ECLI:NL:RBMNE:2021:5190

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
C/16/510584 / HL ZA 20-311
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vermissing van goederen tijdens transport onder CMR

In deze zaak vorderden Nationale Nederlanden Schadeverzekeringmaatschappij N.V., Goudse Schadeverzekeringen N.V. en MS Amlin Insurance SE (hierna: Nationale Nederlanden c.s.) schadevergoeding van TNT Express Nederland B.V. wegens de vermissing van een doos met bevestigingsmaterialen tijdens het transport van goederen van Nederland naar Schotland. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat TNT niet had voldaan aan de verzwaarde motiveringsplicht, waardoor de vermissing geacht werd te zijn te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van TNT. De feiten van de zaak betroffen de ontvangst van drie dozen door TNT, waarvan één doos met waardevolle materialen vermist raakte. Nationale Nederlanden c.s. had op basis van een doorlopende goederenverzekering een schadevergoeding aan de verzender uitgekeerd en vorderde nu dit bedrag van TNT. De rechtbank oordeelde dat TNT onvoldoende informatie had verstrekt over het transport en de vermissing, waardoor de aansprakelijkheid van TNT niet kon worden uitgesloten. De rechtbank veroordeelde TNT tot betaling van € 51.414,80 aan Nationale Nederlanden c.s. en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/510584 / HL ZA 20-311
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de naamloze vennootschap
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Gouda,
3. vennootschap naar buitenlands recht
MS AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Brussel,
eiseressen,
advocaat mr. A.J.W. Spijker te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TNT EXPRESS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Duiven,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Nationale Nederlanden c.s. en TNT genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 maart 2021
  • de akte van Nationale Nederlanden c.s. van 15 juli 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 juli 2021, waarbij zowel de advocaat van Nationale Nederlanden c.s. als die van TNT spreekaantekeningen overgelegd heeft.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 14 juni 2019 heeft TNT van [onderneming 1] B.V. te [plaatsnaam] drie dozen in ontvangst genomen om deze over de weg te vervoeren van [plaatsnaam] naar Glenrothes in Schotland (Verenigd Koninkrijk). Eén doos bevatte bevestigingsmaterialen en twee dozen waren leeg en dienden voor de retourzending van de bevestigingsmaterialen na bewerking in Glenrothes. De twee lege dozen zijn bij de geadresseerde in Glenrothes afgeleverd op 18 juni 2019, maar de doos met materialen is vermist en tot op heden niet teruggevonden. De twee lege dozen hadden samen een gewicht van ongeveer 2 kilogram, de doos met materialen had een gewicht van ongeveer 190 kilogram.
2.2.
[onderneming 1] B.V. heeft een doorlopende goederenverzekering afgesloten met Nationale Nederlanden c.s.
2.3.
Nationale Nederlanden c.s. heeft op basis van de verzekering een bedrag
van € 66.724,24 aan [onderneming 1] B.V. uitgekeerd (€ 51.414,80 als kostprijs van de goederen met een opslag van 30% voor imaginaire winst). De vordering van [onderneming 1] B.V. op TNT is daarbij op grond van artikel 7:962, eerste lid, BW overgegaan op Nationale Nederlanden c.s.
2.4.
TNT heeft op 15 juni 2020 een bedrag van € 1.958,40 als schadevergoeding aan de verzekeringsagent van [onderneming 1] B.V. betaald, maar dit bedrag is op 17 juni 2020 terugbetaald door overmaking op de rekening van TNT.
2.5.
Op 12 juli 2019 heeft TNT een e-mail bericht gestuurd aan [onderneming 1] B.V., waarin staat dat het erop lijkt dat een eerste resultaat bereikt is in het onderzoek en waarin gevraagd wordt of de zending op de foto die als bijlage bij het bericht gevoegd is (productie 4 van TNT) de zending van [onderneming 1] B.V. is. Op dezelfde dag heeft [onderneming 1] B.V. per e-mail aan TNT bevestigd dat de zending op de foto de zending van [onderneming 1] B.V. is.
2.6.
Op 23 juli 2019 heeft [onderneming 1] B.V. een e-mail aan TNT gestuurd met de volgende inhoud:
“Onderstaand bericht is onze leverancier te weten gekomen m.b.t. onze vermiste zending.
Please be advised that after calling TNT they are very reluctant to speak with QC as this is on sender pays terms, however I managed to get some communication from the person I spoke with today and he told me that a case was opened from [onderneming 1] ’s side just after I received the mail from [A (voornaam)] and he cannot see a 3 day missing shipment investigation has been done on his system which would have to be done in the Netherlands as that is where the parcel was shipped from, he has advised that he will communicate with TNT in the Netherlands as best he can, however as he is in Scotland and this has went missing before it got to Edinburgh there is not a lot he can do.
He did advise me that there is a hub for shipments that have no labels which all shipments go to and he is going to request that this area is looked at by the investigation team.
Wij vernemen graag wat de status momenteel is.”
2.7.
Op 23 juli 2019 heeft TNT daarop geantwoord met de volgende e-mail:
“Goedemiddag mevrouw [A] ,
op zich klopt het dat het land waarin de betalende partij zich bevindt het voortouw neemt in een zaak als deze.
Mijn collega in het VK heeft pas sinds vandaag gevraagd om meer informatie en niet goed in de systemen gekeken, daarin stond wel degelijk gelogd dat ik hier een zogenaamde security case heb aangemeld, wat een aantal stappen verder is dan een “3 day missing investigation”.
Ondertussen heb ik hem een update gegeven zodat hij weet waar het onderzoek zich op dit moment bevindt.
Op dit moment heb ik geen status update Mijn security collega en zijn equivalent in het VK zijn nog wel samen bezig om te zien wat nog te achterhalen valt over de pallet, maar een eerdere verzoek vandaag van mij aan hem om een update te geven heeft nog niet geleid tot een antwoord. Het laatse dat ik weet is dat men nog bezig is beelden te verkrijgen, of die daadwerkelijk nog beschikbaar zijn en of daar iets uit blijkt is mij niet bekend op dit moment. De chauffeur die de zending destijds heeft geleverd is nog minimaal ene week op vakantie, dat helpt niet.
Uiteraard is het mijn intentie zo snel mogelijk wel weer een inhoudelijke update te geven.”
2.8.
Op 24 juli 2019 heeft TNT de volgend e-mail aan [onderneming 1] B.V. gestuurd:
“Beste mevrouw [A] ,
Hierbij laat ik u weten dat ik [B (voornaam)] assisteer in deze case. Deze case is inmiddels ook bekend bij het hoger management van onze customer service en de security van Nederland en Engeland. Onze organisatie doet er op dit moment alles aan om te achterhalen waar de vermiste pallet is.
Ik verwacht dat onze collega in het Verenigd Koninkrijk de hub in Dartford
(Engeland) bedoelt. Een ‘hub is een overslagpunt in ons netwerk, eigenlijk een doorvoerdepot waar vele zendingen dagelijks worden gesorteerd om te worden doorgestuurd naar eindbestemmingen. Onze Engelse/Schotse collega ondersteunt ons in het onderzoek en zal de ontvanger blijven informeren over de status van het onderzoek.
Zodra wij nieuws hebben van onze security afdelingen en operations/customer service uit het Verenigd Koninkrijk, dan zullen wij, in de persoon van [B (voornaam)] , u direct informeren.
Nogmaals excuses dat het op deze manier is verlopen met uw zending.”
2.9.
Ook op 24 juli 2019 heeft [onderneming 1] B.V. de navolgende e-mail aan TNT gestuurd:
“Geachte heer [C] ,
Inmiddels is deze zending al sinds 18 juni verdwenen, tenminste het belangrijke deel hiervan en krijg ik sterk de indruk dat er pas deze week meer actie ondernomen is om te achterhalen wat er met de zending gebeurd zou kunnen zijn.
Wat mij in dit verhaal erg verbaasd is dat op enig moment de zending uit elkaar gehaald is door een ongeluk tijdens transport of om een andere reden en dat daarvan niets te vinden is in jullie tracking log en dat daar doodleuk staat (ook nu nog) zending in goede staat afgeleverd, zie hieronder.
Tevens kloppen er een paar zaken niet aan de hand van de verhalen die wij van jullie ontvangen, zo zou de zending in Edinburg compleet zijn ontvangen zijn, zie eerdere foto in mail, en hebben wij te horen gekregen dat men het magazijn nagekeken zou hebben.
Vandaag horen wij uit Schotland dat de zending voor Edinburgh gesplitst is.
Mijn concrete vraag is:
Hoe kan dit zo gebeuren, zijn er geen procedures voor schade tijdens transport en hoe is de procedure geregeld als er een zending zonder labels is.
lk weet dat er vroeger een foto data base was met daarin foto’s van zendingen die niet te leveren waren.
Dit geheel maakt geen beste indruk op ons en ik wil dat er van af nu iedere dag een update van jullie aan ons gestuurd gaat worden.
Daarnaast verwacht ik dat duidelijk antwoord mbt de gestelde vragen over de procedures die jullie volgen bij schade en vermissing van zendingen.
Je antwoord zie ik graag omgaand tegemoet.”
2.10.
TNT heeft op 24 juli 2019 op de onder 2.9 genoemde e-mail gereageerd met het volgende bericht:
“Beste heer [D] ,
Allereerst nogmaals excuses voor deze vermissing situatie die is ontstaan met betrekking tot een gedeelte van uw zending. Mijn collega [B (voornaam)] is al vanaf 25 juni werkzaam aan deze case en heeft uw collega [A (voornaam)] en [E (voornaam)] met regelmaat op de hoogte gehouden bij updates over de situatie.
De zaak ligt nu in handen van onze security afdelingen van Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Het laatste nieuws wat wij van onze security hebben vernomen is dat uw zending in zijn geheel is ontvangen op de eindbestemming depot Edinburgh. Op dit moment is er een security manager in Schotland onderzoek aan het doen aan de hand van camerabeelden naar wat er met de zending zich heeft kunnen voordoen. Als wij worden geinformeerd over zijn bevindingen, dan laten wij het u en uw collega’s direct weten.
