ECLI:NL:RBMNE:2021:5431

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16.292429-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld tegen een persoon

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die op 4 december 2019 in Utrecht samen met anderen kledingstukken en parfum heeft gestolen uit verschillende winkels. Tijdens de vlucht na de diefstal heeft de verdachte geweld gebruikt tegen een voorbijganger, [slachtoffer], door deze omver te duwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor de inhoudelijke behandeling van de zaak. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van diefstal in vereniging, gevolgd door geweld, en heeft gevorderd dat de verdachte hiervoor zou worden veroordeeld.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, de getuigen en de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft erkend dat hij betrokken was bij de diefstallen en dat hij tijdens de vlucht geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gebruik van geweld tegen [slachtoffer] kan worden gekwalificeerd als geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, omdat het was gericht op het mogelijk maken van de vlucht na de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem een taakstraf van 150 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding toegewezen, omdat de verdachte als gevolg van zijn handelen schade heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan in het kader van de rechtsgang en de rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.292429.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 december 2019 te Utrecht, samen met één of meer anderen, kledingstukken en parfum heeft gestolen van [winkel 1] , [winkel 2] , [winkel 3] en [winkel 4] , waarna hij tijdens zijn vlucht geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover de tenlastelegging ziet op de diefstallen in vereniging. Van het geweldsaspect moet verdachte volgens de raadsman worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal in vereniging gevolgd van geweld.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen [1] :
In het aangifteformulier van [winkel 3] , vestiging Utrecht, staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 17:15 uur en 17:45 uur zijn goederen gestolen. [2] Het gaat om een vest van het merk Adidas in de kleur blauw. [3]
In een schriftelijke verklaring van aangeefster [aangeefster] , die als bijlage bij het aangifteformulier van [winkel 3] is gevoegd, staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 omstreeks 17:15 uur zag ik vier mannen de winkel van [winkel 3] te Utrecht binnen komen lopen. Man 1 droeg onder andere rode schoenen. Man 2 droeg een zwarte jas en een zwart petje. Man 3 droeg onder andere knalblauwe schoenen. Hij had een witte [winkel 3] tas om. Man 4 droeg onder andere een groene jas. Eén van de mannen heeft een vest aan zijn tas hangen die hij uit onze winkel heeft gepakt. Vervolgens loopt hij de deur uit zonder dat er een alarm afgaat. [4]
In het aangifteformulier van [winkel 4] , vestiging Utrecht, staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 17:30 uur en 17:36 uur zijn goederen gestolen. [5]
In een schriftelijke verklaring van aangever [aangever] , die als bijlage bij het aangifteformulier van [winkel 4] is gevoegd, staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik ben camerabeelden van de diefstal in de [winkel 4] op 4 december 2019 gaan bekijken. Ik zag hierop het volgende.
Omstreeks 17:32 uur zag ik voor mij vier onbekende mannen op de afdeling van de winkel [winkel 4] staan. Man 1 had onder andere blauw kleurige schoenen. Man 2 had onder andere een groene jas. Man 3 had onder andere rood kleurige schoenen. Man 4 had onder andere een zwart kleurige pet met een wit logo en een zwart kleurige jas van het merk Nike. [6]
Ik zag dat man 1 een verpakking van het merk Dolce Gabbana uit het vak pakte. Ik zag dat man 1 naar de andere mannen toe liep. Ik zag dat man 1 naar een hoekje van de winkel liep waar geen camera’s hangen. Ik zag dat man 1 zonder de parfum terug in beeld kwam. Ik zag dat man 1 een parfum van het merk Armani uit het schap pakte. Ik zag dat man 1 direct weer naar dezelfde hoek ging waar geen zicht is. Ik zag dat man 1 zonder het parfum van het merk Armani terugkwam. [7] Ik zag dat man 1 de kassa passeerde zonder enig goed ter betaling aan te bieden. [8]
In het aangifteformulier van [winkel 1] , vestiging Utrecht, staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 17:56 uur en 18:07 uur zijn goederen gestolen. [9] Ik heb de beelden teruggekeken en zag het volgende gebeuren.
Ik zag dat er om 17:56 uur vier donkere jongens de winkel binnen liepen.
Jongen 1 liep met een zwarte capuchon op in de winkel.
Jongen 2 had een groene winterjas.
Jongen 3 had een NY zwarte pet.
Ik zag dat jongen 1 en 2 elk een pak boxershots pakten. Ik zag dat jongen 1 en 2 beiden willekeurig broeken uit een rek haalden en de boxershorts verstopten in de inmiddels gevouwde broeken.
