ECLI:NL:RBMNE:2021:4770

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/2042
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag lerarenbeurs vanwege subsidieplafond bereikt

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een lerarenbeurs. Eiser had op 16 april 2020 een aanvraag ingediend voor de lerarenbeurs voor het studiejaar 2020-2021, maar deze werd afgewezen omdat het subsidieplafond op dat moment al was bereikt. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 12 maart 2021. De rechtbank heeft het beroep behandeld via een beeldverbinding, waarbij eiser aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, drs. P. Slagter.

De rechtbank overwoog dat de lerarenbeurs een subsidie is die bedoeld is om de scholing van leraren te bevorderen. De afwijzing van de aanvraag was terecht, aangezien het subsidiebudget voor het studiejaar 2020-2021 was verlaagd en het subsidieplafond op 10 april 2020 was bereikt. Eiser voerde aan dat er onvoldoende communicatie was over de verlaging van het subsidieplafond en dat hij hierdoor niet tijdig had kunnen reageren. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende informatie had verstrekt en dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om zich op de hoogte te stellen van de regels.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag geen onbillijkheid van overwegende aard met zich meebracht, ondanks de financiële gevolgen voor eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2042

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

23 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] eiser

en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, verweerder
(gemachtigde: drs. P. Slagter).

Procesverloop

In het besluit van 23 juli 2020 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een lerarenbeurs in het studiejaar 2020-2021 afgewezen.
In het besluit van 12 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De lerarenbeurs voor scholing is een subsidie die op grond van de Subsidieregeling lerarenbeurs (hierna: de Regeling) aan leraren met onderwijsbevoegdheid kan worden verstrekt om zo de substantiële scholing te bevorderen. Eiser volgt de opleiding M Leraar Wiskunde aan de instelling [instelling] . Hij heeft op 16 april 2020 een aanvraag voor de lerarenbeurs voor scholing voor het jaar 2020-2021 ingediend. Deze aanvraag is bij het primaire besluit door verweerder afgewezen, omdat op het moment van de aanvraag van eiser het subsidieplafond was bereikt. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag van eiser gehandhaafd. Het subsidiebudget voor het studiejaar 2020-2021 is verlaagd, dit stond duidelijk vermeld op de website. Na afloop van de aanvraagperiode kan worden bepaald door hoeveel aanvragers om een lerarenbeurs is gevraagd, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen aanvragers die al eerder een lerarenbeurs hebben ontvangen en aanvragers die voor het eerst de lerarenbeurs aanvragen. Het subsidiebudget wordt na afloop van de aanvraagperiode verdeeld, waarbij de eerstgenoemde groep voorgaat. Het subsidiebudget dat overblijft is beschikbaar voor de groep nieuwe aanvragers, waarbij de verdeling op volgorde van binnenkomst van de aanvraag gaat. Het subsidieplafond voor het studiejaar 2020-2021 werd bereikt op 10 april 2020. Omdat de aanvraag van eiser op 16 april 2020 is gedaan, is de aanvraag afgewezen. Verweerder ziet in het geval van eiser tot slot geen aanleiding om toepassing te geven aan de hardheidsclausule en hem alsnog in aanmerking te laten komen voor de beurs.
4. Eiser voert als eerste aan dat op de website de lerarenbeurs wordt gepresenteerd als een vergoeding. Over de verlaging van het subsidieplafond is door DUO bovendien niet of nauwelijks gecommuniceerd. Op de website is het grote bedrag niet genoemd waarmee de subsidie is gekort, namelijk € 32.460.000,-. Ook is niet benoemd dat leraren met een herhaalaanvraag voor gaan ten opzichte van nieuwe aanvragers. Verweerder heeft ook geen waarschuwing op de website gezet, zoals ‘pas op!’. Hierdoor bestond voor eiser ook niet de noodzaak om te kijken op de website van de Rijksoverheid voor nadere informatie. Tot slot was ook bij collega’s en leidinggevenden niet bekend dat het veel moeilijker is geworden om een lerarenbeurs te krijgen, terwijl hiervoor de lerarenbeurs een gegeven was. Er is dus ook naar scholen toe slecht gecommuniceerd over de verlaging van het subsidieplafond. Als eiser dit had geweten had hij zijn aanvraag eerder gedaan.
5. De rechtbank merkt als eerste op dat in de communicatie naar eiser toe na zijn aanvraag een aantal keer is vermeld dat de lerarenbeurs een subsidie is. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat op de website duidelijk stond aangegeven dat er voor het studiejaar 2020-2021 minder geld te verdelen was, waarbij is doorverwezen naar de website van de Rijksoverheid. Op deze website stond het bedrag vermeld waarmee de lerarenbeurs is gekort. Verweerder heeft hiervan een uitdraai overgelegd ten behoeve van het procesdossier. Ook staat op de website van de Rijksoverheid vermeld dat er minder geld te verdelen is voor nieuwe aanvragen en dat voor herhaalaanvragen wel voldoende budget beschikbaar is. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiser om zichzelf op de hoogte te stellen van de regels omtrent de lerarenbeurs die hij wenst te ontvangen. De rechtbank volgt verweerder verder dat hij niet verplicht is om scholen actief op de hoogte te stellen van wijzigingen in de Regeling.
6. Eiser voert verder aan dat hij te laat van de beslissing op de aanvraag en op het bezwaar op de hoogte is gesteld. Hij heeft pas op 23 juli 2020 bericht gekregen dat de lerarenbeurs niet werd toegekend. Eiser kon op dat moment zijn lesuren niet meer aanpassen vanwege de schoolvakantie, terwijl een belangrijk deel van zijn inkomsten was weggevallen. Als verweerder hem eerder had geïnformeerd, had eiser nog in gesprek kunnen gaan met de school waar hij voor werkt. Aangezien het subsidieplafond al op 10 april 2020 was bereikt, is onduidelijk waarom niet eerder kon worden beslist. De aanvraagperiode voor de subsidie voor het schooljaar 2021-2022 is verkort, waardoor de beslissingen op de aanvragen voor dat schooljaar wel tijdig zijn genomen. Tot slot heeft verweerder te laat beslist op het bezwaar van eiser.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder in het bestreden besluit heeft toegelicht dat of en wanneer het subsidieplafond wordt bereikt van te voren en tijdens de aanvraagperiode niet is vast te stellen, omdat herhaalaanvragen voorrang krijgen ten opzichte van nieuwe aanvragen. Dit volgt uit artikel 6, eerste lid, van de Regeling. Daarom kunnen de aanvragen pas na het sluiten van de aanvraagperiode worden beoordeeld. De aanvraagperiode liep destijds tot 1 juli 2020. Dit betekent dat het primaire besluit op de aanvraag van eiser tijdig is genomen. Dat de aanvraagperiode en dus de termijn voor de primaire besluitvorming nu is gewijzigd en korter is gemaakt, maakt niet dat besluitvorming in deze zaak onrechtmatig is. Ten aanzien van het bestreden besluit staat vast dat de beslissing te laat is genomen, maar ook dat eiser geen ingebrekestelling heeft verzonden of verweerder op andere wijze heeft verzocht om een besluit op zijn bezwaar te nemen. De vertraging in de besluitvorming is vervelend en de rechtbank onderschrijft dat ook, maar niet is gebleken dat eiser daardoor in zijn belangen is geschaad.
8. Eiser voert tot slot aan dat het besluit belangrijke financiële gevolgen heeft voor hem. Eiser heeft nu zelf al zijn studiekosten moeten betalen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding heeft hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen. Dat eiser niet op de hoogte was van de verlaging van het bedrag dat beschikbaar was voor de subsidie en dat hij ten tijde van de beslissing niet meer met zijn werkgever zijn werkuren kon aanpassen, zijn geen omstandigheden waar verweerder rekening mee had moeten houden bij het beoordelen van de aanvraag. De rechtbank begrijpt dat de afwijzing van de aanvraag een impact heeft op eiser van met name financiële aard, maar dat maakt niet dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Daarbij betrekt de rechtbank de toelichting die eiser op zitting hierover heeft gegeven. De situatie van eiser verschilt niet met die van andere aanvragers van de lerarenbeurs van wie eveneens de aanvraag is afgewezen omdat het subsidieplafond is bereikt.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2021 door
mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.