ECLI:NL:RBMNE:2021:4961

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 2643
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerplaats op basis van deskundigenadvies en parkeerdruk

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerplaats (GPP) bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Het college heeft de aanvraag op 8 januari 2021 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 6 mei 2021 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres. Tijdens de zitting op 9 september 2021, die via een beeldverbinding plaatsvond, was eiseres aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het medisch advies van Oreon, dat op 24 december 2020 was opgesteld, in ogenschouw genomen. Dit advies concludeerde dat eiseres in staat was om een loopafstand van 80 meter te overbruggen, maar dat er incidenteel meer dan 100 meter kon worden gelopen. De rechtbank oordeelde dat het college zich op dit advies mocht baseren, ondanks de bezwaren van eiseres dat het advies onzorgvuldig was opgesteld. Eiseres stelde dat zij door het toekennen van een GPP juist meer zou gaan bewegen, in tegenstelling tot de aanname van de arts.

De rechtbank heeft ook de parkeerdruk in de wijk beoordeeld. Eiseres voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met toekomstige bouwplannen die de parkeerdruk zouden verhogen. De rechtbank oordeelde echter dat de metingen van de parkeerdruk, die onder de 80% bleven, voldoende waren om te concluderen dat er geen hoge parkeerdruk was ten tijde van de besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, met de mogelijkheid voor eiseres om in de toekomst opnieuw een aanvraag in te dienen indien de omstandigheden veranderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.C.M. Suijkerbuijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Kavi).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een gehandicaptenparkeerplaats afgewezen.
Bij besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2021 via een beeldverbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en een gehandicaptenparkeerplaats (GPP).
2. Verweerder heeft, om de aanvraag te kunnen beoordelen, een medisch advies gevraagd aan Oreon. In het advies van Oreon gedateerd 24 december 2020, met toelichting, staat onder meer het volgende vermeld:

“Probleem- en oplossingsanalyse

(…)
Loopafstand minder dan 100 meter: Ja
Namelijk: 80 meter
(…)
De maximaal te overbruggen afstand bedraagt incidenteel meer dan 100 meter. Wanneer het betrokkene lukt om het gewicht te reduceren kan dit een positief effect op haar klachten hebben. Daarom is het voor haar van belang te blijven bewegen, iets wat door het toekennen van een GPP mogelijk minder gebeurt.
(….)

