ECLI:NL:RBMNE:2021:5353
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Schuman
- Rechtspraak.nl
Vaststelling WOZ-waarde en vergelijkbaarheid referentiewoningen in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 903.000,- voor het belastingjaar 2020, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. De heffingsambtenaar had eerder de waarde voor 2019 herzien naar € 873.000,- na een gegrond verklaard bezwaar van de eiser. De eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 740.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via Skype, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De heffingsambtenaar had een taxatiematrix overgelegd waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende had onderbouwd waarom een van de referentiewoningen, [adres 2], vergelijkbaar was met de woning van de eiser, en besloot deze buiten beschouwing te laten. De rechtbank concludeerde echter dat de waarde van de woning aannemelijk was gemaakt met de twee overgebleven referentiewoningen.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de eiser. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser over de andere referentiewoningen en concludeerde dat de vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.