ECLI:NL:RBMNE:2021:4780
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot Meststoffenregelgeving
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Goumans, beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. H.J. Kram. De beslissing op bezwaar, gedateerd 13 mei 2019, handhaafde een eerder besluit van 24 oktober 2017 waarin een boete was opgelegd op grond van de Meststoffenregelgeving. Echter, na een uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 27 juli 2021, heeft de minister een nieuwe beslissing genomen waarin het bezwaar van verzoeker gegrond werd verklaard en de boete van € 38.692,- werd herroepen.
De rechtbank heeft op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling, zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de minister tegemoet was gekomen aan verzoeker door de boete te laten vervallen, en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten werden berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij de bijstand door de gemachtigde werd gewaardeerd op € 748,-.
Daarnaast heeft verzoeker verzocht om vergoeding van het griffierecht, dat door de minister op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb moet worden vergoed. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.