ECLI:NL:RBMNE:2021:5216

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 20/3476
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen op eerdere afwijzing Wajong en motiveringsgebrek in besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van een Wajong-uitkering. Eiser had eerder, op 15 maart 2016, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat hij arbeidsvermogen had. Na een aantal jaren heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend op 17 december 2019, maar het Uwv weigerde terug te komen op de eerdere afwijzing, omdat er geen nieuwe informatie was ingediend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 4 maart 2021 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om het Uwv te verzoeken om een nadere motivering van de verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet voldoende had gemotiveerd waarom eiser geen recht had op de Wajong-uitkering, met name met betrekking tot de Amberregeling, die van toepassing kan zijn bij verslechtering van de gezondheidstoestand. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek vernietigd moest worden, maar dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand konden blijven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet onzorgvuldig had gehandeld door eiser niet persoonlijk te onderzoeken, omdat de ingediende medische informatie niet voldoende was om een verslechtering van de gezondheid aan te tonen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiser is in de proceskosten vergoed, en het griffierecht wordt aan hem terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder (hierna: het Uwv) geweigerd terug te komen van zijn eerdere besluit om eiser geen Wajong-uitkering toe te kennen.
Bij besluit van 21 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift
ingediend.
Het beroep is op de zitting van 4 maart 2021 via Skype behandeld. Daarbij waren eiser, zijn vader en de gemachtigde van eiser aanwezig. Het Uwv is verschenen bij zijn gemachtigde.
Op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om verweerder een nadere motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te laten indienen. Verweerder heeft daarop aanvullend gerapporteerd en eiser heeft hierop gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank besloten dat een nadere zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Het in deze procedure te beoordelen besluit is een reactie op het derde verzoek van eiser hem een Wajong-uitkering toe te kennen. Bij besluit van 15 maart 2016 is eiser in reactie op zijn eerste verzoek door het Uwv meegedeeld dat hij arbeidsvermogen heeft en daarom niet in aanmerking komt voor de uitkering. Eisers bezwaarschrift tegen dit besluit is op 30 september 2016 ongegrond verklaard. Hier is geen beroep tegen ingesteld. Vervolgens heeft eiser op
6 augustus 2019 een tweede aanvraag bij het Uwv ingediend. Hierop is eiser bij besluit van
19 augustus 2019 meegedeeld dat het Uwv bij zijn eerdere afwijzende besluit blijft, omdat de aanvraag geen nieuwe informatie bevat. Het tegen dit besluit gerichte bezwaarschrift is bij beslissing op bezwaar van 4 december 2019 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
2. Het bestreden besluit gaat over eisers Wajong-aanvraag van 17 december 2019. Het Uwv heeft deze aanvraag bij het primaire besluit opgevat als een verzoek terug te komen van zijn eerdere afwijzing en heeft geweigerd hierop in te gaan, omdat eiser geen nieuwe of andere informatie heeft ingediend dan de al bekende gegevens. Het hiertegen ingediende bezwaarschrift is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat het Uwv de strekking van zijn aanvraag onjuist heeft beoordeeld. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte alleen opgevat als een verzoek om terug te komen op de afwijzing voor het verleden. Eiser heeft in het gesprek met de medewerker van het Uwv in de bezwaarfase uitdrukkelijk aangegeven dat het met name gaat om een melding van toegenomen klachten. Het Uwv heeft hier ten onrechte niet de conclusie aan verbonden dat eiser (ook) een beroep op de Amberregeling deed. Verder is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid, omdat eiser niet persoonlijk is onderzocht door een verzekeringsarts van het Uwv. Ten slotte is verweerder ten onrechte voorbij gegaan aan de informatie van eisers huisarts in de brief van 14 juli 2020. De verwijzing naar eerdere rapporten van het Uwv ter onderbouwing van het bestreden besluit is onvoldoende.
Standpunt verweerder
4. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiser tot en met de bezwaarfase geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft gesteld, die ter onderbouwing van zijn verzoek dienen. Er is slechts een verklaring van de huisarts verstrekt met al bekende informatie. Er is daarom volgens het Uwv terecht geweigerd terug te komen van de eerdere afwijzing van de Wajong-aanvraag. Evenmin is in de fase voorafgaande aan het beroep onderbouwd waarom, ondanks de eerdere afwijzing, een Wajong-uitkering voor de toekomst moet worden toegekend. In beroep kan eiser niet meer met een onderbouwing van zijn aanvraag komen. Dit is te laat.
Beoordeling strekking aanvraag
5. Het is vaste rechtspraak dat een aanvraag van een Wajong-uitkering na een eerdere afwijzing naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Het Uwv heeft in bezwaar bij eiser nagevraagd wat de strekking van de aanvraag was en het antwoord gekregen dat eiser wenst dat zijn aanvraag wordt opgevat als een verzoek terug te komen van de eerdere afwijzing en ook als een aanvraag om voor de toekomst terug te komen op het afwijzende besluit. Hierna is eiser nog de gelegenheid geboden de aanvraag als zogenaamde Amberaanvraag te onderbouwen. Ondanks herhaald uitstel voor het verstrekken van nadere informatie hierover heeft verweerder alleen een korte verklaring van eisers huisarts van 14 juli 2020 ontvangen. Verweerder is in de motivering van het bestreden besluit niet ingegaan op de toepasselijkheid van de Amberregeling.
