In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T.S. van der Horst, had een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de verweerder, de korpschef van politie. Op 26 juli 2021 heeft de verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank overweegt dat de verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker, wat leidt tot de conclusie dat er geen bezwaar is tegen de vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank baseert haar beslissing op artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 374,-, waarbij rekening is gehouden met de aard van de zaak, die als lichtgewicht wordt beschouwd. Daarnaast moet de verweerder ook het griffierecht aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41 Awb. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van het bedrag aan verzoeker, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.