ECLI:NL:RBMNE:2021:5275
Rechtbank Midden-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; marktconformiteit en gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.N.J. de Jong, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 618.000,- per 1 januari 2019. Eiser betoogde dat de waarde te hoog was en stelde een lagere waarde van € 460.000,- voor. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een zitting op Skype, waarbij ook de gemachtigde van de verweerder, R. Janmaat, aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde in principe gebaseerd is op het eigen aankoopcijfer van de woning, dat in dit geval € 635.000,- bedroeg, en dat er geen aanwijzingen waren dat deze koop niet marktconform was. Eiser voerde aan dat de aankoopprijs niet marktconform was en dat er sprake was van ongelijke behandeling, omdat de buurpanden lagere WOZ-waarden hadden. De rechtbank oordeelde echter dat de verschillen tussen de woningen te groot waren om van ongelijke behandeling te spreken en dat de aankoopprijs van eiser, die kort na de waardepeildatum was gedaan, als marktconform kon worden beschouwd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, omdat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.