Ik zag dat jongen 1 en 2 de heren paskamers om 18:00 uur naar binnen gingen.
Ik zag dat jongen 3 een wit hemdje uit een rek haalde en daarvan de hanger weghaalde. Ik zag dat jongen 3 het witte hemdje in zijn tas deed.
Ik zag hierna dat jongen 3 en 4 nog twee witte hemdjes uit een rek haalden en daarna om 18:03 uur de heren paskamers naar binnen gingen.
Om 18:04 uur zag ik jongen 1, 2, 3 en 4 de heren paskamers verlaten en maar drie kledingstukken terughangen.
Om 18:07 uur zag ik dat jongen 1, 2, 3 en 4 de winkel verlieten zonder iets af te rekenen. [10]
In het aangifteformulier van [winkel 2] , vestiging Utrecht, staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 18:17 uur en 18:26 uur zijn goederen gestolen. [11] Het gaat om drie paar badslippers van het merk Nike. [12] Omstreeks 18:17 uur kwamen vier donkere mannen binnen. Zij zijn naar de achterkant gelopen waar de badslippers van Nike hangen. Daar hebben de mannen de slippers gepakt. Daarna stopten zij de slippers in hun tas. Omstreeks 18:27 uur verlaten zij de winkel zonder de slippers te betalen. [13]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit beelden van de bewakingscamera’s bleek dat opnamen waren gemaakt van de vermoedelijke verdachten van de winkeldiefstal op 4 december 2019 in de [winkel 2] te Utrecht. Door mij werd het volgende bevonden:
18:17:47 uur: Twee verdachten komen de winkel binnen. [14]
  • 18:18:00 uur: Andere twee verdachten zijn ook in de winkel.
  • 18:20:17 uur: Drie verdachten houden zich bij het rek met slippers op.
  • 18:20:51 uur: Vierde verdachte is bij de overige verdachten gaan staan en biedt een geopende tas / zak aan één van hen aan.
  • 18:20:53 uur: Vierde verdachte heeft een paar slippers aangepakt en stopt deze in de zak / tas.
  • 18:21:39 uur: Een andere verdachte stopt een paar slippers in de rode geopende zak / tas, welke door de andere verdachte wordt vastgehouden.
  • 18:21:52 uur: Een verdachte heeft de rode zak / tas overgepakt.
  • 18:22:16 uur: Andere verdachte heeft de rode zak / tas overgenomen en stopt daar slippers in.
  • 18:24:01 uur: Twee verdachten verlaten de winkel.
  • 18:24:08 uur: Derde verdachte verlaat de winkel.
  • (tijdstip onbekend): Vierde verdachte verlaat de winkel.
Beveiliger [getuige 1] heeft als getuige – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 december 2019 was ik werkzaam als beveiliger samen met mijn collega [aangever] . Omstreeks 19:09 uur kreeg ik een Whatsapp bericht van de hoofdbeveiliger waarin stond: ‘Deze gasten hebben rond half 6 bij ons gestolen’. Ik zag dat bij het bericht vier foto’s waren gevoegd waarop vier personen stonden. Ik maakte uit de foto’s op dat de diefstal was gepleegd bij [winkel 4] . Ik herkende de personen direct. Alle vier de personen had ik gezien die dag in winkelcentrum [winkelcentrum] te Utrecht. Omstreeks 18:20 uur heb ik de vier verdachten voor het eerst gezien. [20] Verdachte 1 had onder meer een groene jas. Verdachte 2 had onder meer lichtblauwe schoenen en een witte tas van [winkel 3] . Verdachte 3 had onder andere rode schoenen. Verdachte 4 had onder andere een donkere pet. Ik zag dat de vier verdachten ons tegemoet kwamen lopen. [21] Direct nadat wij de verdachten hadden herkend, hebben wij contact opgenomen met de hoofdbeveiliger. Wij hebben de verdachten vanaf dat moment op afstand gevolgd. Ik zag dat op het [straat] twee politieagenten naar de verdachten toeliepen. Ik zag dat alle vier de verdachten wegrenden. Ik ben achter verdachte 2 aangerend. Ik zag dat de verdachte op het moment dat hij ging rennen de witte tas met het logo van [winkel 3] bij zich droeg.
Op het [straat] zag ik een man staan. Ik zag dat de verdachte wegrende in de richting van die man. Ik zag dat de man zijn armen spreidde in de richting van de verdachte. Vermoedelijk om de verdachte tegen te houden. Ik zag dat de verdachte hard bleef rennen in de richting van de man. Ik zag dat de verdachte, tijdens dat hij erg hard aan kwam rennen, met een harde zwaai een vuistslag op het hoofd van de man gaf. Ik zag dat de man, vermoedelijk vanwege de erg harde impact van de klap, direct achterover op de grond viel. Ik zag dat de man met zijn hoofd achterover op de grond klapte.
Tijdens het wegrennen van de verdachte zag ik dat hij verschillende kledingstukken
uit de witte tas pakte en weggooide, ongeveer ter hoogte van de Volksbank. Ik heb de
kledingstukken, tijdens de achtervolging, van de grond opgepakt en meegenomen. Ik zag
dat dat onder andere een blauw Adidas vest en een onderbroek betrof. Ik zag dat er
politieagenten vanaf de andere kant de verdachte naderden. Ik zag dat de verdachte
daar aangehouden werd door de politieagenten. [22]
[slachtoffer] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op dit moment, 4 december 2019 te 21:18 uur, kan ik me niks meer herinneren van wat er gebeurd is. Ik heb begrepen dat een verdachte waar de politie achteraan zat, mij heeft neergeslagen. Ik kan me ergens herinneren dat ik zag dat de politie achter iemand aan zat. Ik ben in de weg van de verdachte gaan staan. [23]
[getuige 2] heeft als getuige – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 december 2019 iets na 19:00 uur zag ik op het [straat] een man heel hard wegrennen. Ik zag een man [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ] de weglopende man de weg versperren. De man die wegrende strekte zijn arm uit. Met zijn gestrekte arm vloerde hij de man die hem de weg versperde. Deze man viel. [24]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Wij hebben de man met de felblauwe schoenen en het witte tasje van [winkel 3] aangehouden. [25] Tijdens de insluitingsfouillering zagen wij dat er twee flesjes parfum uit zijn kleding kwamen van het merk Giorgio Armani en Dolce & Gabbana. Wij zagen dat in de witte tas van [winkel 3] diverse kledingstukken zaten. Wij zagen dat dit onder andere tien boxershorts, een
joggingpak van het merk Nike en een shirt van het merk Nike betroffen. De verdachte gaf op te zijn [verdachte] . [26]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt, zoals ik bij de politie heb verklaard, dat ik op 4 december 2019 te Utrecht goederen heb weggenomen bij [winkel 4] , [winkel 1] , [winkel 2] en [winkel 3] . We waren met zijn vieren. Het klopt dat ik na afloop van de diefstallen wegrende voor de politie. Het klopt ook dat ik tijdens het wegrennen tegen iemand ben aangelopen. Ik raakte hem omdat ik mijn handen voor me had. [27]
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik wilde die man wegduwen zodat de beveiliging mij niet kon pakken. [28]
Bewijsoverweging geweld
De rechtbank is van oordeel dat het wegduwen van [slachtoffer] kan worden aangemerkt als geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), in die zin dat verdachte dit heeft gedaan om bij de betrapping van het door hem gepleegde misdrijf op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het oogmerk van verdachte hierop was gericht. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij op dat moment op de vlucht was en dat hij [slachtoffer] heeft weggeduwd, zodat de beveiliging hem niet kon pakken. Ook uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte kan dit oogmerk worden afgeleid. Door met hoge snelheid met een gestrekte arm tegen [slachtoffer] aan te lopen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] ten val zou komen en pijn dan wel letsel zou oplopen. Dat verdachte met hoge snelheid en een gestrekte arm tegen [slachtoffer] aanliep, volgt niet alleen uit de verklaring van getuige [getuige 2] , maar ook uit de beelden, zoals die ter terechtzitting door de raadsman aan de rechtbank zijn getoond.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat sprake was van een onvermijdelijke botsing. Op de beelden van de vlucht van verdachte, zoals die ter terechtzitting door de raadsman aan de rechtbank zijn getoond en waarvan printscreens in het dossier zijn opgenomen, is te zien dat er voldoende ruimte was voor verdachte om langs [slachtoffer] heen te rennen. Het wegdek was verder leeg. Er waren geen andere personen dan wel obstakels die hem zijn weg verhinderden. Er was daarom geen sprake van een situatie waarbij de verdachte geen keuze had dan om tegen [slachtoffer] aan te botsen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 4 december 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen,
- onderbroeken (boxershorts) en een broek en
- drie paar badslippers (merk Nike) en
- een vest (merk Adidas) en
- twee parfums (merk Giorgio Armani en Dolce en Gabbana)
in elk geval enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
- [winkel 1] en
- [winkel 2] en
- [winkel 3] en
- [winkel 4] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door
die [slachtoffer] hard te duwen waardoor deze ten val is gekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door meer verenigde personen, meermalen gepleegd, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 80 uren, subsidiair 40 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in geval van een bewezenverklaring een lagere taakstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van meerdere kledingstukken en twee flesjes parfum uit meerdere winkels. Tijdens zijn vlucht voor de politie heeft hij vervolgens een willekeurige voorbijganger, [slachtoffer] , omver geduwd. [slachtoffer] is hierdoor ten val gekomen en met een zware hersenschudding in het ziekenhuis opgenomen.
Winkeldiefstal is een vervelend feit dat voor de gedupeerde winkelier in het algemeen schade en overlast teweegbrengt. Daarnaast brengt winkeldiefstal ook hinder en gevoelens van onveiligheid teweeg bij het overige winkelend publiek.
Het geweld dat verdachte na de winkeldiefstallen jegens [slachtoffer] heeft gepleegd, is een wettelijke strafverzwarende omstandigheid. Dat hij [slachtoffer] omver duwde met het enkele doel om aan de politie te ontkomen, benadrukt dat verdachte op dat moment alleen aan zichzelf dacht. Niet alleen de financiële schade van de winkeliers, maar ook de fysieke en mogelijk emotionele schade van [slachtoffer] , heeft hij op de koop toe genomen. Hij heeft uitsluitend gehandeld vanuit eigen gewin.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In de justitiële documentatie van verdachte van 7 september 2021 is te zien dat hij niet eerder door de rechter is veroordeeld voor een strafbaar feit. Uit de justitiële documentatie kan dan ook geen verhoogd risico op recidive worden afgeleid. Ook overigens is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden die tot het aannemen van een dergelijk risico aanleiding geven.
De rechtbank ziet daarom geen noodzaak in oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. In die zin zal zij afwijken van de vordering van de officier van justitie.
De straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Door gebruik van deze oriëntatiepunten wordt binnen de rechtspraak ernaar gestreefd voor soortgelijke feiten ook soortgelijke straffen op te leggen.
Voor een enkele winkeldiefstal met geweld in de vorm van bijvoorbeeld een duw, waarbij geen sprake is van noemenswaardige verwondingen, is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. In dit geval is sprake van diefstal uit meerdere winkels. Ook is sprake van medeplegen en aanzienlijk letsel bij het slachtoffer van het geweld. Daartegenover staat dat er na het feit bijna twee jaren zijn verstreken, dat verdachte in die twee jaren geen vermogensfeiten meer heeft gepleegd en dat hij vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven bij de politie. Onder die omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf geen passende strafmodaliteit en acht zij een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden. Indien de verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, zal deze worden vervangen door 75 dagen hechtenis.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.729,04. Dit bedrag bestaat uit € 1.379,04 materiële schade en € 1.350,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing vatbaar is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen rechtstreeks verband bestaat tussen het opgevoerde verlies aan arbeidsvermogen en de kosten van caesartherapie. Hij heeft verzocht de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren. Voor het overige heeft de raadsman zich niet tegen toewijzing van de vordering verzet.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de opgelopen schade voldoende heeft onderbouwd en waardeert deze schade op het bedrag zoals verzocht, te weten € 1.379,04 materiële schade en € 1.350,- immateriële schade, in totaal € 2.729,04. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.729,04, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 37 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.729,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.729,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 37 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2021.
Mr. I. Jadib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 december 2019 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 20 onderbroeken (boxershorts) en/of een multipack sokken en/of 3 tanktops
(t-shirts) en/of twee broeken (kleuren grijs en zwart) en/of
- drie paar badslippers (merk Nike)en/of
- een vest (merk Adidas) en/of
- twee parfums (merk Giorgio Armani en Dolce en Gabbana)
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
- [winkel 1] en/of
- [winkel 2] en/of
- [winkel 3] en/of
- [winkel 4] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een
vuistslag te geven op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer]
(hard) te duwen en/of hard tegen die [slachtoffer] aan te rennen (waardoor deze ten
val is gekomen).
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 januari 2020 met dossiernummer PL0900-2019365481Z doorgenummerd van pagina 1 tot en met 165, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, Basisteam Utrecht-Centrum. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 129.
3.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 132.
4.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 133.
5.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 80.
6.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 84 en 85.
7.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 85.
8.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 86.
9.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 136 en 137.
10.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 141.
11.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 125.
12.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 126.
13.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 127.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 70.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 71.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 72.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 73.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 73.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 74.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 88.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 89.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 90.
23.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 december 2019, pag. 148.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 december 2021, pag. 155 en 156.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2019, pag. 36.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2019, pag. 37.
27.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2021.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 5 december 2019, pag. 95.