In ons systeem zien wij geen enkele scan of aanleiding dat de zending beschadigd is geraakt in ons netwerk of beschadigd is geleverd. Als een zending beschadigd zou zijn, dan zouden wij dat uit ons systeem moeten kunnen herleiden naar aanleiding van scans van onze operations. Onze operations hanteert een “Say No To Damage” beleid en zij moeten een zending deze scan geven en foto’s maken van de zending als er een schadegeval wordt gesignaleerd. Wij hebben zelfs een speciaal systeem waarin operations deze schadegevallen in moet vermelden, namelijk het ”Damaged and Unidentified Consignments” systeem.
In dit stadium van het onderzoek kunnen wij geen aannamen doen over wat er met de zending is gebeurd en moeten wij de bevindingen van de security afdelingen afwachten, omdat zij nu dit onderzoek aan het doen zijn aan de hand van camerabeelden en feiten Sinds wij zijn overgenomen door FedEx en sinds de AVG wetgeving kunnen en mogen wij geen foto’s meer doorsturen naar klanten helaas. Zodra wij deze informatie en update hebben ontvangen van onze security afdelingen zullen wij u informeren Wij zullen u natuurlijk dagelijks op de hoogte
houden van deze situatie en u kunt ervan uit gaan dat deze case prioriteit heeft en dat wij al het mogelijke doen om erachter te komen wat er zich met uw zending heeft afgespeeld.
Bij een schade/vermissing geval kunnen wij vervolgstappen nemen. Deze stappen zullen een claimprocedure en creditatie van de verzendkosten kunnen zijn als het uiteindelijk de fout van ons als vervoerder betreft.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Als u vragen en/of opmerkingen heeft, dan hoor ik die graag van u.”
2.11.
Naar aanleiding van de hiervoor onder 2.10 genoemde e-mail heeft [onderneming 1] B.V. dan weer als volgt bericht op 25 juli 2019:
“Geachte heer [C] ,
Bedankt voor uw schrijven.
Het crediteren van de zendingskosten helpt ons absoluut niet en geeft ons ook zeker geen goed gevoel
Ik zie mij genoodzaakt om heden onze klant ASML te gaan informeren over de gang van zaken. Door het zeer lang lopende onderzoek (4 weken inmiddels) van FedEx/TNT mbt onze zending en zal ik hun helaas moeten meedelen dat zij op zijn vroegst hun bestelde artikelen over 13-15 weken zullen gaan ontvangen, want zo lang duurt het om de verloren producten opnieuw te produceren.
Wij hebben helaas nog steeds niet de indruk dat er alles op alles gezet wordt om de zending terug te vinden en de duur van het onderzoek bevestigd dat ook en vinden het verschuilen achter security mensen die op vakantie zijn, chauffeurs die op vakantie zijn, corporate regels en AVG (is niet voor
goederen) heel erg teleurstellend
Ik zal zelf wel contact opnemen met FedEx in de USA om te vragen wat hun mening is over de behandeling van deze case, want ik geloof niet dat dit hun “way of working is!
Graag hoor ik vandaag waarom het onderzoek zo lang duurt en nog niet afgerond is en wie moet ik verder benaderen om dit probleem op te lossen!”
2.12.
Op 25 juli 2019 heeft TNT een e-mail bericht met de volgende inhoud aan [onderneming 1] B.V. gestuurd:
“Goedemiddag meneer [D] ,
onze security medewerker in Schotland gaat morgen persoonlijk de leverroute van de chauffeur rijden.
Er is ondertussen het vermoeden (let op: vermoeden) dat de zending intact geladen is in de vrachtwagen die de levering verzorgd heeft.
Mogelijk wordt dus de zending gevonden bij een ander bedrijf.
Daarnaast wil men nog de chauffeur een aantal vragen stellen over deze levering maar daarvoor zullen we geduld moeten hebben tot aanstaande maandag wanneer deze man terugkomt van vakantie.”
2.13.
Op 26 juli 2019 heeft TNT in aanvulling op het onder 2.12 genoemde bericht nog het volgende per e-mail aan [onderneming 1] B.V. laten weten:
“Beste meneer [D] ,
zoals gister aangegeven heeft onze [functie 1] vandaag de route van de chauffeur nagereden maar uw zending helaas bij geen van de bedrijven aangetroffen.
Nu hopen wij dat het interview met de chauffeur aanstaande maandag enige duidelijkheid brengt.
Helaas dus nog niet het verlossende nieuws maar wij wensen u allen toch alvast een fijn, en hopelijk koeler, weekend.”
2.14.
[onderneming 2] heeft op verzoek van Nationale Nederlanden c.s. een expertiserapport opgesteld. De conclusie van het rapport d.d. 26 februari 2020 luidt als volgt:
“Oorzaak van de schade:
Wij onderzochten de schade en spraken hierover uitgebreid met uw verzekerde. Ook namen wij contact op met TNT over de vermissing en het onderzoek dat door hen naar aanleiding van de melding van uw verzekerde was opgestart.
De onderhavige zending werd op 14 juni 2019 door TNT geladen per adres van uw verzekerde.
Van TNT leerden wij dat de zending diverse scanmomenten kende tot aan het depot in Edinburgh, Schotland. Daar zou de zending eveneens gezien zijn op camerabeelden. Een kopie van deze beelden wilde TNT niet verstrekken in verband met de AVG.
De zending is vanuit het depot in Edinburgh vermoedelijk geladen in de vrachtwagen die de levering in Glenrothes zou uitvoeren. De route van de chauffeur is door TNT gecontroleerd en diverse andere adressen op de route zouden benaderd zijn met de vraag of daar de onderhavige zending per vergissing was afgeleverd.
Dit alles resulteerde niet in het terugvinden van de zending.
Conclusie
De onderhavige zending werd zonder bemerkingen door TNT geladen bij uw verzekerde. De zending raakte vermist terwijl deze zich onder het beheer van TNT bevond.
Gelet op de aard van de goederen beoordelen wij deze niet als zijn de diefstal-gevoelig. De goederen zijn naar onze mening voor derden niet interessant.
Gelet op de verstreken tijd zijn wij van mening dat de zending als definitief vermist beschouwd dient te worden.”
2.15.
Een door [F] , [functie 2] bij TNT/FedEx, op 15 februari 2021 getekende schriftelijke verklaring (productie 8 van TNT) luidt als volgt:
“My name is [F] , I am 56 years old and work at FedEx, formerly known as TNT, since January 2019 in the capacity of [functie 2] for all Scottish FedEx depots.
This function involves assessing risks for all FedEx depots as well as carrying out investigations with respect to any missing consignments in my area.
I received word in mid-July that a part of a consignment (no. [nummeraanduiding] ) destined for [onderneming 3] in Glenrothes had gone missing. By the looks of CCTV pictures that were captured, it appeared to be a two-part consignment. I believe the bottom part was a case which contained all the titanium bolts and nuts, whereas the top part consisted of two blue boxes. It may well be that the missing case had no details on it whatsoever, but I am not sure of this.
The CCTV pictures we captured from the Dartford (DZ5) depot clearly show that the consignment was loaded in a trailer at the Dartford depot destined for Edinburgh (EDH). The trailer was not opened all the way from Dartford to Edinburgh.
A driver change took place in Preston, but I can say for certain that no freight was interfered with there. I retrieved the CCTV footage from Edinburgh, but this footage was not that clear, regretfully. I found a consignment that was similar to the one loaded in Dartford, but due to the quality of the footage, I would be hard pushed to say it was definitely the same one. I could not track this consignment around the warehouse.
In order to relocate the missing part of the consignment, I interviewed the driver who drove the final part of the transport between Edinburgh and Glenrothes, [G] . He was an experienced driver and with the company for a number of years but has now resigned and left the business. He was quite familiar with that route. He had definitively been to the address of [onderneming 3] before.
This interview took place on 29 July 2019. [G] struck me as forthright and up front .I had no reason to disbelieve him. I showed him the photographs we had retrieved from the CCTV in Dartford to see if I could jog his memory.
[G] was adamant he had delivered only one part the consignment,, being the two blue boxes and that there had been no bottom half. He was also certain he had not misdelivered the bottom part of the consignment. He was adamant this did not happen, but on further questioning he did say that he couldn’t be 100% certain due to the vo1ume of deliveries he was carrying out.
I put it to [G (voornaam)] that was it possible that he had delivered a full consignment, including the 2 blue boxes and he stated that it was possible, but he couldn’t be sure.
To exclude the off chance that [G] had inadvertently delivered the consignment to another address, I drove to each area, each delivery address and each business [G] had attended . On his route, there were three sites of the Royal Navy.
As access to these military sites is strictly controlled, it took me quite a while and a bit of explaining to get into them. All and all, 1 dedicated a day and a half to this, but did not find the missing part of the consignment. Of course, it may still be possible that someone inadvertently took receipt of the missing part and simply forgot to include it in their records.”
2.16.
Op een uitdraai van het door TNT gebruikte track en trace systeem (productie 3 van TNT) staat met betrekking tot de zending van [onderneming 1] B.V. onder meer:
“Seq St Date Time Depot
001 SR 025JUN19 1445 SP8 SERVICE RECOVERY INITIATED
002 OK 018JUN19 1316 EDH CONSIGNMENT DELIVERED IN GOOD CONDITION
003 OD 18JUN19 0923 EDH SHIPMENT IS OUT FOR DELIVERY
004 DUF 18JUN19 0919 EDH CONSIGNMENT FULLY LOADED
005 DUL 18JUN19 0815 EDH LOADING TO DELIVERY UNIT
006 IR 18JUN19 0815 EDH RECEIVED AT DESTINATION DEPOT
007 TR 17JUN19 1604 DZ5 PHYSICAL CONSIGNMENT SORTED
008 IS 17JUN19 1437 DZ5 RECEIVED AT HUB/GATEWAY
009 LCA 15JUN19 1129 DZ5 LINEHAUL CONFIRMED ARRIVAL
010 LCD 15JUN19 0357 QAR LINEHAUL CONFIRMED DEPARTURE”

3.De vordering

3.1.
