ECLI:NL:RBMNE:2021:5515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
UTR - 21_257
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor appartementen in Zeist

Op 12 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor de realisatie van zes huurappartementen in Zeist. De vergunninghouder, die een deel van haar kantoor wil ombouwen, had op 10 december 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd en verkregen van het college van burgemeester en wethouders van Zeist. Eiser, mede-eigenaar van een nabijgelegen pand, maakte bezwaar tegen deze vergunning, omdat hij vreesde voor een overspannen parkeersituatie in de omgeving. Het college handhaafde de vergunning met een extra voorschrift, waarop eiser beroep instelde.

Tijdens de zitting op 8 oktober 2021 werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank de argumenten van eiser en het college tegen elkaar afwoog. Eiser stelde dat er onvoldoende parkeergelegenheid zou zijn voor de nieuwe appartementen, terwijl het college en de vergunninghouder stelden dat de parkeersituatie niet zou verslechteren. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning terecht was verleend, omdat de parkeernorm voor de appartementen in overeenstemming was met de bestaande parkeerbehoefte van het kantoor. De rechtbank concludeerde dat er voldoende parkeergelegenheid was voorzien en dat het college de vergunning kon verlenen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/257

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] ,eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist(het college), verweerder,
(gemachtigde: mr. R. Snijder).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde belanghebbende](vergunninghouder), gevestigd te [vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: mr. G.J. Scholten).

Inleiding

Vergunninghouder heeft het voornemen om in het deel van haar kantoor aan de
[adres 1] in [vestigingsplaats] (het perceel) dat direct grenst aan de [locatie] en niet meer als kantoor in gebruik is, zes huurappartementen te realiseren. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo) heeft vergunninghouder hiervoor een omgevingsvergunning nodig, daarom heeft zij bij het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend.
Op 10 december 2019 heeft het college aan vergunninghouder conform haar aanvraag een omgevingsvergunning (de omgevingsvergunning) verleend voor de activiteiten bouwen en gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Eiser is (mede)eigenaar van het pand aan de [adres 2] en heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Met het besluit van 1 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het college de omgevingsvergunning met toevoeging van een extra voorschrift in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – met de zaak met het zaaknummer UTR 21/158 behandeld op de zitting van 8 oktober 2021. Eiser en de gemachtigde van het college waren aanwezig. Namens vergunninghouder was [A] aanwezig. Hij werd bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghouder.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat door het verlenen van de omgevingsvergunning een overspannen parkeersituatie op de [locatie] zal ontstaan. Hij vindt dat op een meer reële manier bij de appartementen moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals exclusief reserveren bijvoorbeeld, of het aantal appartementen moet worden verminderd.
Toetsingskader
2. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in de Parkeerbeleidsnota Zeist [1] (de parkeerbeleidsnota).
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) hoeft bij de boordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Een eventueel bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan buiten beschouwing worden gelaten. In tegenstelling tot wat eiser aanvoert, is daarbij volgens dezelfde rechtspraak niet relevant dat dit deel van het pand al enige tijd leegstaat. [2] Dit betekent in dit geval dat het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning alleen rekening hoeft te houden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de te realiseren appartementen ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte van dit deel van het pand met de bestemming kantoor.
Beoordeling van het geschil
4. Op de zitting zijn partijen het er over eens geworden dat de parkeerbehoefte van de te realiseren appartementen op grond van de parkeerbeleidsnota 9 parkeerplaatsen is. De Adviescommissie bezwaarschriften heeft deze parkeerbehoefte in haar advies dat het college in het bestreden besluit heeft overgenomen, vergeleken met de bestaande parkeerbehoefte. Op grond van de parkeerbeleidsnota is de parkeernorm voor het bestaande kantoor 2,8 parkeerplaatsen per 100 m2. De oppervlakte van het deel van het pand dat van kantoor wordt getransformeerd naar appartementen is 508 m2. De bestaande parkeerbehoefte is dus 5 x 2,8 = 14 parkeerplaatsen.
5. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de conclusie van het college dat door het verlenen van de omgevingsvergunning geen sprake is van een toename, maar juist van een afname van de parkeerbehoefte juist is.
6. De parkeergelegenheid voor bewoners en bezoekers van de te realiseren appartementen is voorzien op het eigen parkeerterrein van vergunninghouder dat achter de te realiseren appartementen ligt. Op de zitting heeft het college toegelicht dat de appartementen een directe toegangsdeur naar het parkeerterrein krijgen. Verder krijgen de toekomstige bewoners een pas waarmee zij het toegangshek naar het parkeerterrein kunnen openen als dit buiten kantooruren gesloten is. De toekomstige bewoners en hun bezoekers hebben dus alle dagen van de week 24 uur per dag onbeperkt toegang tot het parkeerterrein.
7. De rechtbank kan het college volgen in zijn standpunt dat het op het parkeerterrein exclusief voor de appartementen reserveren van parkeerplaatsen juist eerder tot een overspannen parkeersituatie op de [locatie] zal leiden dan wanneer dubbelgebruik op het parkeerterrein is toegestaan. Door het exclusief voor de appartementen reserveren van parkeerplaatsen zou immers de situatie kunnen ontstaan dat de werknemers en bezoekers van het kantoor van vergunninghouder tijdens kantooruren hun auto op de [locatie] moeten parkeren, terwijl de parkeerplaatsen van de appartementen leeg staan.
8. De conclusie van het voorgaande is dat naar het oordeel van de rechtbank bij de appartementen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dat het college de omgevingsvergunning voor zes appartementen heeft kunnen verlenen.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 12 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 4.1, onder b, van de regels van het ‘Paraplubestemmingsplan Parkeernormen Zeist’.
2.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2189, r.o. 5.3.