ECLI:NL:RBMNE:2021:5101
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. van Veen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waardebepaling van een woning ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-waardebepaling van een woning. Eiser, F.A. van der Sluis, was het niet eens met de vastgestelde WOZ-waarde van € 331.000,- voor het belastingjaar 2020, die door de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn was vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 297.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via Skype for Business op 21 juli 2021, waar eiser aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat verweerder de bewijslast had om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Verweerder had een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de waarde was bepaald aan de hand van vergelijkingen met referentiewoningen. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, en dat de door eiser aangevoerde argumenten niet tot een ander oordeel leidden.
De rechtbank concludeerde dat de door verweerder vastgestelde WOZ-waarde van € 331.000,- niet te hoog was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. S. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.