ECLI:NL:RBMNE:2021:5140

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/436, UTR 21/978 en UTR 21/979
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd aan eiser wegens niet voldoen aan parkeerbelastingverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan over drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen, elk ter hoogte van € 64,50, zijn opgelegd omdat eiser op verschillende data en tijdstippen geparkeerd stond op gefiscaliseerde parkeerplaatsen zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, maar de heffingsambtenaar verklaarde deze bezwaren ongegrond in de uitspraken op bezwaar van 14 januari 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op de betreffende data en tijdstippen inderdaad geparkeerd stond zonder te betalen. Eiser voerde aan dat zijn werkgever over digitale parkeervergunningen beschikte, maar de rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de gebruiker is om het juiste kenteken tijdig te registreren. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, aangezien het kenteken van eiser niet was gekoppeld aan een van de vergunningen van zijn werkgever.

Eiser betoogde verder dat het onrechtvaardig was om drie bekeuringen voor hetzelfde feit te ontvangen. De rechtbank verduidelijkte echter dat de naheffingsaanslagen betrekking hadden op drie afzonderlijke parkeeracties op verschillende data en locaties, waardoor de heffingsambtenaar rechtmatig drie naheffingsaanslagen kon opleggen. Tot slot werd opgemerkt dat de termijn voor het doen van uitspraak op het bezwaarschrift niet was overschreden, waardoor de beroepen ongegrond werden verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/436, 21/978 en 21/979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting ( de naheffingsaanslagen) elk ten bedrage van € 64,50 opgelegd wegens het parkeren met een auto, kenteken [kenteken] op een zogenaamde gefiscaliseerde parkeerplaats, zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan:
  • Op 23 maart 2020 om 09:11 uur aan de [locatie 1] te [plaats] ( UTR 21/436);
  • Op 24 maart 2020 om 16:56 uur aan de [locatie 2] te [plaats] ( UTR 21/979);
  • Op 27 mei 2020 om 10:39 uur aan de [locatie 1] te [plaats] ( UTR 21/978).
In de uitspraken op bezwaar van 14 januari 2021 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben er schriftelijk mee ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 18 oktober 2021.

Overwegingen

1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser op de data en tijdstippen waarop de naheffingsaanslagen betrekking hebben, stond geparkeerd op een zogenaamde gefiscaliseerde parkeerplaats, zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
2. Eiser voert aan dat het bedrijf waar hij voor werkt beschikt over drie digitale parkeervergunningen die op kentekens van personeelsleden kunnen worden gezet. Tijdens de eerste lockdown heeft de office manager zijn treinabonnement stopgezet, maar is vergeten zijn kenteken aan te melden bij de digitale parkeerbalie.
3. Verweerder voert aan dat het de eigen verantwoordelijkheid van de gebruiker van de parkeervergunning is om het juiste kenteken tijdig te registreren.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de naheffingsaanslagen parkeerbelasting heeft opgelegd. Het kenteken van eiser was niet gekoppeld aan een van de vergunningen van zijn werkgever en de verschuldigde parkeerbelasting was dus niet voldaan. Het feit dat de werkgever over de parkeervergunningen beschikt, is onvoldoende om betaling van de verschuldigde parkeerbelasting aan te nemen, nu die vergunningen niet op een bepaald kenteken zijn afgegeven en door meer dan één auto kunnen worden gebruikt. Dat het ontbreken van een koppeling te wijten is aan een fout van een collega is vervelend voor eiser, maar betekent niet dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd.
5. Eiser voert verder aan dat hij drie bekeuringen voor hetzelfde feit niet fair vindt. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser kan aanvoelen als één feit. De naheffingsaanslagen betreffen echter drie verschillende data en tijdstippen. Ook wisselen de locaties. Er is dus sprake van drie afzonderlijke parkeeracties. Verweerder heeft daarom rechtmatig drie naheffingsaanslagen op kunnen leggen.
6. Tot slot voert eiser aan dat hij het niet netjes vindt dat verweerder pas na een half jaar uitspraak heeft gedaan op zijn bezwaarschrift. De rechtbank constateert dat verweerder op grond van artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet binnen het kalenderjaar uitspraak moest doen op het bezwaarschrift. Die termijn is niet overschreden.
6. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen in de zaken UTR 21/436, 21/978 en 21/979
ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M.J.H. Muijlaert, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.