Nationale Nederlanden c.s. vordert dat de rechtbank TNT voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt tot:
  • betaling aan Nationale Nederlanden c.s., des aan de één betalende, TNT tegenover de anderen zal zijn gekweten, althans tot betaling aan ieder van de eiseressen afzonderlijk tot het bedrag berekend volgens de in het lichaam van de dagvaarding genoemde maatschappijverdeling van een bedrag van € 66.724,24, te vermeerderen met 5% gekapitaliseerde CMR-rente over dat bedrag van 10 september 2019 tot de dag der algehele voldoening:
  • betaling aan Nationale Nederlanden c.s., des aan de één betalende, TNT tegenover de anderen zal zijn gekweten, althans tot betaling aan ieder van de eiseressen afzonderlijk tot het bedrag berekend volgens de in het lichaam van de dagvaarding genoemde maatschappijverdeling van een bedrag van € 1.361,25, ter vergoeding van de expertisekosten;
  • betaling aan Nationale Nederlanden c.s., des aan de één betalende, TNT tegenover de anderen zal zijn gekweten, althans tot betaling aan ieder van de eiseressen afzonderlijk tot het bedrag berekend volgens de in het lichaam van de dagvaarding genoemde maatschappijverdeling van een bedrag van € 1.442,24, ter vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten;
  • betaling aan Nationale Nederlanden c.s., des aan de één betalende, TNT tegenover de anderen zal zijn gekweten, althans tot betaling aan ieder van de eiseressen afzonderlijk tot het bedrag berekend volgens de in het lichaam van de dagvaarding genoemde maatschappijverdeling - in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
Nationale Nederlanden c.s. grondt deze vordering op het volgende. Op basis van het onderzoek van de expert en de weigering van TNT om (nadere) informatie te verstrekken over de resultaten van haar onderzoek naar de vermissing van de goederen rijst het vermoeden dat een werknemer of hulppersoon van TNT betrokken is geweest bij de verdwijning. Op TNT als vervoerder van de goederen rust een verzwaarde stelplicht om alle van belang zijnde informatie en documentatie over het vervoer en de vermissing van de goederen aan te leveren, zodat Nationale Nederlanden c.s. kunnen voldoen aan de op hen rustende last om te bewijzen dat de vermissing van de goederen te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van TNT, haar werknemers of haar hulppersonen. Gaat het niet om die verzwaarde stelplicht dan heeft TNT een verzwaarde motiveringsplicht om aan te tonen dat geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid bij haar, haar werknemers of haar hulppersonen. Nu TNT de genoemde (nadere) informatie niet geeft, moet voorshands aangenomen worden dat aan de zijde van TNT sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Het gevolg daarvan is dat TNT zich op grond van artikel 29 CMR niet kan beroepen op bepalingen uit hoofdstuk IV CMR die haar aansprakelijkheid uitsluiten of beperken en onbeperkt aansprakelijk is voor de schade die [onderneming 1] B.V. geleden heeft ten gevolge van het verlies van de doos met bevestigingsmaterialen.
3.3.
Nationale Nederlanden c.s. bouwt haar vordering als volgt op. De ladingschade bedraagt € 66.724,24, bestaande uit de kostprijs van de vermiste goederen (€ 51.414,80) en een winstopslag van 30% conform de verzekeringspolis. De expertisekosten
belopen € 1.361,25 en zijn gemaakt ter vaststelling van de schade. Zij komen voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:96, tweede lid, BW. TNT is ook 5% rente verschuldigd op grond van artikel 27 CMR vanaf 10 september 2019, de dag waarop de vordering schriftelijk bij TNT is ingediend. Ten slotte dient TNT de buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96, tweede lid, onder c, BW te vergoeden. Het bedrag komt overeen met de staffel behorende bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten

4.Het verweer

4.1.
TNT betwist de vordering van Nationale Nederlanden c.s.
4.2.
TNT brengt naar voren dat voor haar pas sprake kan zijn van een verzwaarde motiveringsplicht, indien Nationale Nederlanden c.s. voldoende onderbouwd heeft gesteld dat de schade die [onderneming 1] B.V. geleden heeft te wijten is aan opzet of roekeloosheid aan de zijde van TNT. Omdat Nationale Nederlanden c.s. slechts het vermoeden uit dat een werknemer of hulppersoon van TNT betrokken geweest is bij het verlies van de goederen van [onderneming 1] B.V. is aan dat laatste niet voldaan. De enkele stelling dat de goederen verloren geraakt zijn is geen voldoende onderbouwing. Maar ook indien TNT wel een verzwaarde motiveringsplicht heeft, heeft zij aan die plicht voldaan door de informatie aan Nationale Nederlanden c.s. te verschaffen die zij verschaft heeft. Daarbij tekent TNT aan, dat deze informatie slechts
aanknopingspuntenbehoeft te bevatten voor de bewijsvoering door Nationale Nederlanden c.s., die wenst te bewijzen dat aan de zijde van TNT sprake was van opzet of roekeloosheid.
4.3.
