ECLI:NL:RBMNE:2021:5219
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor taxichauffeur op basis van strafrechtelijke veroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aanvroeg om als taxichauffeur te kunnen werken, en de Minister voor Rechtsbescherming, die de aanvraag had afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister, dat was gebaseerd op een eerdere veroordeling van eiser tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor medeplegen van schuldwitwassen. Eiser betwistte dat hij niet voldeed aan het objectieve criterium voor de afgifte van de VOG en stelde dat de beoordeling van het risico voor de samenleving niet correct was uitgevoerd.
De rechtbank oordeelde dat de Minister zich op het standpunt had kunnen stellen dat de strafbare feiten van eiser, indien herhaald in de functie van taxichauffeur, een risico vormden voor de veiligheid van passagiers. De rechtbank benadrukte dat er een relatie bestaat tussen het feit en de functie, en dat de veiligheid van passagiers in het geding is wanneer een taxichauffeur geld vervoert dat verkregen is door middel van witwassen. De rechtbank concludeerde dat de Minister terecht het subjectieve criterium zwaarder had laten wegen dan het belang van eiser bij afgifte van de VOG, gezien de recente detentie van eiser en de ernst van het vergrijp.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de resocialisatie van eiser ook in een andere functie kan plaatsvinden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.