Conclusie en advies

(…)
Tijdens het onderzoek heeft belanghebbende ca. 150 meter aan een stuk gelopen. Zij heeft bij het toekennen van een GPK het voordeel van de twijfel gekregen, ervan uitgaande dat er ook dagen zijn dat het haar niet lukt deze afstand te overbruggen. Dat zij veelal een 150 meter kan overbruggen is niet aannemelijk.
(…)
De (bijna) altijd haalbare afstand is benoemt en dient als criterium voor afweging, incidenteel haalbare afstand wordt als zodanig niet meegenomen. Hier is dat de benoemde 80 m dus. (…)”
3. Verweerder heeft het verzoek om een gehandicaptenparkeerkaart toegewezen en het verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats afgewezen. Verweerder heeft het volgende aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Uit het medisch onderzoek blijkt dat het loopvermogen van eiseres (eventueel met een hulpmiddel) minder is dan 100 meter, maar de keuringsarts heeft geadviseerd te blijven bewegen. Als een GPP wordt toegekend gebeurt dat bewegen minder. Vermindering van gewicht zal de loopafstand positief beïnvloeden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zij doorslaggevende betekenis mag toekennen aan het advies van Oreon. Er is geen tegenadvies geleverd of concrete redenen aangevoerd tegen het advies van Oreon. Er is daarom geen reden om aan dit advies te twijfelen. In het kader van een zorgvuldige afweging is een parkeerdrukmeting uitgevoerd bij het adres van eiseres. Uit de resultaten van de meting blijkt dat de parkeerdruk aanzienlijk is, maar dat er ook een parkeerplaats is die aansluit op de achtertuin van eiseres waar vaak parkeergelegenheid is.
Deskundigenadvies
4. Eiseres heeft aangevoerd dat het medisch advies niet juist is opgemaakt, omdat eiseres had moeten worden onderzocht door een arts. Zij is alleen onderzocht door een verpleegkundige. Daarnaast is het advies volgens eiseres onzorgvuldig, omdat het is gebaseerd op een onjuiste aanname. Er wordt vanuit gegaan dat eiseres door het ontvangen van een GPP minder zou gaan bewegen, terwijl zij denkt dat het omgekeerde het geval zal zijn. De arts is met deze aanname buiten zijn expertise getreden. Dit is immers geen medisch oordeel.
5. De criteria voor het toewijzen van een GPP staan vermeld in artikel 3.4.1 van het gehandicaptenparkeerbeleid.
3.4.1 Een individuele gehandicaptenparkeerplaats
Situatie tot nu toe
Een belangrijk onderdeel van de parkeerfaciliteiten voor gehandicapten is de individuele gehandicaptenparkeerplaats. In Utrecht wordt een dergelijke plaats verstrekt aan:
• autobestuurders die zich over een afstand van niet meer dan 50 meter lopende kunnen verplaatsen;
• autobestuurders die zich over een afstand van meer dan 50 meter maar maximaal 100 meter lopende kunnen verplaatsen, waarbij er bovendien sprake is van een hoge parkeerdruk;
• autopassagiers die zich over een afstand van niet meer dan 15 meter lopende kunnen verplaatsen. In alle gevallen dient er sprake te zijn van permanente of progressieve invaliditeit. Dit wordt vastgesteld op basis van keuring door de GG&GD.
Bij tijdelijke invaliditeit worden geen plaatsen verstrekt.
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] (ABRvS) moet het bestuursorgaan, indien het een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van vergewissen dat dit - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. In dit geval heeft medisch onderzoek plaatsgevonden door een verpleegkundige en heeft een arts het rapport mede-ondertekend. Dat in dit geval de arts het rapport heeft mede-ondertekend en daarmee de bevindingen van het onderzoek dus mede voor zijn rekening heeft genomen, maakt het volgens de rechtbank aannemelijk dat de arts een eigen oordeel heeft gevormd over het loopvermogen van eiseres en dat het onderzoek onder supervisie van de arts heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van een algemene regel dat de arts betrokkene moet hebben gezien. In het beleid van verweerder wordt deze eis bij een keuring evenmin gesteld. Bovendien zijn medische stukken ingebracht die door de arts zijn beoordeeld en meegewogen, waarop het advies is aangevuld. Dit maakt het rapport volgens de rechtbank zorgvuldig.
7. Dat het rapport onzorgvuldig zou zijn voor wat betreft de gestelde aanname dat toekenning van een GPP zou leiden tot minder beweging volgt de rechtbank evenmin. Bepalend voor de vraag of een GPP wordt toegekend is immers de loopafstand. Vastgesteld kan worden dat partijen het over die afstand eens zijn. De conclusie voor wat betreft de loopafstand is gebaseerd op onderzoek en de aanname van de arts is daarop dus niet van invloed. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verweerder zich in dit geval op het advies van de keuringsarts mocht baseren.
Parkeerdruk
8. Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat verweerder bij het beoordelen van de parkeerdruk onvoldoende rekening heeft gehouden met de woningen in de wijk die nog gebouwd gaan worden. De beoordeling dat in het [locatie] genoeg parkeerruimte zal blijven, ondanks de bouwplannen, is onjuist.
9. In het advies van Oreon is geconcludeerd dat de loopafstand van eiseres 80 meter betreft. Dat heeft tot gevolg dat verweerder, gelet op artikel 3.4.1 van het beleid ook de parkeerdruk bij zijn besluit moest betrekken. Verweerder heeft dit gedaan en de uitkomst hiervan in deze procedure overgelegd. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de parkeerdruk niet uitkomt boven de 80 % en dat dit percentage op basis van ervaring als grens wordt gehanteerd voor de beoordeling of er sprake is van een hoge parkeerdruk. Omdat het in deze procedure om een ex tunc beoordeling gaat, kan de rechtbank alleen de gegevens die ten tijde van de meting bekend waren betrekken bij het oordeel. Er is op drie verschillende momenten gemeten, op grond waarvan de rechtbank er vanuit gaat dat dit een representatief beeld geeft van de parkeerdruk. De enkele stelling van eiseres ter zitting dat de metingen geen representatief beeld geven is onvoldoende, deze stelling is immers niet onderbouwd. Daarbij vindt de rechtbank het door verweerder gehanteerde grenspercentage van 80% redelijk om als uitgangspunt te nemen voor de beoordeling van hoge parkeerdruk. De rechtbank stelt vast dat uit de metingen volgt dat dit percentage, op geen enkel meetmoment is gehaald. Dit betekent dat de parkeerdruk niet als ‘hoog’ is aan te merken ten tijde van de besluitvorming. Als de bouw van de woningen in de toekomst tot meer parkeerdruk leidt, is het mogelijk voor eiseres om een nieuwe aanvraag te doen, want dan zal er opnieuw gemeten worden. De stelling van eiseres dat de aanname omtrent de gevolgen van toekenning van een GPP voor de gezondheid van eiseres heeft doorgewerkt in het oordeel van verweerder over de parkeerdruk, volgt de rechtbank niet. De rechtbank vindt het begrijpelijk dat eiseres deze indruk heeft gelet op de begeleidende tekst uit het rapport van de meting maar verweerder heeft voldoende gemotiveerd toegelicht dat de parkeerdruk wordt beoordeeld, uitgaande van een bezettingspercentage van 80%, hetgeen een feitelijke vaststelling is.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 juli 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2541)