In haar conclusie van antwoord betwist TNT het bestaan van een vorderingsrecht aan de zijde van Nationale Nederlanden c.s., omdat niet gebleken is dat Nationale Nederlanden c.s. en [onderneming 1] B.V. een verzekeringsovereenkomst hebben gesloten en evenmin dat op grond van die overeenkomst een uitkering aan [onderneming 1] B.V. is gedaan. Nadien heeft Nationale Nederlanden c.s. een polisblad goederentransportverzekering (productie 13 van Nationale Nederlanden c.s.) en een bewijs van uitkering onder de verzekeringsovereenkomst (productie 12 van Nationale Nederlanden c.s.) in het geding gebracht. TNT is bij de mondelinge behandeling niet meer op dit verweer teruggekomen en de rechtbank gaat er van uit dat TNT dit verweer heeft laten varen. Daarom heeft de rechtbank hiervoor onder “De feiten” de onderdelen 2.2. en 2.3 opgenomen.
4.4.
Naar de mening van TNT heeft Nationale Nederlanden c.s. de door haar gestelde schade niet aangetoond. TNT stelt zich daarnaast, onder verwijzing naar artikel 23 CMR, op het standpunt dat denkbeeldige winst niet voor vergoeding in aanmerking komt. Los daarvan geldt het percentage van 30% slechts voor de rechtsverhouding tussen [onderneming 1] B.V. en Nationale Nederlanden c.s. Voor vergoeding van expertisekosten en buitengerechtelijke kosten is volgens TNT onder het regime van het CMR geen plaats. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bovendien alleen maar van toepassing op een vordering tot betaling van een geldsom en niet op een vordering tot vergoeding van schade. Ten onrechte is dit onderdeel van de vordering gebaseerd op de kosten die de expert gemaakt heeft. TNT stelt dat het CMR geen ruimte biedt voor vergoeding van samengestelde rente.
4.5.
TNT vindt dat zij slechts gehouden is een vergoeding als bedoeld in artikel 23, derde lid, CMR, te weten 8,33 rekeneenheden (SDR) voor elk ontbrekend kilogram bruto-gewicht, te betalen.
4.6.
TNT komt tot de conclusie dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, Nationale Nederlanden c.s. niet ontvankelijk zou moeten verklaren in haar vordering, althans de vordering van Nationale Nederlanden c.s. zou moeten afwijzen met veroordeling van Nationale Nederlanden c.s. in de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
De door [onderneming 1] B.V. en TNT gesloten vervoersovereenkomst is een overeenkomst als bedoeld in artikel 1 CMR. De rechtbank dient dit geschil dan ook te beoordelen aan de hand van de bepalingen van het CMR. Op grond van artikel 31 CMR is de Nederlandse rechter bevoegd om van het geschil tussen partijen kennis te nemen, ook voor zover een van de eisende partijen een in België gevestigde vennootschap is. Voor zover van belang is in aanvulling op het CMR op grond van artikel 5, eerste lid, van Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) Nederlands recht van toepassing als het recht van het land waar de vervoerder (TNT) zijn gewone verblijfplaats heeft, terwijl de plaats van ontvangst en de gewone verblijfplaats van verzender ( [onderneming 1] B.V.) ook in dat land zijn gelegen.
5.2.
De rechtbank volgt TNT niet waar deze zich verweert met de stelling dat Nationale Nederlanden c.s. haar stelling dat bij TNT sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid onvoldoende onderbouwd heeft om de hiervoor onder de vordering en het verweer genoemde verzwaarde motiveringsplicht te kunnen doen ontstaan. Nationale Nederlanden c.s. verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar het rapport van de expert. De rechtbank begrijpt dat Nationale Nederlanden c.s. in het bijzonder doelt op de opmerking in het rapport dat de vermissing van niet diefstal-gevoelige goederen plaatsvond op een moment dat die goederen onder het beheer van TNT stonden. Daarnaast noemt Nationale Nederlanden c.s. de weigerachtige houding van TNT in verband met het geven van inlichtingen over het onderzoek door TNT naar de vermissing en de resultaten daarvan. Ondanks verzoeken daartoe geeft TNT die inlichtingen niet, aldus Nationale Nederlanden c.s. Aan het voorgaande verbindt Nationale Nederlanden c.s. haar vermoeden dat een werknemer of hulppersoon van TNT betrokken is geweest bij de verdwijning van de goederen. De rechtbank is van oordeel dat deze onderbouwing op dat moment voldoende was. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. In de eerste plaats mogen in het licht van de verzwaarde motiveringsplicht van de vervoerder niet te hoge eisen gesteld worden aan die onderbouwing. Van de vervoerder mag immers verlangd worden, dat hij ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van de wederpartij gegevens verstrekt, teneinde die wederpartij aanknopingspunten voor haar stellingen (en voor eventuele bewijslevering) te verschaffen. Daarnaast dient onderscheid gemaakt te worden tussen het (kaal) niet verstrekken van inlichtingen over het onderzoek naar de vermissing van goederen en over de resultaten daarvan en het niet verstrekken van dergelijke inlichtingen ondanks (herhaalde) verzoeken daarom. Het tweede geeft eerder aanleiding te veronderstellen dat iets niet goed gegaan is met het vervoer dan het eerste.
