ECLI:NL:RBMNE:2021:5366

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
21/2241
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en gebrek aan medische onderbouwing

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.M. van Rooij, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. F.A.M. Delfgaauw. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op 0% was vastgesteld. Eiseres was van mening dat haar beperkingen niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling en dat zij recht had op een WIA-uitkering omdat zij meer dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 oktober 2021, waarbij eiseres en haar buurvrouw als tolk aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. Eiseres had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat de vastgestelde arbeidsongeschiktheid onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct had opgesteld en dat de geselecteerde functies passend waren bij de beperkingen van eiseres.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-uitkering door de verweerder standhield. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2241

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] ,eiseres,

(gemachtigde: mr. L.M. van Rooij),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Inleiding

Eiseres is tot en met 31 januari 2018 werkzaam geweest als medewerker conferentiecentrum bij [bedrijf] B.V. voor ongeveer 38 uur per week. Vanaf 1 februari 2018 heeft eiseres een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW).
Op 2 maart 2018 heeft eiseres zich ziek gemeld vanwege psychische en fysieke klachten. Vanaf 1 mei 2018 ontvangt eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Eiseres heeft een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd omdat eiseres per einde wachttijd, op 28 februari 2020, nog steeds kampt met psychische en fysieke beperkingen waardoor eiseres niet volledig in staat is om te werken.
In het besluit van 24 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres laten weten dat zij per 28 februari 2020 geen recht heeft op WIA-uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid bij eiseres is vastgesteld op 0%. Er bestaat pas recht op een WIA-uitkering als eiseres meer dan 35% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 13 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. [bedrijf] B.V. heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deel te nemen aan deze beroepsprocedure.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is verschenen [A] , buurvrouw van eiseres, om voor eiseres te tolken. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
1. Door de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen op 0% heeft verweerder volgens eiseres in onvoldoende mate rekening gehouden met haar beperkingen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat uit haar medische toestand onomstotelijk blijkt dat haar beperkingen zodanig zijn dat zij in ieder geval voor minstens 35% arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd. Verweerder vindt dat hij een juiste beslissing heeft genomen.
Beoordeling rechtbank
Beoordelingskader
2. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Daarbij is voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, in principe een rapport of informatie van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart hiervoor onvoldoende is.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek, dat vooraf ging aan het bestreden besluit, voldoende zorgvuldig is geweest. De arts heeft het dossier bestudeerd, heeft eiseres gesproken op het telefonisch spreekuur van 23 juni 2020, heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige en heeft de ontvangen informatie van de huisarts en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige d.d. van 31 augustus 2020 in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiseres gesproken op een telefonisch spreekuur. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door eiseres overgelegde medische informatie van:
- haar neuroloog van 15 oktober 2018:
- het Rugcentrum van 25 november 2020;
- sociaal psychiatrisch verpleegkundige [B] van 9 april 2020;
- het ongedateerde medicatieoverzicht;
betrokken en meegewogen in de beoordeling. Er bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische informatie heeft gemist. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht.
Medische beoordeling
4. Eiseres stelt dat haar medische beperkingen niet voldoende tot uitdrukking zijn gekomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Zo is er onvoldoende rekening gehouden met haar fysieke klachten en met haar psychische beperkingen. Volgens eiseres is zij als gevolg van haar fysieke en psychische beperkingen minder belastbaar dan wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen.
5. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Eiseres heeft op diverse punten aangevoerd dat ze het niet eens is met de FML. De redenen hiervoor zijn te herleiden tot de rug-, nek- en schouderklachten, psychische klachten en de gevoeligheid voor omgevingsfactoren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rugklachten van eiseres meegenomen bij het opstellen van de FML en heeft eiseres vanwege deze klachten ook meer beperkt geacht dan de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat per datum in geding – in dit geval 28 februari 2020 – er geen reden was om eiseres verdergaand te beperken vanwege haar rugklachten. Eiseres was in staat om huishoudelijke activiteiten te verrichten en uit het onderzoek van de neuroloog zijn geen fysieke afwijkingen van de wervelkolom of onderrug aan het licht gekomen. De nek- en schouderklachten van eiseres zijn niet meegenomen omdat deze klachten pas in beroep voor het eerst en zonder medische onderbouwing zijn aangevoerd. Dat geldt ook voor het standpunt van eiseres dat zij niet tegen tocht en kou kan.
6. Met betrekking tot de psychische beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat uit de informatie van de huisarts en Indigo centrum voor transculturele geestelijke gezondheidszorg (Indigo) niet blijkt dat er sprake is van ernstige psychiatrische problematiek die ervoor zorgt dat eiseres meer beperkt moet worden geacht. Per datum in geding was eiseres in staat om haar huishouden te voeren, haar sociale netwerk te onderhouden en hulp in te roepen van een buurvrouw als eiseres problemen had. Voor de psychosomatische problematiek zijn beperkingen in de FML aangenomen, maar niet tot het niveau dat eiseres verdergaand beperkt moet worden geacht. Ten aanzien van de urenbeperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat uit de aard en de ernst van de gecombineerde problematiek van eiseres niet volgt dat er sprake is van een structurele, aanzienlijke verhoogde rust- en recuperatiebehoefte. Ook is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen urenbeperking aan de orde vanuit preventieve overwegingen, want er is volgens de informatie van de huisarts en Indigo geen sprake van ernstige psychiatrische problematiek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat er geen sprake is van een verminderde beschikbaarheid door intensieve behandeling. Een urenbeperking is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde. De rechtbank kan de medische beoordeling volgen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Eiseres heeft haar beroep niet met nieuwe medische informatie onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder uit mocht gaan van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
7. Tegen de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit heeft eiseres geen beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Op de zitting heeft eiseres bevestigd dat de arbeidsdeskundige bezwaren verband houden met de vraag of de FML juist is vastgesteld.
8. De rechtbank merkt op dat uit overweging 5 en 6 volgt dat de arbeidskundige bezwaar en beroep de op 23 maart 2021 vastgestelde FML als uitgangspunt heeft mogen nemen. De rechtbank stelt vast dat de arbeidskundige bezwaar en beroep dat ook heeft gedaan. Volgens de arbeidskundige bezwaar en beroep zijn de door de primaire arbeidsdeskundige uitgekozen functies geschikt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderschrijft het standpunt dat eiseres 0% arbeidsongeschikt is. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk gemaakt dat de geselecteerde functies passen bij de beperkingen van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft vastgesteld op 0%.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 4 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.