In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat op 7 juni 2021 is ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedraagt het griffierecht €49,-. De rechtbank heeft eiser op 15 juli 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien de rechtbank het bedrag niet op tijd heeft ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser ook geen kopie van de uitspraak op bezwaar heeft ingediend, terwijl hierom was gevraagd in een aangetekende brief van 21 juli 2021. Dit gebrek aan informatie heeft bijgedragen aan de beslissing om het beroep niet inhoudelijk te behandelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een vergoeding van proceskosten, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, en de beslissing is openbaar gemaakt op 30 augustus 2021.