddrugs in de woning te houden en ii) overlast te veroorzaken. Daarom is aannemelijk dat in een bodemprocedure de rechter de huurovereenkomst zal ontbinden.
Tegen de primaire grondslag van de vordering voert [gedaagde] het volgende aan. Hij had geen handelshoeveelheid amfetamine in zijn bezit. Hij had de dag voor de inval voor zijn eigen gebruik 30 gram amfetamine gekocht. Maar zelfs al zou er in het gehuurde 100 gram amfetamine zijn aangetroffen, dan nog is dat geen voor handel vatbare hoeveelheid. Daarom was de burgemeester niet bevoegd om het gehuurde op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat de ontbinding en in het verlengde daarvan een ontruiming niet proportioneel is. Patrimonium mocht daarom de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk ontbinden.
4.Wat vindt de kantonrechter?
Spoedeisend belang
Voorts volgt uit het onder 2.5. vermelde besluit van de burgemeester dat de politie heeft vastgesteld dat op 24 juni 2021 naast 26,72 gram amfetamine tevens 144,82 gram Inositol, zijnde een versnijdingsmiddel, en drugsgerei (zoals pijpjes en verpakkingsmateriaal) zijn aangetroffen. [gedaagde] heeft deze bevindingen niet weersproken.
Het beginsel van de formele rechtskracht brengt met zich dat de civiele rechter in beginsel moet uitgaan van de geldigheid van een besluit van de burgemeester indien daartegen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft opengestaan (of open staat) en die rechtsgang niet tot vernietiging van het besluit heeft geleid. Dat is het geval. Het sluitingsbesluit van 24 juni 2021 staat in rechte vast en heeft daarmee formele rechtskracht. De kantonrechter gaat daarom in beginsel uit van de geldigheid van het besluit van de burgemeester.
Tegenover het belang van Patrimonium staat het woonbelang van [gedaagde] . Echter, inherent aan de ontbinding van een huurovereenkomst van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat kan anders zijn als de betrokken huurder een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld vanwege medische redenen. Gesteld noch gebleken is dat het beëindigen van de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde en in het verlengde daarvan de ontruiming van het gehuurde tot een (medische) noodsituatie zal leiden. De kantonrechter weegt daarbij mee dat [gedaagde] tijdens de zitting heeft verteld bij een vriendin te wonen. [gedaagde] heeft niet gemeld dat hij (op korte termijn) daar moet vertrekken.
Voorts is gesteld noch gebleken dat het voor [gedaagde] niet mogelijk zou zijn om alternatieve huisvesting te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van kamerhuur.
747,00