ECLI:NL:RBMNE:2021:4894

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
UTR_21_858
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsvermogen in Wajong-uitkering na eerdere afwijzing

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een Wajong-uitkering aan eiser, die eerder een aanvraag had ingediend die was afgewezen. Eiser, geboren in 1997, had na een ongeval in 2015 geestelijke en lichamelijke klachten ontwikkeld en had in 2016 een Wajong-uitkering aangevraagd. Deze aanvraag werd afgewezen op basis van het ontbreken van arbeidsvermogen. Eiser heeft in 2020 opnieuw een aanvraag ingediend, maar deze werd ook afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op basis van het feit dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de eerdere afwijzing van de Wajong-aanvraag in 2016 terecht was. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben in hun rapportages geconcludeerd dat eiser, ondanks zijn klachten, over voldoende arbeidsvermogen beschikt om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordeling kon ondermijnen. Eiser had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een herbeoordeling van zijn situatie rechtvaardigden.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat hij geen arbeidsvermogen had, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig hadden gehandeld en dat hun rapportages voldoende onderbouwd waren. Eiser had niet aangetoond dat de eerdere conclusies onjuist waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/858

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

In het besluit van 27 juli 2020 (primair besluit) is verweerder gebleven bij het besluit van
14 december 2016, waarbij verweerder een aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) heeft afgewezen.
In het besluit van 28 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2021 met behulp van een online verbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1997. Hij heeft regulier basisonderwijs gevolgd en is na afronding van zijn middelbare school, VMBO, in 2014 met een MBO-4 niveau opleiding ICT en Mediabeheer gestart. Hij heeft stage/werkervaring opgedaan in 2015/2016. Op
2 december 2015 is hij op zijn fiets aangereden door een auto, waarna er geestelijke en lichamelijke klachten zijn ontstaan. Eiser is behandeld bij een psycholoog en een fysiotherapeut.
1.2.
Eiser heeft op 28 oktober 2016 een Wajong-uitkering aangevraagd. De verzekeringsarts heeft op 25 november 2016 gerapporteerd dat eiser ten minste vier uur per dag belastbaar is en ten minste een uur aaneengesloten kan werken. De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 5 december 2016 geconcludeerd dat eiser geen arbeidsvermogen heeft omdat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. Volgens de arbeidsdeskundige is het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam omdat eiser dit in de toekomst kan ontwikkelen. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 14 december 2016 de
Wajong-aanvraag afgewezen.
1.3.
Op 1 juli 2020 heeft eiser nog een keer een Wajong-uitkering aangevraagd. De verzekeringsarts heeft op 17 juli 2020 gerapporteerd dat er sinds de vorige
Wajong-beoordeling weinig aan de klachten van eiser is veranderd. Hij is nog steeds ten minste vier uur per dag belastbaar en kan ten minste een uur aaneengesloten werken. De arbeidsdeskundige heeft op 24 juli 2020 geconcludeerd dat eiser nu wel arbeidsvermogen heeft, omdat hij over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.4.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 23 december 2020 gerapporteerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen op het besluit van
14 december 2016. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat eiser 4 uur per dag belastbaar is en een uur aaneengesloten kan werken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 januari 2021 geconcludeerd dat eiser arbeidsvermogen heeft, omdat hij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en over basale werknemersvaardigheden beschikt. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat de eerdere Wajong-beoordeling juist was en er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Omvang van het geschil
3. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015 [1] volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere afwijzing van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Eiser kan met de Wajong-aanvraag:
- beogen dat wordt teruggekomen op het eerdere besluit van 14 december 2016 (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb));
- beogen een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of
- verzoeken om herziening voor de toekomst (duurafspraak).
4. Eiser beoogt met de Wajong-aanvraag van 1 juli 2020 dat verweerder voor het verleden terugkomt van het eerdere besluit van 14 december 2016 en doet ook een beroep op de regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid.
Verzoek om voor het verleden terug te komen van het eerdere besluit (artikel 4:6 Awb)
5. Artikel 4:6, eerste lid, van de Awb, bepaalt dat indien na een geheel of gedeeltelijke afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager is gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
6. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 23 december 2020 gerapporteerd dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn om terug te komen op de beslissing van 14 december 2016. Er zijn sinds de beoordeling in 2016 geen medische feiten en/of diagnoses bekend geworden die relevant zijn voor de beoordeling uit 2016. Verweerder heeft er op de zitting op gewezen dat het bij een herhaalde aanvraag aan eiser is om medische informatie (van een huisarts) in te brengen. Verweerder heeft die informatie niet ontvangen.
8. De rechtbank vindt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken of veranderde omstandigheden zijn op grond waarvan op het besluit van
14 december 2016 moet worden teruggekomen. Eiser heeft geen (nieuwe) medische informatie ingebracht waaruit dergelijke omstandigheden blijken.
Beoordelingskader
9.1.
Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan een recht op een
Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene op zijn 18e verjaardag of binnen vijf jaar na die dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (geen arbeidsvermogen) heeft.
Artikel 1a, eerste lid, Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat iemand ‘geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’ indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
De criteria onder c. en d. worden beoordeeld door een verzekeringsarts. De criteria onder a. en b. worden beoordeeld door een arbeidsdeskundige.
Een werknemer die over basale werknemersvaardigheden beschikt is:
- in staat instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren, en
- in staat gemaakte afspraken met een werkgever na te komen.
9.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Beroep op de regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber)
10. Eiser voert aan dat hij geen arbeidsvermogen heeft, omdat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. Bij de besluitvorming in 2016 heeft verweerder geconcludeerd dat eiser geen arbeidsvermogen had wegens het ontbreken van basale werknemersvaardigheden. Volgens de arbeidsdeskundige beoordeling in 2020 beschikt eiser nu wel over basale werknemersvaardigheden. Eiser kan deze laatste conclusie van de arbeidsdeskundige niet volgen en betwist deze.
11. De verzekeringsarts heeft op 17 juli 2020 gerapporteerd dat er sinds de beoordeling in december 2016 weinig is veranderd aan de klachten van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 23 december 2020 geconcludeerd dat er geen medische reden is om aan te nemen dat eiser niet voor vier uur per dag belastbaar is of niet een uur aaneengesloten zou kunnen werken. De rechtbank kan deze conclusies volgen, gelet op de omstandigheid dat niet is gebleken dat de gezondheidssituatie van eiser sinds de beoordeling in 2016 significant is gewijzigd.
12. De arbeidsdeskundige heeft op 5 december 2016 gerapporteerd dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, omdat hij op dat moment niet over basale werknemersvaardigheden beschikte. Eiser heeft moeite in het omgaan met nieuwe dingen en het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden. Verder heeft hij moeite om zijn aandacht te richten. Daardoor werd hij niet in staat geacht om instructies te begrijpen noch uit te voeren.
13. In het rapport van 24 juli 2020 heeft de arbeidsdeskundige ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2016 voor het functioneren van eiser een begripvolle werkomgeving als voorwaarde gesteld. Eiser is gebaat is bij een begripvolle werkomgeving waarin hij kan terugvallen op directe collega’s, een leidinggevende of een vast aanspreekpunt die bekend is/zijn met zijn beperkingen en die hem kunnen ondersteunen. Dit omdat hij door zijn beperkingen moeite heeft in het omgaan met stress en andere mentale eisen die aan hem gesteld worden. Eiser is gebaat bij persoonlijke begeleiding en aansturing. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat eiser in een begripvolle werkomgeving wel over basale werknemersvaardigheden beschikt, zoals de arbeidsdeskundige in 2020 heeft geconcludeerd.
14. De rechtbank kan deze motivering van de arbeidsdeskundige in het rapport van
24 juli 2020 en de toelichting daarop van verweerder op de zitting volgen. De arbeidsdeskundige heeft in 2016 bij hetzelfde klachtenpatroon geconcludeerd dat eiser geen basale werknemersvaardigheden heeft. De uitleg over een begripvolle werkomgeving verklaart echter voldoende het verschil in conclusies in 2016 en 2020 over de basale werknemersvaardigheden. De rechtbank kan ook de (niet betwiste) conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen dat eiser een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie.
15. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser over arbeidsvermogen beschikt.
Informatie van de huisarts
16. Eiser stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische informatie bij de huisarts had moeten opvragen over eventuele behandelmogelijkheden.
17. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische informatie aan de huisarts heeft hoeven opvragen. Voor de beoordeling van een situatie op grond van de Wet Amber kan uit het oogpunt van zorgvuldigheid aanleiding bestaan om medische informatie van de behandelende sector op te vragen. De huisarts kan volgens eiser informatie geven over mogelijke behandelingen. Dergelijke informatie kan van belang zijn voor de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. Nu is vastgesteld dat eiser over arbeidsvermogen beschikt, is een beoordeling van de duurzaamheid van ontbreken hiervan niet aan de orde.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 13 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.