6. De rechtbank stelt voorop dat eisers aanvraag de strekking heeft hem een Wajong-uitkering toe te kennen. Het is hierbij, gelet op de toelichting van de aanvraag, voor eiser niet relevant langs welke weg dit resultaat wordt bereikt. De pogingen van het Uwv meer duidelijkheid over de strekking van de aanvraag te krijgen door eiser de drie mogelijke opties voor te leggen (terugkomen op weigering voor het verleden, beroep op rechtspraak over duuraanspraken of toekennen op grond van de Amberregeling wegens verslechtering na eerdere beoordeling) leiden in deze zaak niet tot de gewenste verheldering. Veeleer lijkt er sprake te zijn van een toenemende verwarring. In een dergelijke situatie, waarbij ook bij navraag geen van de opties uitdrukkelijk is uitgesloten, dient het Uwv volgens de rechtbank in zijn besluit te motiveren waarom geen van de drie opties tot toekenning van een Wajong-uitkering kan leiden.
7. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit ten onrechte niet is gemotiveerd waarom eiser geen geslaagd beroep kan doen op de Amberregeling. Het bestreden besluit dient daarom wegens een motiveringsgebrek te worden vernietigd. Uit een oogpunt van efficiency beoordeelt de rechtbank hieronder of er aanleiding is de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, te weten de handhaving van de afwijzing van de aanvraag tot toekenning van een Wajong-uitkering, in stand te laten.
Amber
8
.Volgens eiser is zijn gezondheidstoestand na de afwijzing van zijn Wajong-aanvraag op 15 maart 2016 verslechterd. De ter onderbouwing hiervan ingediende medische informatie bestaat uit de verklaring van de huisarts van 14 juli 2020. In deze verklaring staat niets over een verslechtering van de medische situatie van eiser. Er wordt aangegeven met welke aandoeningen eiser bekend is en dat eiser sinds 2016 niet meer gezien is op de praktijk. Voor informatie van na 2016 wordt verwezen naar eisers revalidatiearts. In beroep heeft eiser vervolgens een verklaring van zijn revalidatiearts [A] van 22 oktober 2018 ingediend.
9. De verzekeringsarts [B] heeft dit stuk hangende het beroep alsnog beoordeeld in het kader van de Amberregeling. Volgens [B] blijkt hieruit niet een duidelijke verslechtering van eisers toestand in 2018. De positie van zijn rechtervoet is bij lichamelijk onderzoek op dat moment verslechterd waardoor hij teveel druk op de voorvoet heeft en problemen met lopen ervaart. Hiervoor is echter een behandelplan afgesproken, bestaande uit het maken van een nieuwe EVO (enkel-voet orthese) in combinatie met rekoefeningen. Mede gelet op eisers werkzaamheden op een zorgboerderij gedurende 4,5 dag per week concludeert [B] dat bij eiser geen sprake is van een toegenomen lichamelijke activiteitenbeperking door de lichte toename van de spitsvoetstand. Een persoonlijk verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft volgens de verzekeringsarts geen meerwaarde gelet op de uitvoerige informatie van eisers revalidatiearts. Verweerder ziet op basis van dit rapport van 22 maart 2021 geen aanleiding zijn standpunt te wijzigen.
10. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de juistheid van het gemotiveerde oordeel van [B] over de toepasselijkheid van de Amberregeling. Evenmin heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig gehandeld door hiervoor geen lichamelijk onderzoek bij eiser te verrichten. De eerste brief van eisers huisarts bevat inderdaad geen inhoudelijke onderbouwing van het verzoek en geeft daarom ook geen aanleiding voor het instellen van een medisch onderzoek door verweerder. De later in beroep ingebrachte informatie van de revalidatiearts maakt dit oordeel niet anders, gelet op de uitvoerige informatie, de beperkte aard van de aangegeven verslechtering van eisers toestand en de hiervoor beschikbare behandelmogelijkheden.
Duuraanspraak
11. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit wel een gemotiveerde afwijzing van de duuraanspraak inhoudt.
12. Een uitkeringsgerechtigde kan alleen voor een dergelijke aanspraak in aanmerking komen als er aanleiding is de eerdere afwijzing voor de toekomst te herzien. Eiser moet dan onderbouwen waarom de afwijzing destijds niet juist was.
13. Volgens verweerder heeft eiser dit niet gedaan zodat zijn aanvraag voor de toekomst terecht is afgewezen. De rechtbank ziet geen reden om tot een andere conclusie te komen. Ook voor deze beoordeling geldt dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet persoonlijk te onderzoeken.
Terugkomen
14. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geweigerd om terug te komen op de eerdere afwijzing op de grond dat eiser geen nieuwe informatie heeft aangevoerd over zijn gezondheidstoestand en de daaruit voortvloeiende beperkingen zoals die bestonden bij de eerste aanvraag. Er bestond ook in zoverre voor verweerder geen reden op eisers verzoek in te gaan en evenmin om eiser persoonlijk te onderzoeken.
Wat betekent dit?
15. Het beroep is gegrond. De rechtbank concludeert dat er aanleiding is de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten.
16. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere schriftelijke reactie in beroep met een waarde per punt van € 748,- met een wegingsfactor 1). Verder moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- aan hem vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.870,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 oktober 2021 en wordt openbaar bekend gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
(De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.