5.3.
Nationale Nederlanden c.s. neemt niet het standpunt in dat thans aan de hand van wat bekend is over de wijze waarop TNT het vervoer van de zending verricht heeft vastgesteld kan worden dat de vermissing van de doos met bevestigingsmaterialen te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van TNT. Nationale Nederlanden c.s. houdt vast aan haar bij dagvaarding ingenomen standpunt dat TNT niet voldaan heeft aan de op haar rustende motiveringsplicht en dat er daarom van uitgegaan kan worden dat aan de zijde van TNT sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. De rechtbank dient dan ook de vraag te beantwoorden of Nationale Nederlanden c.s. dat laatste thans voldoende onderbouwd heeft.
5.4.
Uit de hiervoor onder 2.7, 2.8, 2.10, 2.12 en 2.13 genoemde berichten deelt TNT aan [onderneming 1] B.V. - samengevat – mede dat zij een onderzoek naar de vermissing instelt, dat de zending van [onderneming 1] B.V. in haar geheel is ontvangen in het depot Edinburgh, dat een beschadiging niet geregistreerd is en dat het vermoeden bestaat dat de zending intact geladen is in de vrachtwagen die de aflevering verzorgd heeft. In het hiervoor onder 2.9 genoemde bericht van [onderneming 1] B.V. d.d. 24 juli 2019 valt af te leiden dat aan [onderneming 1] B.V. bericht is dat de zending uit elkaar gehaald is, maar niet duidelijk is hoe [onderneming 1] B.V. aan die informatie gekomen is. In haar conclusie van antwoord vermeldt TNT daarnaast als resultaten van het door haar uitgevoerde onderzoek:
  • dat op een beveiligingsbeeld afkomstig uit het depot in Dartford (toegevoegd als productie 6 van TNT) blijkt dat de zending daar aangekomen is;
  • dat op andere beelden uit het depot in Dartford (toegevoegd als productie 7 van TNT) te zien is dat de zending geladen is in een trailer met bestemming Edinburgh, dat de zending in Dartford echter is blijven haken aan een laadband, waardoor de blauwe dozen gevallen zijn en losgekomen zijn van de houten doos, dat bij het opnieuw stapelen door een loodsmedewerker een in donker krimpfolie gewikkelde doos tussen de zending geplaatst is, waardoor de verschillende onderdelen van de zending van [onderneming 1] B.V. gescheiden terechtgekomen zijn in de trailer bestemd voor Edinburgh (waarmee de inhoud van het hiervoor genoemde bericht van [onderneming 1] B.V. d.d. 24 juli 2019 bevestigd wordt);
  • dat op weg naar Edinburgh een stop gemaakt is bij de TNT-locatie in Preston, waarbij een chauffeurswissel plaatsgevonden heeft, maar waarbij de trailer niet is geopend;
  • dat de trailer in Edinburgh gelost is.
Bij conclusie van antwoord heeft TNT de hiervoor onder 2.15 en 2.16 genoemde stukken in het geding gebracht. In de verklaring van [F] staat in aanvulling op het voorgaande dat hij beelden uit het depot in Edinburgh bekeken heeft, maar dat hij aan hand daarvan niet heeft kunnen vaststellen dat de zending in Edinburgh aangekomen is en dat hij met de chauffeur die naar het afleveradres gereden is gesproken heeft en dat deze hem gezegd heeft dat hij zeker wist dat hij de twee blauwe dozen afgeleverd had (zonder de derde doos met bevestigingsmaterialen) en dat hij niet geheel zeker wist hij die derde doos niet op het verkeerde adres afgeleverd had. [F] verklaart ook dat hij alle andere afleveradressen van de desbetreffende rit nog langs gegaan is om te kijken of de vermiste doos daar wellicht afgeleverd was, maar dat hij die niet gevonden heeft. In de uitdraai van het track en trace systeem staat dat de (gehele) zending in Edinburgh geladen en nadien afgeleverd is.
5.5.
Uit de opsomming onder 5.4 volgt dat gegevens verstrekt zijn over het vervoer van de vermiste doos tot het laden daarvan bij het depot Dartford in de trailer met bestemming Edinburgh. Nadien is de doos vermist geraakt, maar TNT heeft over het vervoer van zending van die doos vanaf Dartford geen andere inlichtingen verstrekt dan dat zij daar niets over heeft kunnen vaststellen. Over het door haar gestelde vervolg op het laden in Dartford, bestaande uit het vervoer van de doos tussen Dartford en Edinburgh, de aankomst van de doos in het depot in Edinburgh, het laden van de doos in de auto, waarmee de twee blauwe dozen afgeleverd zijn en waarmee de vermiste doos afgeleverd had moeten worden en de aflevering van de doos ontbreekt dus elk gegeven. Hier merkt de rechtbank nog op dat de vermeldingen over de zending in de onder genoemde uitdraai van het track en trace systeem geen betekenis toegekend kan worden, omdat tussen partijen vaststaat dat de mededeling “CONSIGMNENT DELIVERED IN GOOD CONDITION” slechts betrekking kan hebben op de twee blauwe dozen. Niet vast staat dan ook dat de eerdere vermeldingen over de zending betrekking hebben op de drie dozen van de zending. TNT kan dan ook op geen enkele manier uitleggen waar en hoe de doos vermist is geraakt. TNT heeft Nationale Nederlanden c.s. dan ook geen aanknopingspunten aangereikt voor de onderbouwing van haar stellingen met betrekking tot opzet en bewuste roekeloosheid aan de zijde van TNT, waaraan de vermissing van de doos met bevestigingsmaterialen van [onderneming 1] B.V. te wijten is.
5.6.
Wat de rechtbank onder 5.5 overwogen heeft leidt tot de slotsom dat TNT niet voldaan heeft aan de op haar rustende verzwaarde motiveringsplicht bij het weerspreken van de stelling van Nationale Nederlanden c.s. Het gevolg daarvan is dat de vermissing van de goederen van TNT geacht moeten worden te wijten te zijn aan opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van TNT. Daarbij weegt de rechtbank nog twee omstandigheden mee ten nadele van TNT. In de eerste plaats het losraken van de blauwe dozen van de derde doos, zoals dat hiervoor onder 5.4 omschreven is. Deze wijze van handelen kan weliswaar niet zelfstandig leiden tot de slotsom dat aan de zijde van TNT sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, maar een gebrek aan accuratesse bij het verrichten van het vervoer van de zending van [onderneming 1] B.V. blijkt er wel uit. Het valt de rechtbank overigens op dat TNT het uiteen raken van de dozen wel beschrijft in haar conclusie van antwoord, maar nalaat het desbetreffende beeldmateriaal bij te voegen. In de tweede plaats heeft TNT de stelling van Nationale Nederlanden c.s. dat TNT geen aangifte gedaan heeft van de vermissing niet betwist. De rechtbank ziet daarin een aanwijzing dat TNT meent dat de oorzaak van de vermissing in eigen kring te plaatsen is. TNT kan gezien het voorgaande op grond van artikel 29 CMR geen beroep doen op aansprakelijkheid uitsluitende of beperkende bepalingen uit hoofdstuk IV CMR. Dit betekent dat de limiteringsregel van artikel 23, derde lid, CMR in deze zaak niet geldt. Voor het overige dienen de voorschriften van artikel 23 CMR wel in acht genomen te worden. Indien dat niet zou gebeuren, zouden regels van nationaal recht het vaststellen van de schadevergoeding (mede) bepalen, wat strijdig zou zijn met het in de preambule van het CMR genoemde doel om de aansprakelijkheid van de vervoerder bij internationaal wegverkeer op eenvormige wijze te regelen.
5.7.
De rechtbank acht het rapport van de expert en het overzicht van de goederen die van de zending deel uitmaakten met de daarbij behorende bedragen, dat Nationale Nederlanden c.s. als productie 9 in het geding gebracht heeft, voldoende onderbouwing van de in artikel 23, eerste lid, CMR vermelde schade. De rechtbank zal TNT veroordelen tot betaling van een bedrag van € 51.414,80 aan Nationale Nederlanden c.s. De rechtbank zal TNT ook veroordelen om (enkelvoudige) rente te betalen op de voet van artikel 27 CMR vanaf 10 september 2019. Tot 15 juni 2020 is het bedrag waarover rente betaald moet worden € 51.414,80, na die datum is dat bedrag € 49.456,40. Op 15 juni 2020 heeft TNT namelijk een bedrag van € 1.958,40 aan de verzekeringsagent van [onderneming 1] B.V. betaald. Dat bedrag heeft de verzekeringsagent weliswaar op 17 juni 2020 aan TNT terugbetaald, maar die terugbetaling door de verzekeringsagent van [onderneming 1] B.V., die nagelaten heeft aan TNT te vragen waar haar betaling betrekking op had, komt voor thans voor risico van Nationale Nederlanden c.s.
5.8.
Op grond van artikel 23, vierde lid, CMR komen expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering van Nationale Nederlanden c.s. op die punten afwijzen.
5.9.
De rechtbank zal TNT als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen aan de proceskosten, die de rechtbank aan de zijde van Nationale Nederlanden c.s. tot op heden als volgt begroot:
explootkosten: € 83,38
griffierecht: € 2.042,00
salaris advocaat: € 2.228,00 (2 punten à € 1.114,00)
totaal: € 4.353,38
5.10.
De rechtbank zal TNT in de nakosten veroordelen op een wijze zoals hierna onder de beslissing vermeld is.
5.11.
Het ligt op de weg van Nationale Nederlanden c.s. om de bedragen die TNT aan haar moet betalen te verdelen op basis van de maatschappijverdeling.

6.De beslissing

De rechtbank
- veroordeelt TNT tot betaling aan Nationale Nederlanden c.s. van een bedrag
van € 51.414,80 te vermeerderen met 5% rente vanaf 10 september 2019 over een bedrag van € 51.414,80 en vanaf 15 juni 2020 over een bedrag van € 49.456,40 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt TNT in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Nationale Nederlanden c.s. begroot op € 4.353,38;
- veroordeelt TNT in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: