ECLI:NL:RBMNE:2021:5232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/2790
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van subsidieaanvragen door de gemeente Utrecht na afloop van de aanvraagperiode

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een muziekvereniging, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder. Eiseres had op 2 oktober 2020 een subsidieaanvraag ingediend voor amateurkunst en instrumentaal muziekonderwijs voor het jaar 2021. Verweerder heeft deze aanvragen echter afgewezen, omdat ze niet tijdig waren ingediend; de aanvraagperiode liep tot en met 1 oktober 2020. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het beleid van verweerder onredelijk hard was en dat er rekening gehouden had moeten worden met persoonlijke omstandigheden van de penningmeester die de aanvraag slechts één dag te laat had ingediend.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Verweerder heeft toegelicht dat er geen hardheidsclausule in de Algemene subsidieverordening of de Nadere regel is opgenomen, omdat dit de transparantie van de besluitvorming zou ondermijnen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen uitzondering heeft gemaakt voor eiseres, aangezien het gaat om de verdeling van schaarse publieke middelen. De rechtbank vond dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de te late indiening van de aanvraag rechtvaardigden. Eiseres had bovendien voor het jaar 2022 wel tijdig een aanvraag ingediend, wat de rechtbank als relevant beschouwde.

De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van de afwijzing van de subsidieaanvragen niet onevenredig nadelig waren voor eiseres en dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep van eiseres werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.N. Bouwman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Sipman).

Procesverloop

In het besluit van 23 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder de subsidieaanvragen van eiseres geweigerd.
In het besluit van 30 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voor eiseres is verder [A] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiseres] (hierna: eiseres) is een muziekvereniging die onder andere muzieklessen geeft aan kinderen. Op 2 oktober 2020 is door de penningmeester namens eiseres subsidie aangevraagd voor amateurkunst en instrumentaal muziekonderwijs voor het jaar 2021.
2. Verweerder heeft de aanvragen om subsidie afgewezen, omdat ze niet tijdig zijn ingediend. De aanvraagperiode voor de subsidies liep tot en met 1 oktober 2020. Doordat de aanvragen niet tijdig en niet met een volledig ingevuld formulier zijn ingediend, is niet voldaan aan artikel 6, eerste lid, van de Nadere regel basissubsidies amateurkunst gemeente Utrecht, instrumentaal muziekonderwijs (Nadere regel) en artikel 8, eerste lid, onder g van de Algemene subsidieverordening (Asv).
3. Eiseres voert in beroep aan dat het beleid van verweerder onredelijk hard is, omdat een aanvraag die niet tijdig is ingediend hoe dan ook wordt afgewezen. De penningmeester heeft de aanvraag slechts één dag te laat ingediend vanwege persoonlijke omstandigheden. Verweerder had een hardheidsclausule in de Asv of Nadere regel moeten opnemen, waarmee rekening kan worden gehouden met dergelijke omstandigheden. Doordat er geen mogelijkheid is om af te wijken van de Asv of Nadere regel, handelt verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals de rechtszekerheid en evenredigheid. Eiseres ontvangt bovendien al jaren subsidie, verweerder had eiseres dan ook moeten waarschuwen voor het aflopen van de aanvraagperiode.
4. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat er geen hardheidsclausule is opgenomen in de Asv of Nadere regel met het oog op transparantie van de besluitvorming. Het gaat bij het verlenen van subsidie om het verdelen van schaarse publieke middelen en dit moet op een transparante manier gebeuren. Er kan niet ten behoeve van één partij van de regelingen worden afgeweken. Als er een uitzondering wordt gemaakt, moet dit voor iedereen gebeuren. In het onderhavige geval van de subsidies voor amateurkunst en instrumentaal muziekonderwijs voor het jaar 2021 zou dit betekenen dat, vanwege het bereiken van het subsidieplafond, een evenredig percentage in mindering zou moeten worden gebracht op alle aanvragen. De overige aanvragers zouden daardoor dus minder subsidie krijgen, terwijl zij wel op tijd de aanvraag hebben ingediend. Verweerder acht dit juist in strijd met de rechtszekerheid, aangezien de andere aanvragers wel binnen de aanvraagperiode hun aanvraag hebben ingediend en zij er op mochten rekenen dat alleen tijdige aanvragen zouden kunnen meedingen naar subsidie.
5. De rechtbank kan de toelichting van verweerder over de keuze om geen hardheidsclausule op te nemen in de Asv of de Nadere regel op zichzelf volgen. Verweerder heeft er vanuit het oogpunt van transparantie en rechtszekerheid voor kunnen kiezen om geen uitzonderingsmogelijkheid op te nemen ten aanzien van de uiterste datum waarop een subsidieaanvraag kan worden gedaan, mede gelet op het feit dat het gaat om een verdeling van schaarse middelen. Dat kan in de praktijk evenwel leiden tot onevenredige situaties. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval echter niet zo.
6. Daarbij acht de rechtbank in de eerste plaats van belang dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor de aanvraag te laat is ingediend. Ter zitting is namens eiseres immers erkend dat er geen sprake was van een hele bijzondere, onverwachte of schrijnende situatie maar dat de penningmeester simpelweg is vergeten om de aanvraag op tijd in te dienen. In de tweede plaats is ter zitting gebleken dat eiseres zich het afgelopen jaar op een andere manier staande heeft kunnen houden, namelijk door een lening aan te gaan bij de eigen stichting. Hoewel dit wellicht niet ideaal is en de gevolgen hiervan ook de komende jaren mogelijk nog merkbaar zijn voor eiseres, is niet gebleken dat de financiële situatie van eiseres zodanig slecht is dat zij door het weigeren van de subsidie in haar voortbestaan wordt bedreigd. Bovendien heeft eiseres voor het jaar 2022 wel op tijd een aanvraag ingediend voor subsidie. Het voorgaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dat in dit geval niet kan worden geconcludeerd dat de gevolgen van het besluit tot afwijzing van de subsidieaanvragen dermate onevenredig nadelig zijn voor eiseres, dat verweerder geen toepassing heeft kunnen geven aan de regels zoals die staan opgenomen in de Asv en de Nadere regel. Ook anderszins ziet de rechtbank niet in dat verweerder gehandeld zou hebben in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De beroepsgrond slaagt dus niet.
7. Voor zover eiseres ter zitting een beroep op artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft willen doen, is de rechtbank verder van oordeel dat dit niet slaagt. De subsidieaanvragen voor het jaar 2021 zijn namelijk niet op inhoudelijke gronden geweigerd, maar omdat ze te laat zijn ingediend. Artikel 4:51 van de Awb is daarom niet van toepassing.
8. Tot slot volgt de rechtbank de stelling van eiseres niet dat zij gewaarschuwd had moeten worden door verweerder dat de aanvraag tijdig moest worden ingediend. Een dergelijke verplichting voor verweerder volgt niet uit de Asv, de Nadere regel of een andere wettelijke bepaling. Verweerder heeft ook in dit opzicht bovendien niet gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.