Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
37,00(1 punt x tarief € 37,00)
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2021 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen ANWB B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag van € 67,42, voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst die de eisende partij met de gedaagde partij had gesloten. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 22 juli 2020 overwogen dat de overeenkomst gekwalificeerd moet worden als een verzekeringsovereenkomst, waarbij de eisende partij heeft gesteld dat de Wegenwacht Service een verzekering betreft die alleen kan worden afgesloten met een ANWB-lidmaatschap.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldaan heeft aan haar informatieverplichtingen zoals voorgeschreven in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij heeft bewijs geleverd van de informatie die aan de gedaagde partij is verstrekt tijdens het telefonische inschrijfproces. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij, ondanks het beëindigen van de overeenkomst, aanspraak heeft kunnen maken op de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten tot de datum van beëindiging. De vordering tot betaling is toegewezen, evenals de wettelijke vertragingsrente en de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij ook veroordeeld in de proceskosten, met een totaalbedrag van € 246,18. Tot slot heeft de kantonrechter de eisende partij aangespoord om in de toekomst zorgvuldiger om te gaan met de dagvaarding en de bijbehorende informatie, om te voorkomen dat vorderingen in de toekomst gedeeltelijk worden afgewezen.