ECLI:NL:RBMNE:2021:5315

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2892
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van jonggehandicapten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.H.F. de Jong, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E. Witte. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was door verweerder afgewezen op basis van het primaire besluit van 10 december 2018. Verweerder stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 18 juni 2019. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 16 februari 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en eiseres in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie in te dienen, waaronder een uitdraai van het diplomaregister van DUO en informatie over haar behandeling bij Fivoor. Na het indienen van deze informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 15 april 2021 gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts onvoldoende is ingegaan op de stelling van eiseres dat zij geen arbeidsvermogen heeft, wat leidde tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten omdat verweerder het gebrek had hersteld. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.870,- en het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2892

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 18 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 16 februari 2021. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 17 februari 2021 in de gelegenheid gesteld om een uitdraai van het diplomaregister van DUO in te dienen. Daarnaast is eiseres in de gelegenheid gesteld om nadere informatie over haar behandeling bij Fivoor in te dienen. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om hier een reactie op te geven.
Naar aanleiding hiervan heeft eiseres op 17 maart 2021 correspondentie met DUO van 22 februari 2021, een behandelplan van Fivoor van 17 februari 2020 en een reactie van Fivoor van 15 maart 2021 ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hier vervolgens op 15 april 2021 op gereageerd.
Nadat geen van de partijen binnen de hiervoor gestelde termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van het recht ter zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een tweede zitting achterwege blijft en met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb het onderzoek op 16 juni 2021 gesloten.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1982. Op [geboortedatum] 2000 is zij achttien jaar oud geworden. Eiseres heeft op 6 december 2018 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische rapportages.
Het oordeel van de rechtbank
3. Op 1 januari 2015 is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) gewijzigd in de Wajong 2015. Per deze datum is ook het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit) aangepast. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat de Wajong 2015 van toepassing is, omdat eiseres haar aanvraag na de inwerkingtreding van de Wajong 2015 heeft ingediend.
4. Op grond van de Wajong 2015 heeft iemand recht op een uitkering voor jonggehandicapten als hij op de dag waarop hij achttien jaar wordt - kort gezegd - medische en objectief vast te stellen beperkingen heeft, waardoor geen sprake is van een duurzaam arbeidsvermogen. Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb) bepaalt dat iemand geen arbeidsvermogen heeft als hij of zij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
De criteria onder a. en b. worden beoordeeld door een arbeidsdeskundige en de criteria onder c. en d. door een verzekeringsarts.
4. Eiseres voert aan dat zij geen mogelijkheden heeft om te werken. Zij stelt dat zij niet structureel heeft gewerkt in het verleden en altijd moeite had met concentreren. Dat zij voor haar kinderen kan zorgen betekent niet dat zij één uur aaneengesloten kan werken. Ook beschikt eiseres niet over basale werknemersvaardigheden. Eiseres voert aan dat zij geen diploma’s heeft gehaald en last heeft van onverwerkte trauma’s.
5. In het rapport van 20 maart 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er bij eiseres sprake was van een ziekte/gebrek toen zij achttien jaar werd. Op dat moment kan de aanwezigheid van cognitieve problematiek ten gevolge van een verstandelijke beperking, ADHD of NAH, niet uitgesloten worden. Dit kan worden afgeleid uit de uitslagen van de IQ test in 2019, de mogelijke gevolgen van NAH, het feit dat eiseres speciaal onderwijs heeft gevolgd en de anamnestische gegevens over de door eiseres ervaren problemen met het leren en begrijpen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat niet is uit te sluiten dat de oorzaak van de psychische klachten wellicht in de kindertijd heeft gelegen.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat eiseres in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te kunnen werken. Eiseres geeft aan dat zij snel afgeleid is en door concentratieproblemen niet goed onderwijs kon volgen. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres stoornissen in aandacht, geheugen en/of stemming heeft. Ook is geen sprake van frequent onbedwingbaar gedrag, waarvoor zeer intensieve begeleiding nodig is, die leidt tot substantiële onderbreking van werkprocessen. Dit blijkt evenmin uit het functioneren op school. Eiseres heeft namelijk de basisschool afgerond en heeft een aantal certificaten behaald. De resultaten van het onderzoek door de verzekeringsarts van verweerder leiden niet tot een andere conclusie. Eiseres kon het gesprek zelfstandig en adequaat voeren en haar aandacht bewaren. Ook komt dit niet naar voren uit de brieven van de behandelend specialisten. Ten slotte is van belang dat is gebleken dat eiseres voor haar drie kinderen kan zorgen.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat eiseres vier uur per dag belastbaar is. Er is conform de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ namelijk geen sprake van een stoornis, die een aanzienlijk tekort aan energie aannemelijk maakt. Er is ook geen sprake van een duidelijk te groot energieverbruik door de aard van de aandoening en/of verminderde mogelijkheden tot herstel na belasting als objectief medisch vaststelbaar gevolg van ziekte of gebrek. Daarnaast volgt eiseres geen therapie waardoor zij verminderd beschikbaar is. Bovendien is geen sprake van de noodzaak om ter voorkoming van verdere verslechtering eiseres minder dan 4 uur per dag belastbaar te achten.
8. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook heeft verklaard dat het mogelijk is dat er beperkingen aannemelijk zijn in activiteiten zoals het ontwikkelen van vaardigheden, het zelfstandig ondernemen van meervoudige taken, het structureren, het begrijpen van ingewikkeldere gesproken boodschappen en het richten van de aandacht. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende is ingegaan op de stelling van eiseres dat zij vanwege de aangenomen diagnoses en de behandeling bij Fivoor geen arbeidsvermogen heeft. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen en eiseres tegelijkertijd de gelegenheid geboden informatie van DUO en Fivoor in te dienen. Naar aanleiding van de brief van 17 februari 2021 heeft verweerder een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 april 2021 ingediend.
9. In dit rapport van 9 april 2021 handhaaft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de conclusie dat er sprake was van een ziekte/gebrek toen eiseres achttien jaar was, maar dat zij op het moment van de Wajong-aanvraag wel arbeidsvermogen had. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat de door eiseres ingediende nadere stukken geen aanleiding geven voor een ander oordeel. De diagnoses waren namelijk destijds al bekend en het door de specialist beschreven dagelijkse functioneren van eiseres, waarbij ook het goed in staat zijn te zorgen voor haar kinderen wordt vermeldt, komt overeen met de eerdere beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij nog opgemerkt dat de ernst van de verstandelijke beperking bij nader onderzoek door Fivoor van matig naar licht is bijgesteld.
10. De rechtbank kan de redeneringen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich daarbij niet alleen op het medisch beeld en het dagverhaal van eiseres gebaseerd maar ook eigen onderzoek verricht en de medische informatie van de behandelend sector in de beoordeling betrokken. Het is de rechtbank niet gebleken dat het dagverhaal van eiseres haaks staat op de medische informatie van eiseres’ behandelaars. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Daarmee is het motiveringsgebrek hersteld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van een onzorgvuldig en onjuist onderzoek. Hetgeen eiseres in beroep aanvoert is weliswaar invoelbaar, maar geeft onvoldoende reden om aan de juistheid van verweerders beoordeling te twijfelen.
11. In het rapport van 2 april 2020 concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de voorbeeldtaak ‘scannen’ geselecteerd. Deze taak is volgens hem geschikt, omdat sprake is van een eenvoudige en enkelvoudige taak, die onder leiding van een collega, kwaliteitsmanager of afdelingsmanager wordt verricht. De te scannen documenten worden gestructureerd aangeboden in een kratje of stapel. Zelf structureren van de werkzaamheden is niet nodig. Van ingewikkelde gesproken boodschappen is geen sprake bij het uitvoeren van deze taak. De werkzaamheden bestaan voornamelijk uit praktische, relatief routinematige werkzaamheden, waarbij geen langdurige gerichte aandacht vereist is. Ook wordt er niet in een koude omgeving gewerkt.
12. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert verder dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt. Eiseres heeft namelijk in het verleden meerdere opleidingen gevolgd waarmee zij heeft aangetoond dat zij in staat is om instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Ook blijkt hieruit dat zij afspraken kan nakomen. Daarnaast heeft zij weleens schoonmaakwerk verricht, waarbij deze vaardigheden ook worden gevraagd. Ook voedt eiseres haar drie kinderen alleen op, waarbij ook afspraken nagekomen moeten worden.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport 2 april 2020 op een inzichtelijke en navolgbare wijze verslag gedaan van zijn onderzoeksbevindingen en zijn daarop gebaseerde conclusies met betrekking tot de mogelijkheden van eiseres tot arbeidsparticipatie, te weten dat zij over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. De arbeidsdeskundig bezwaar en beroep heeft daarbij voldoende rekening gehouden met de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, de voorwaarden voor eiseres voor het uitoefenen van een taak en het opleidingsniveau van eiseres.
Conclusie
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres over arbeidsvermogen beschikt. Verweerder heeft dus terecht geweigerd aan eiseres een uitkering te verlenen op grond van de Wajong 2015.
15. Gelet op het onder 8. geconstateerde gebrek, is het beroep wel gegrond.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met motiveringsbeginsel. Nu verweerder het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke reactie en 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij de rechtbank, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank ziet ook aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1870,-;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.