Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
37,00(1 punt x tarief € 37,00)
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 4 augustus 2021 een eindvonnis gewezen in een zaak tussen ANWB B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een verzekeringsovereenkomst die is aangegaan door de eisende partij, waarbij de gedaagde partij aanspraak maakte op pechhulp. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 22 juli 2020 overwogen dat de overeenkomst gekwalificeerd moet worden als een verzekeringsovereenkomst, en dat de eisende partij voldaan heeft aan haar informatieverplichtingen zoals voorgeschreven in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het Burgerlijk Wetboek (BW).
De eisende partij heeft in haar akte van 30 december 2020 gesteld dat de overeenkomst is ontbonden wegens toerekenbare tekortkoming van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de overeenkomst is opgezegd en dat de gedaagde partij tot 24 mei 2018 premie verschuldigd was. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 186,00 toegewezen, evenals de wettelijke vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 243,18.
De kantonrechter heeft benadrukt dat de eisende partij in de toekomst zorgvuldiger moet zijn in het voldoen aan de wettelijke eisen bij dagvaarding, om te voorkomen dat vorderingen gedeeltelijk worden afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.