[partij II] B.V. verzoekt in het incident voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
I Het verstekvonnis d.d. 10 juni 2020 (zaaknummer: 8537267 \ LC EXPL 20-1367) geheel te schorsen; of
ll. Aan het verstekvonnis d.d. 10 juni 2020 (zaaknummer. 8537267 \ LC EXPL 20-1367) alsnog de uitvoerbaarheid bij voorraad ontzegt totdat in deze verzetsprocedure een eindvonnis is gewezen; en
III. [partij I] te veroordelen in de kosten van het incident.
De vordering van [partij II] in de hoofdzaak
[partij II] B.V. verzoekt in de hoofdzaak, na wijziging van haar eis, bij vonnis in onderhavige verzetsprocedure, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
in conventie
1. Het verzet gegrond te verklaren en het gewezen verstekvonnis van 10 juni 2020 tussen [partij II] B.V. en [partij I] te vernietigen dan wel [partij II] B.V. te ontheffen van de veroordeling neergelegd in het vonnis van 10 juni 2020
ll. [partij I] in al haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans deze haar te ontzeggen dan wel alle vorderingen van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist, met veroordeling van [partij I] in de kosten van het geding, alsmede de wettelijke rente over de kosten voor zover deze niet zijn voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, waaronder maar niet beperkt tot;
III. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering de huurprijs van de bedrijfsruimte, gelegen aan [straatnaam] [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam 1] , ingaande op 25 maart 2016, nader vast te stellen op € 39.755,00 exclusief BTW per jaar, althans op een zodanig lager bedrag dan de geldende huurprijs, als in goede justitie juist zal worden geoordeeld dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
IV. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen voor recht te verklaren dat het bedrag van de bankgarantie op € 24.600,00 dient te worden gesteld en [partij II] te veroordelen om hier noodzakelijke medewerking aan te verlenen op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [partij II] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van€ 30.000,- dan wel voornoemde vorderingen van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
V. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering [partij II] B.V. te veroordelen tot het aan [partij I] terugbetalen van de teveel betaalde huurpenningen ad € 35.988,32 inclusief BTW + PM tot aan het moment dat de nieuwe huurprijs door U.E.A. is vastgesteld dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
Vl. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering [partij II] B.V. te veroordelen tot het aan [partij I] terugbetalen van de door [partij I] ten onrechte betaalde boetebedragen ad € 9.632,04 + PM dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
VII. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen voor recht te verklaren dat [partij II] zich niet aan zijn verplichtingen conform artikel 7:203 BW heeft gehouden, te weten de zaak ter beschikking stellen hetgeen voor het overeengekomen gebruik noodzakelijk is dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
VIII. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen voor recht te verklaren dat in onderhavige situatie met betrekking tot de coronacrisis en alle overheidsmaatregelen en overige beperkingen van dien sprake is van een gebrek en van onvoorziene omstandigheden dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
IX. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen voor recht te verklaren dat [partij II] geen recht heeft op volledige nakoming van de huurbetalingen van de (horeca)bedrijfsruimte over de periode van de sluitingsmaatregel van overheidswege voor eet- en drinkgelegenheden door de coronacrisis, te weten 15 maart tot en met 31 mei 2020 en 15 oktober tot aan het moment dat de verlichte sluitingsmaatregel niet meer van toepassing is, onder meer aangezien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
X. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen te bepalen dat [partij II] , onder andere op basis van artikel 7:203 BW, voor een percentage ad 12,9% over 2020 en 10,9% over 2021 dan wel een door U EA in goede justitie vast te stellen percentage of bedrag is vrijgesteld van de huurbetaling over de periode van 15 maart tot en met 31 mei 2020 en voor de periode 15 oktober tot en met het moment dat de verplichte sluitingsmaatregel niet meer van toepassing is en de tussenliggende perioden dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
XI. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen [partij II] te veroordelen tot het binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis herstellen van de in de randnummer 11 genoemde gebreken op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat [partij II] hiermee in gebreke blijft dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
XII. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen de huurprijs van de door [partij I] van [partij II] gehuurde bedrijfsruimte met 25% te verminderen vanaf de dag [partij II] met het bestaan van de gebreken bekend was, juli 2018, tot aan het moment dat de gebreken volledig en deugdelijk zijn hersteld dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
XIII. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen de huurprijs van de door [partij I] van [partij II] gehuurde bedrijfsruimte met 10% te verminderen vanaf de dag [partij II] met het bestaan van de gebreken bekend was, juli 2018, tot aan het moment dat de gebreken volledig en deugdelijk zijn hersteld dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
Subsidiaire vorderingen van [partij I] :
XIV. [partij I] in al haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans deze haar te ontzeggen dan wel alle vorderingen van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist waaronder maar niet beperkt tot:
XV. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen te bepalen dat de door [partij I] aan [partij II] verschuldigde huurprijs voor het gehuurde over de periode van 2,5e maand, te weten 15 maart t/m 31 mei 2020 en de periode van 2,5e maand, te weten 15 maart t/m 31 mei 2020 en de periode van 15 oktober 2020 tot aan het moment dat de verplichte sluitingsmaatregel niet meer van toepassing is, verminderd wordt met een aan de hierboven bedoelde vermindering van het huurgenot aan de zijde van [partij I] ten gevolge van het voormelde gebrek evenredig bedrag, althans een zodanig ander percentage of bedrag als U E.A.juist zal oordelen dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
XVI. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen te bepalen de U E.A. de huurovereenkomst dusdanig wijzigt op grond van artikel 6:258 lid 1 BW dan wel artikel 6:2 en/of 6:248 BW dat [partij I] over de periode van 2,5e maand, te weten 15 maart van 31 mei 2020 en 15 oktober tot aan het moment dat de verlichte sluitingsmaatregel niet meer van toepassing is, aan eiseres een percentage van x% van de huur verschuldigd is, althans dat de huurprijs wordt verminderd met een zodanig percentage of bedrag als u E.A juist zal oordelen dan wel voornoemde vordering van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
XVII. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen [partij II] B.V. te veroordelen in de (proces)kosten van dit geding, waaronder begrepen een bedrag ad € 6.655,00 betreffende de door [partij I] betaalde kosten van het deskundigenadvies en een bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 2.775,00 een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis danwel voornoemde vorderingen van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
XVIII. [partij I] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen [partij II] te veroordelen in de kosten van deze procedure met inbegrip van een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde en daarbij het nasalaris van de advocaat te begroten op € 205,00 te verhogen met € 68,00 indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan en betekening daarvan plaatsvindt danwel voornoemde vorderingen van [partij I] alsnog af te wijzen als ongegrond, dan wel niet bewezen, dan wel onjuist;
In reconventie
Primair:
XIX. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden per 1 juni 2021, dan wel een datum door u in goede justitie te bepalen;
XX. [partij I] te veroordelen om het gehuurde aan [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam 1] binnen een maand na betekening van het vonnis, dan wel een termijn door u in goede justitie te bepalen, met al degenen die en al datgene dat zich aldaar bevind(t)(en) te verlaten en te ontruimen en de onroerende zaak op te leveren conform de bepalingen uit de huurovereenkomsten en algemene bepalingen, op straffe van een dwangsom van € 250,= per dag dan wel een bedrag door u rechtbank in goede justitie te bepalen;
XXI. [partij II] B.V. te machtigen om zo nodig die ontruiming op kosten van [partij I] zelf te bewerkstelligen met behulp van de deurwaarder en/of de sterke arm van Justitie en Politie, indien [partij I] na twee maanden na betekening van het vonnis, dan wel een termijn door u in goede justitie te bepalen in gebreke blijft aan die veroordeling te voldoen;
XXII. [partij I] te veroordelen tot het aan [partij II] B.V. betalen van het tekort aan betaalde huurpenningen tot op heden begroot op ad € 41.265,04 inclusief BTW + PM te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de datum van opeisbaarheid, dan wel een bedrag door u in goede justitie vast te stellen;
XXIII. [partij I] te veroordelen tot het aan [partij II] B.V. betalen van de boetes voor de te late betaling van een gedeelte van de huurpenningen tot op heden begroot op ad € 4.158,61 PM te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de datum van opeisbaarheid, dan wel een bedrag door u in goede justitie vast te stellen;
XXIV. [partij I] te veroordelen tot het binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis herstellen van alle gebreken in door haar of haar rechtsvoorgangers geplaatste zaken in en of aan het gehuurde, waaronder maar niet beperkt tot herstel van gebreken aan de elektrische installatie zoals opgesomd in de rapportage van [onderneming 8] B.V. (zoals door [partij I] overgelegd bij akte eiswijziging) op straffe van een dwangsom van EUR 250,- per dag of dagdeel dat [partij I] hiermee in gebreke blijft.
Subsidiair:
XXV. de huurprijs vast te stellen per 19 juli 2018 op € 61.573.44 ex BTW per jaar omtrent de waardering van het pand aan [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te ( [postcode] ) [plaatsnaam 1] te vermeerderen met de in de huurovereenkomst en algemene bepalingen opgenomen indexeringen.
Meer Subsidiair:
XXVI. de huurprijs vast te stellen per 19 juli 2018 op een bedrag ex BTW per jaar als in goede justitie juist zal worden geoordeeld omtrent de waardering van het pand aan [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te ( [postcode] ) [plaatsnaam 1] te vermeerderen met de in de huurovereenkomst en algemene bepalingen opgenomen indexeringen.
Meer subsidiair:
XXVII. een door U E.A. deskundige in de zin van artikel 7:304 BW te benoemen en hem te verzoeken om een advies in de zin van artikel 7:304 BW uit te brengen omtrent de waardering van het pand aan [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te ( [postcode] ) [plaatsnaam 1] op kosten van [partij I] ;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
XXVIII. [partij I] te veroordelen primair tot volledige vergoeding van de kosten van (buitengerechtelijke) rechtsbijstand. De kosten van (buitengerechtelijke) rechtsbijstand tot aan het moment van dagvaarden moeten worden begroot op € 2.500,-. Deze kosten zullen gedurende de procedure oplopen. Subsidiair tot betaling van de buitengerechtelijke kosten op basis van het Rapport Voorwerk 11, dan wel een door U.E.A. in goede justitie vast te stellen bedrag, meer subsidiair tot betaling van de buitengerechtelijke kosten op basis van Staffel BIK begroot op€ 2.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel een door U.E.A. in goede justitie vast te stellen bedrag.
In conventie en reconventie
XXIX. [partij I] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten
[partij I] vordert in het incident