ECLI:NL:RBMNE:2021:5601

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
16-240292-20; 16-237950-21 en 05/108253-19 (vord. tul) (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, afpersing en mishandeling met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 17 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld, afpersing en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 september 2020 in Amersfoort samen met anderen goederen en geld heeft gestolen van slachtoffer 2, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte op 4 september 2021 zijn levensgezel, slachtoffer 1, mishandeld. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en de verdachte schuldig bevonden aan de feiten onder de parketnummers 16/240292-20 en 16/237950-21. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een taakstraf van 240 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder zijn jonge leeftijd en de stappen die hij heeft gezet om zijn leven te verbeteren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/240292-20; 16/237950-21 en 05/108253-19 (vord. tul) (gev. ttz)
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 17 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. van Oort, advocaat te Utrecht, alsmede mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Nijkerk, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging inzake 16/237950-21 is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Ook de tenlastelegging inzake 16/240292-20 is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
16/240292-20
op 21 september 2020 te Amersfoort samen met anderen goederen en een geldbedrag van [slachtoffer 2] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, dan wel het bezit van hetgeen gestolen is, te verzekeren
en/of
op 21 september 2020 te Amersfoort samen met anderen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van goederen en een geldbedrag;
16/237950-21
op 4 september 2021 te Amersfoort zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht ten aanzien van de mishandeling niet bewezen dat het gaat om de strafverzwarende omstandigheid van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht, omdat [slachtoffer 1] niet als levensgezel van verdachte is aan te merken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder parketnummer 16/240292-20 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 16/237950-21 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/240292-20
De rechtbank is van oordeel dat het onder parketnummer 16/240292-20 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Wanneer hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden uitgewerkt en worden opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
16/237950-21
De rechtbank is van oordeel dat het onder parketnummer 16/237950-21 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Wanneer hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden uitgewerkt en worden opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht. De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van de bewezenverklaring.
Bewijsoverweging16/237950-21
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het mishandelen van [slachtoffer 1] wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Verdachte heeft een aannemelijke verklaring afgelegd. Hij heeft een zelfmoordpoging van aangeefster proberen te voorkomen, als gevolg waarvan zij letsel heeft opgelopen.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht. Direct na het incident heeft zij een gedetailleerde verklaring aan de politie afgelegd. Dat aangeefster in een later verhoor aspecten aan haar verklaring heeft toegevoegd die op dat eerste moment niet zijn gezegd, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster. Haar verklaring vindt immers ondersteuning in de andere bewijsmiddelen. Zo past het door de verbalisanten en het door de huisarts geconstateerde letsel (onder meer roodheid op de slaap, wond bij rechter onderlip, opgezwollen jukbeen, blauwe plek bij kin, rode plekken dan wel bulten op haar onderarm en een bult op haar linker onderbeen) bij de verklaring van aangeefster dat zij in haar gezicht is geslagen, dat zij is vastgepakt en dat verdachte met een fles tegen haar keel en arm heeft geduwd. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel, specifiek de plekken in het gezicht van aangeefster, meer past bij de verklaring van aangeefster dan de verklaring van verdachte dat hij een zelfmoordpoging heeft willen voorkomen. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de getuige (de buurman) heeft verklaard dat hij een ruzie in de kamer van zijn buurmeisje heeft gehoord die ongeveer drie uur lang duurde. Ook dit past naar het oordeel van de rechtbank beter bij de verklaring van aangeefster dat er sprake was van een fikse ruzie met fysiek geweld dan bij de verklaring van verdachte dat hij door zijn ingrijpen een zelfmoordpoging heeft kunnen voorkomen. Verdachte zelf heeft bovendien ter terechtzitting verklaard dat hij boos was, dat hij onder invloed van alcohol was, dat hij zichzelf op een dergelijk moment niet meer onder controle heeft, dat het fysiek geworden is en dat er een worsteling tussen hem en aangeefster is geweest. De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat op basis van al het hiervoor genoemde sprake moet zijn geweest van meer dan een worsteling die tot doel had het voorkomen van een zelfmoordpoging. Dat verdachte daarbij ook zelf letsel heeft opgelopen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank acht aldus wettig alsook overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
De rechtbank acht net als de officier van justitie en de verdediging niet bewezen dat er sprake is van de strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht en spreekt verdachte van dat onderdeel uit de tenlastelegging vrij.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/240292-20
op meerdere momenten op 21 september 2020 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met anderen, twee flesjes parfum (merk: Dior en Onemillion), een fles met (sterke) drank en een pinpas (merk: ABNAMRO) en een sleutelbos en muntgeld en een (scooter)helm en een jas en schoenen (merk: Nike Airmax, kleur: wit) en een scooter (merk: Piaggio Zip, kenteken: [kenteken] ), die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door een of meerdere malen
- die [slachtoffer 2] een mes te tonen en
- dreigend om die [slachtoffer 2] heen te staan en
- een boodschappentas uit de handen van die [slachtoffer 2] te slaan en
- dreigend van die [slachtoffer 2] te verlangen dat die [slachtoffer 2] zijn broek en schoenen uit moest doen,
en
op meerdere momenten op 21 september 2020 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 236 euro, dat geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde, door een of meerdere malen
- die [slachtoffer 2] een mes te tonen en
- dreigend om die [slachtoffer 2] heen te staan en
- een boodschappentas uit de handen van die [slachtoffer 2] te slaan en
- dreigend van die [slachtoffer 2] te verlangen dat hij in totaal 236 euro naar hem, verdachte, overmaakte;
16/237950-21
op 4 september 2021 te [plaatsnaam 1] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
- meermalen in haar gezicht te slaan, en
- aan haar haren te trekken, en
- met een fles tegen haar keel te duwen en met die fles tegen haar onderarm te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/240292-20
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd.
16/237950-21
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan toeleiding naar beschermd / begeleid wonen;
- een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de omgeving rond haar woning.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is jong en hij krijgt op dit moment de juiste hulp. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit traject doorkruisen en dat is niet wenselijk voor zowel de samenleving als de verdachte. De verdediging heeft bepleit tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor het maximale aantal uren. De verdediging heeft geen bezwaar tegen het opleggen van bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Specifiek ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel heeft de verdediging aangevoerd dat aan oplegging daarvan niet dient te worden toegekomen bij vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat er voor de oplegging van een dergelijke maatregel sprake moet zijn van recidivegevaar. Dat gevaar is niet concreet gemaakt en ontbreekt ook in de zienswijze van de verdediging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging, medeplegen van afpersing en mishandeling van zijn inmiddels ex-vriendin. Verdachte heeft samen met anderen op een zeer vervelende wijze geld en goederen van het slachtoffer weggenomen. Met zijn handelen heeft verdachte geen blijk gegeven respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Bovendien heeft verdachte de persoonlijke integriteit van het slachtoffer aangetast door hem te bedreigen en te vernederen. Dat verdachte onder invloed van alcohol was, is des te kwalijker nu verdachte weet welke invloed het drinken van alcohol op zijn handelswijze heeft. De rechtbank acht het gedrag van verdachte onaanvaardbaar en neemt dit verdachte kwalijk. Datzelfde geldt voor de door verdachte gepleegde mishandeling. Uit de ter terechtzitting gegeven toelichting op de vordering die aangeefster als benadeelde partij heeft ingediend, is gebleken wat de gevolgen voor het slachtoffer zijn en zijn geweest. Zij ervaart tot op heden nog dagelijks angst. Ook hier heeft verdachte met zijn handelen, te weten de mishandeling van het slachtoffer in haar eigen woning, die juist bij uitstek een veilige plek moet zijn, een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 oktober 2021;
- twee reclasseringsadviezen van 27 september 2021, uitgebracht door [instelling 1] .
De rechtbank heeft op het uittreksel uit de justitiële documentatie gezien dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging. De rechtbank constateert verder dat verdachte in de proeftijd liep van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.
Uit de reclasseringsadviezen begrijpt de rechtbank dat verdachte hard werkt om zijn leven weer op orde te krijgen. De reclassering heeft geconstateerd dat alcoholgebruik een belangrijke rol speelde bij de onderhavige feiten en dat dit ook bij de eerdere aanrakingen van verdachte met justitie zo is geweest. Alcoholgebruik is daarmee een risicofactor voor delictgedrag. Positief is dat verdachte dit zelf inziet en erkent. Verdachte is al vrijwillig in behandeling bij [instelling 2] . Verdachte houdt zich aan het contactverbod met zijn ex-vriendin. Ook heeft hij meegewerkt aan systeemgesprekken. De reclassering heeft in het advies opgenomen dat verdachte volgens zijn behandelaar misschien nooit helemaal recidiverisico-vrij zal zijn, maar dat hij maximaal werkt aan het verminderen van de recidive. De reclassering adviseert tot oplegging van een aantal bijzondere voorwaarden en tevens de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen aanwezig is.
Verdachte heeft ter zitting verteld dat hij inmiddels een volle dagbesteding heeft doordat fulltime werkt (in ploegendiensten) en bijna dagelijks sport. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij sinds de mishandeling in september 2021 niet meer heeft gedronken en dat hij graag geholpen wil worden om aan onderliggende problemen te werken. De rechtbank begrijpt hieruit dat verdachte gemotiveerd is om toe te werken naar een andere levensstijl.
Strafoplegging
Ten aanzien van de diefstal in vereniging met geweld en het medeplegen van afpersing merkt de rechtbank op dat deze feiten zijn gekwalificeerd als een eendaadse samenloop. Voor de strafoplegging houdt de rechtbank daar in die zin rekening mee dat deze twee feiten verdachte worden aangerekend als één verwijt.
Het zwaartepunt in de strafoplegging in deze zaak ligt wat de rechtbank betreft bij de diefstal in vereniging met geweld. De rechtbank kijkt, nu een passend LOVS-oriëntatiepunt ontbreekt voor de diefstal met geweld, naar straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. Kijkend naar vergelijkbare zaken ligt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een aantal maanden voor de hand, zoals ook door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal daar echter van afzien gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die voortvloeien uit de reclasseringsadviezen en zijn toegelicht ter terechtzitting. Omstandigheden die in deze lastige afweging voor de rechtbank specifiek zijn betrokken, zijn de jonge leeftijd van verdachte en de stappen die verdachte inmiddels heeft gezet om zijn leven te veranderen en er op gericht zijn om uiteindelijk het recidiverisico te verminderen. Verdachte heeft aangegeven dat hij, naast zijn vrijwillige behandeling bij [instelling 2] , graag hulp van de reclassering wil ontvangen en daaraan zal meewerken. De rechtbank acht het niet alleen in het belang van verdachte, maar zeker ook in het belang van de maatschappij dat het huidige traject niet wordt doorkruist door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar dat verdachte met behulp van de handvatten die hem nu al door [instelling 2] , en in de nabije toekomst door de reclassering, worden geboden zijn leven een positieve wending geeft.
Omdat de rechtbank afziet van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en komt tot de oplegging van een taakstraf, inhoudende een lagere strafmodaliteit, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de maximale duur, te weten 240 uren, passend en geboden is (met aftrek van het voorarrest). Verder legt de rechtbank aan verdachte een forse voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op, als duidelijk signaal dat het gaat om ernstige strafbare feiten en dat verdachte met deze strafoplegging een kans geboden wordt om te laten zien dat hij zich vanaf nu anders zal gaan gedragen. De rechtbank wijkt met deze strafoplegging af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte het huidige traject doorzet en niet terug gaat naar de gevangenis.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf koppelt de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden, zoals grotendeels geadviseerd door de reclassering: een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan toeleiding naar begeleid / beschermd wonen, een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de nabije omgeving van het woonadres van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu de rechtbank er ernstig rekening mee houdt dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op hetgeen de reclassering heeft geadviseerd over dadelijke uitvoerbaarheid.

9.BENADEELDE PARTIJEN

16/240292-20
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 850,75, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor een gedeelte kan worden toegewezen, te weten voor een bedrag van € 400,00. In het overige gedeelte van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft dit als volgt toegelicht. De gevorderde schade voor het horloge kan niet worden toegewezen, omdat het horloge niet genoemd staat in de tenlastelegging en ook niet wordt genoemd in de aangifte. Daardoor ontbreekt een rechtstreeks verband met het strafbare feit. De gevorderde schade voor de kosten van de taxi en het contante geld ter waarde van 100 euro is niet onderbouwd en kan daarom niet worden toegewezen. Voor de overige kosten heeft de officier van justitie gesteld dat deze wel voortvloeien uit een rechtstreeks verband met het strafbare feit. Er is echter geen rekening gehouden met de afschrijving van de goederen waarvoor schadevergoeding is gevorderd, terwijl het gaat om gebruikte goederen. De officier van justitie heeft daarom verzocht de totale schade te schatten op een bedrag van € 400,00. De officier van justitie verzoekt toewijzing van de vordering met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het eens met de zienswijze van de officier van justitie.
9.1.3 Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 16/240292-20 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 850,75 aan materiële schade. Dit bedrag bestaat uit de navolgende schadeposten:
  • Schoenen Nike Airmax € 139,95
  • Overgemaakt geld € 200,00
  • Contant geld € 100,00
  • Diesel horloge € 149,95
  • Parfum Dior € 71,95
  • Parfum One Million € 78,90
  • Reiskosten taxi € 30,00
  • Scooter helm € 80,00
Gelet op de onderbouwing van de schadeposten en de gemotiveerde betwisting daarvan oordeelt de rechtbank als volgt.
De gevorderde schade voor het horloge kan niet worden toegewezen, omdat het horloge niet genoemd staat in de tenlastelegging en ook niet is genoemd in de aangifte. Derhalve ontbreekt een rechtstreeks verband met het strafbare feit. De gevorderde schade voor de kosten van de taxi en het contante geld ter waarde van € 100,00 is niet onderbouwd en kan daarom niet worden toegewezen.
De overige schadeposten zijn wel voor toewijzing vatbaar, nu uit het strafdossier voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij voor die posten schade heeft geleden. De rechtbank is echter met de officier van justitie van oordeel dat het hier, behalve het overgemaakte geldbedrag, gaat om gebruiksvoorwerpen. Voor deze goederen dient daarom rekening te worden gehouden met de afschrijvingskosten. De rechtbank maakt daarom gebruik van haar schattingsbevoegdheid en waardeert de totale schade op € 400,00. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
16/237950-21
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.200,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor een gedeelte kan worden toegewezen, te weten voor een bedrag van € 500,00. Volgens de visie van de officier van justitie is voornoemd bedrag een billijk bedrag voor de door de benadeelde partij geleden schade. In het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie verzoekt toewijzing van de vordering met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het verzoek tot schadevergoeding niet met medische gegevens is onderbouwd.
9.2.3 Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 16/237950-21 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak heeft op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW. Uit het strafdossier volgt dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit. Bij de begroting van de vast te stellen vergoeding voor immateriële schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van het letsel. Hierbij moet worden gekeken naar de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen, te weten (blauwe) plekken op armen en benen, een wond bij de lip, rood en pijnlijk gelaat en drukpijn op de onderarm, linkerslaap, rechterwang en onderkaak. Dat er ook sprake is van psychisch letsel is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan.
De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op € 400,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 september 2021, tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Gelderland, locatie Arnhem, van 27 september 2019, parketnummer 05/108253-19, is verdachte een voorwaardelijke geldboete opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 47, 55, 57, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16/240292-20 en 16/237950-21 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
120 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
Algemene voorwaarden
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [instelling 1] op het adres [adres 2] , [postcode 2] te [plaatsnaam 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door forensische polikliniek van [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* meewerkt aan toeleiding naar beschermd / begeleid wonen indien en zolang de reclassering dat nodig acht;
* zich onthoudt van elke vorm van contact, zowel direct als indirect, met de volgende persoon: [slachtoffer 1] , geboren op [2001] ;
* zich niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van de woning, gelegen aan de [adres 3] , [postcode 3] te [plaatsnaam 1] .
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partijen
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 400,00;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 400,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/108253-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Gelderland bij vonnis van 27 september 2019 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 200,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-240292-20
hij op een of meerdere momenten of omstreeks 21 september 2020 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee flesjes parfume (merk: Dior en/of Onemillion), een fles met (sterke) drank en/of een pinpas (merk: ABNAMRO) en/of een geldbedrag van 236 euro en/of sleutelbos en/of muntgeld en/of een iPhone en/of een (scooter)helm en/of een jas en/of schoenen (merk/type: Nike Airmax, kleur: wit) en/of een scooter (merk/type: Piaggio Zip, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een of meerdere malen
- die [slachtoffer 2] met een mes te bedreigen althans een mes heeft getoond en/of in de richting van die [slachtoffer 2] te houden en/of die [slachtoffer 2] met een mes heeft aangeraakt en/of
- ( dreigend) om die [slachtoffer 2] heen te staan en/of
- een boodschappentas uit de handen van die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- ( dreigend) van die [slachtoffer 2] te verlangen dat hij in totaal 236 euro naar hem, verdachte, overmaakte en/of dat die [slachtoffer 2] zijn broek en schoenen uit moest doen,
en/of
hij op een of meerdere momenten of omstreeks 21 september 2020 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van twee flesjes parfume (merk: Dior en/of Onemillion), een fles met (sterke) drank en/of een pinpas (merk: ABNAMRO) en/of een geldbedrag van 236 euro en/of sleutelbos en/of muntgeld en/of een iPhone en/of een (scooter)helm en/of een jas en/of schoenen (merk/type: Nike Airmax, kleur: wit) en/of een scooter (merk/type: Piaggio Zip, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) door een of meerdere malen
- die [slachtoffer 2] met een mes te bedreigen althans een mes heeft getoond en/of in de richting van die [slachtoffer 2] te houden en/of die [slachtoffer 2] met een mes heeft aangeraakt en/of
- ( dreigend) om die [slachtoffer 2] heen te staan en/of
- een boodschappentas uit de handen van die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- ( dreigend) van die [slachtoffer 2] te verlangen dat hij in totaal 236 euro naar hem, verdachte, overmaakte en/of dat die [slachtoffer 2] zijn broek en schoenen uit moest doen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
16-237950-21
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Amersfoort zijn levensgezel, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
- meermalen in/op/tegen haar gezicht te slaan, en/of
- aan haar haren te trekken, en/of
- met een fles tegen haar keel te duwen en/of met die fles tegen haar (onder)arm te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )