In zijn uitspraak van 22 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de burgemeester op 7 oktober 2021, vlak na de tweede beschieting, de woning van verzoekster met een noodbevel mocht sluiten. Hoewel de informatie van de politie summier was, was de aard van de incidenten ernstig genoeg om toen dat besluit te nemen. Volgens de voorzieningenrechter was de op 7 oktober 2021 beschikbare informatie echter onvoldoende om een noodbevel van zes weken te rechtvaardigen. Het maakt een te grote inbreuk op de belangen van verzoekster om het noodbevel nog veel langer te laten duren als er geen nieuwe informatie komt over de actuele dreiging. De voorzieningenrechter laat het noodbevel daarom vervallen met ingang van 27 oktober 2021. Verzoekster kan dan snel weer naar huis, tenzij de burgemeester in de tussentijd op basis van actuele informatie een nadere afweging maakt. Volgens de voorzieningenrechter is het duidelijk dat een eventueel nader noodbevel op nieuwe, actuele en meer gedetailleerde informatie gegrond moet zijn.
Op 27 oktober 2021 heeft de burgemeester een nieuw noodbevel gegeven. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op een bestuurlijke rapportage van de politie van 26 oktober 2021, die aan hem is verstrekt nadat hij op 25 oktober 2021 op zijn verzoek overleg had gehad met de politie en de officier van Justitie.
Het beoordelingskader
De voorzieningenrechter moet beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel op 27 oktober 2021 gaf, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat de informatie in de bestuurlijke rapportage van 26 oktober 2021, zodanig was dat (nog altijd) ernstig gevreesd moest worden voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 oktober 2021 moet deze informatie nieuw, actueel en meer gedetailleerd zijn.
Is er nieuwe, actuele informatie bekend geworden?
De burgemeester heeft aan het noodbevel van 27 oktober 2021 ten grondslag gelegd dat hem meer bekend is geworden over het verband tussen de beschietingen in de [straat] en de ex-partner van verzoekster. Gebleken is dat er op 18 september 2021 ook een beschieting heeft plaatsgevonden op een woning in [woonplaats] . In deze woning wonen de ouders van de ex-partner. Daarnaast heeft de politie de burgemeester erover geïnformeerd dat de ex-partner van verzoekster betrokken is bij een conflict in het zware criminele (drugs)milieu, dat dit conflict nog altijd bestaat en dat criminele conflicten doorgaans niet zomaar verdwijnen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen concluderen dat het noodbevel van 27 oktober 2021 op dat moment nodig was. Er hebben zich drie schietincidenten voorgedaan, waarvan er in ieder geval twee in relatie staan tot de ex-partner van verzoekster, nu deze waren gericht op de woningen van zijn ouders, zijn ex-partner en zijn zoontje. Verder geeft de politie aan dat er aanwijzingen zijn dat de beschieting op de [adres 2] een vergissing was en dat ook deze beschieting verband houdt met het conflict waarin de ex-partner is betrokken. Dit is dus niet zomaar een aanname, zoals verzoekster stelt. De omstandigheid dat de politie niet aan de burgemeester bekend heeft gemaakt wat die aanwijzingen zijn, maakt niet dat de burgemeester niet ook deze beschieting op de [adres 2] in zijn overwegingen mee heeft kunnen nemen. Daarbij vindt de voorzieningenrechter ook van belang dat de burgemeester op de zitting heeft toegelicht dat de politie in het belang van het onderzoek weinig informatie verstrekt. Het gaat dus om drie zeer ernstige incidenten, waarvan nu wel voldoende duidelijk is geworden dat ze verband houden met de ex-partner van verzoekster. Verder heeft de burgemeester het bevel kunnen baseren op de omstandigheid dat er nu meer bekend is geworden over de mogelijke aanleiding voor de schietincidenten, namelijk dat uit informatie van de politie volgt dat de ex-partner is betrokken in een conflict in het zware criminele (drugs)milieu. Verder rapporteert de politie dat er nog geen verdachte is aangehouden voor de beschietingen en dat het niet onaannemelijk is dat er nog altijd een risico bestaat voor de veiligheid van bewoners, omwonenden en toevallige passanten van de woning van verzoekster, omdat de dreiging nog steeds aanwezig is. Op grond van deze informatie heeft de burgemeester kunnen oordelen dat er nog steeds sprake is van een ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden en was het geven van het noodbevel op 27 oktober 2021 gerechtvaardigd.
De eisen van subsidiariteit en proportionaliteit
Zoals de voorzieningenrechter ook al had overwogen in zijn uitspraak van 22 oktober 2021 is het geven van een noodbevel op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet pas aan de orde wanneer minder ingrijpende middelen niet voorhanden of toereikend zijn (subsidiariteit). Voorts mogen de genomen maatregelen niet verder gaan dan in de gegeven situatie vereist om het gevaar te beperken (proportionaliteit).
De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook het noodbevel van 27 oktober 2021 op dat moment voldeed aan het subsidiariteitsbeginsel. Na de eerste beschieting in de straat in de nacht van 16 op 17 september 2021 heeft de politie extra surveillance ingezet en er zaten op dat moment al zichtbaar twee camera’s op de woning van verzoekster. Dit heeft de daders niet weerhouden van een tweede beschieting in de nacht van 6 op 7 oktober 2021, nu op de woning van verzoekster. De burgemeester heeft na de tweede beschieting een grote mobiele camera in de straat geplaatst, maar hij heeft daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet hoeven volstaan en afwachten of de inzet hiervan voldoende afschrikwekkende werking had om een volgende beschieting te voorkomen. Verzoekster heeft ook geen andere, minder vergaande alternatieven benoemd.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het noodbevel van 27 oktober 2021 proportioneel is. Er was op dat moment voldoende informatie beschikbaar die sluiting van de woning tot 18 november 2021 rechtvaardigt. Zoals hiervoor is overwogen is de dreiging nog steeds actueel. Het bevel is dan ook genomen in het belang van de veiligheid van verzoekster en haar zoontje zelf en van de omwonenden en toevallige passanten. De burgemeester heeft dit afgewogen tegen het belang van verzoekster en haar zoontje om – kort gezegd – te kunnen verblijven in hun vertrouwde omgeving – wat ook een zwaarwegend belang is –, maar de burgemeester heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat dit belang hier tot 18 november 2021 niet tegen opweegt. Van belang is daarbij nog dat de burgemeester verzoekster op haar verzoek de mogelijkheid biedt om onder begeleiding spullen uit haar woning te halen en dat gebleken is dat verzoekster vanuit haar huidige verblijfplaats in staat is om naar haar werk te gaan en haar zoontje naar school te brengen. Dat deze situatie verre van ideaal is en dat de (hele nasleep van de) beschieting psychisch erg belastend is, zoals verzoekster zelf op zitting vertelde, begrijpt de voorzieningenrechter, maar dat verandert het oordeel van de voorzieningenrechter niet. Ook de extra kosten die verzoekster stelt te maken, leggen onvoldoende gewicht in de schaal.
Verzoekster heeft nog aangevoerd dat haar een te korte periode is geboden om een zienswijze uit te brengen op het voornemen tot sluiting, dat aan haar op 26 oktober 2021 is bekend gemaakt. De voorzieningenrechter ziet ook dat verzoekster inderdaad weinig tijd heeft gehad om te reageren op het voornemen. Maar ook de burgemeester had maar weinig tijd na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 oktober 2021, die bovendien net voor het weekend werd gedaan. Hij heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende voortvarend gehandeld om meer informatie van de politie te krijgen door een driehoeksoverleg te beleggen op 25 oktober 2021 waarbij hij nader is geïnformeerd en om nadere informatie heeft verzocht, als gevolg waarvan hij op 26 oktober 2021 beschikte over de bestuurlijke rapportage. Gelet op de geschetste gang van zaken en de vereiste spoed heeft de burgemeester verzoekster een hele korte termijn kunnen stellen voor het geven van haar zienswijze. Het is de voorzieningenrechter ook niet gebleken dat verzoekster hierdoor in haar belangen is geschaad.
Gelet op voorgaande heeft de burgemeester het noodbevel in redelijkheid kunnen geven en voldoet het besluit aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De voorzieningenrechter ziet gelet hierop en alle betrokken belangen in aanmerking nemend, geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.