ECLI:NL:RBMNE:2021:5604

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/1184
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kamerverhuur in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft eiseres op 13 maart 2020 een gewijzigde aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor kamerverhuur in een woning in Utrecht. De gemeente Utrecht heeft deze aanvraag op 20 april 2020 geweigerd, omdat het gebruik in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 1 februari 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 oktober 2021 zijn verschillende partijen aanwezig geweest, waaronder derde-partijen die hun bezwaren hebben geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om kamerverhuur in strijd is met het bestemmingsplan, dat een gebruiksverandering van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte niet toestaat zonder omgevingsvergunning. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de aanvraag niet voldeed aan de algemene leefbaarheidstoets, die vereist is voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Eiseres heeft geprobeerd te betogen dat de kamerverhuur geen negatieve impact zou hebben op de leefbaarheid, maar de rechtbank heeft dit niet kunnen volgen. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1184

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats 1] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Erdogan).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [A] ,

[B],
[C],
[D] , [E], en
[F], allen te [woonplaats 2] .

Inleiding

1.1.
Op 13 maart 2020 heeft eiseres een gewijzigde aanvraag ingediend om een
omgevingsvergunning voor het gebruiken van de woning aan het [adres] te [plaats] ten behoeve van kamerverhuur voor maximaal vijf personen. Op het betreffende perceel is onder meer het bestemmingsplan “Chw Algemene regels over bouwen en gebruik” (hierna het bestemmingsplan) van toepassing.
1.2.
Met het besluit van 20 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag
om een omgevingsvergunning geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan.
1.3.
Met het besluit van 1 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar
ongegrond verklaard.
1.4.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Derde-partijen [A] en [B] hebben
een reactie ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 oktober 2021 via een skype-
verbinding. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partijen [A] , [C] [E] (met echtgenote) waren aanwezig. Derde-partij [B] was met bericht van verhindering afwezig. Derde-partij [D] was zonder bericht van verhindering afwezig. Derde-partij [F] heeft zich door haar gemachtigde [gemachtigde] laten vertegenwoordigen.

Het geschil

2. Verweerder heeft de aanvraag om een omgevingsvergunning afgewezen, omdat het
gebruik van de woning voor kamerverhuur in strijd is met het bestemmingsplan en niet aan de voorwaarden voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan wordt voldaan. Daarbij gaat het met name om de algemene leefbaarheidstoets. Eiseres ziet geen strijd met het bestemmingsplan en vindt dat wel aan de leefbaarheidstoets wordt voldaan.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid eiseres in de beroepsfase
3. Derde-partijen [A] en [B] hebben erop gewezen dat eiseres de gronden van
haar beroep te laat heeft ingediend. Om die reden zou volgens hen het beroep niet in behandeling moeten worden genomen en het besluit in stand moeten worden gelaten.
4. De rechtbank stelt vast dat het pro forma beroepschrift dateert van 5 maart 2021 en op
8 maart 2021 door de rechtbank is ontvangen. Met de brief van 24 maart 2021 heeft de rechtbank eiseres acht weken de tijd gegeven (tot uiterlijk 19 mei 2021) om de gronden van het beroep in te dienen. Op 25 mei 2021 is het beroepschrift met de gronden, gedateerd
21 mei 2021, door de rechtbank ontvangen. Dit is te laat. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder andere dat het beroepschrift de gronden bevat. Ingevolge artikel 6:6 Awb kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van de gronden. Deze kan-bepaling betekent dat de rechtbank daartoe dus niet verplicht is. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet al te lang na het verstrijken van de gestelde termijn alsnog beroepsgronden zijn ingediend en verweerder en derde-partijen daarna genoeg tijd hebben gehad om op de beroepsgronden te reageren. De rechtbank oordeelt daarom dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
Ingediend stuk door derde-partij [B]
5. Eiseres voert aan dat de reactie van derde-partij [B] op 11 oktober 2021 te laat is
ingediend. Eiseres verzoekt de rechtbank daarom dit stuk niet aan het procesdossier toe te voegen.
6. De rechtbank stelt vast dat de reactie binnen de tien dagen termijn als bedoeld in
artikel 8:58 van de Awb is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank levert het toevoegen van dit stuk aan het procesdossier echter geen strijd op met de goede procesorde. Gelet op de inhoud hiervan hebben partijen zich hierop namelijk adequaat kunnen voorbereiden en reageren. De rechtbank betrekt het stuk in haar beoordeling.
Strijd met het bestemmingsplan
7. Eiseres voert aan dat de omgevingsvergunning ten onrechte is geweigerd. Een
omzettingsvergunning is niet nodig en het gebruiken van een bouwwerk op het perceel [adres] te [plaats] ten behoeve van kamerverhuur voor maximaal vijf personen is niet in strijd met het bestemmingsplan.
8. De rechtbank is het niet eens met eiseres. Het gebruiken van de woning ten behoeve van
kamerverhuur voor maximaal vijf personen is wel in strijd met het bestemmingsplan. Op grond van artikel 5.2, onder a, van het bestemmingsplan mag een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is, niet leiden tot een omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte of tot vorming van een extra woning. Toegepast op deze zaak is daar wel sprake van. De gebruiksverandering heeft namelijk betrekking op het gebruik van een zelfstandige woning voor kamerverhuur voor maximaal vijf personen. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het niet relevant is of een omzettingsvergunning al dan niet nodig is, aangezien dat een ander juridisch kader betreft. De beroepsgrond slaagt niet.
Binnenplanse afwijking
9. Verweerder heeft beoordeeld of ondanks de strijd met artikel 5.2, onder a, van het
bestemmingsplan toch een omgevingsvergunning kan worden verleend met gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid die in artikel 5.2, onder b, van het bestemmingsplan is opgenomen.
10. Op grond van artikel 5.2, onder b, kan verweerder woningvorming en omzetting
toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten blijkt dat kwalitatief goede en onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu, de privacy van omwonenden, het verkeer en de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Voor deze beleidsnotitie is per 1 juli 2019 de Beleidsregels “Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad” (Beleidsregels) in de plaats getreden.
11. Eiseres voert aan dat de kamerverhuur er niet toe leidt dat sprake is van strijd met
de algemene leefbaarheidstoets uit de Beleidsnotitie. Daar komt bij dat drie studenten sowieso zijn toegestaan op grond van de zogenoemde hospitaregeling, nu haar dochter - als mede-eigenaar van de woning - in de woning mag wonen met twee andere studenten. Er komen dus maar twee studenten bij.
12. De rechtbank stelt voorop dat verweerder alleen bevoegd is om op grond van artikel 5.2,
onder b, van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, wanneer aan de daarvoor gestelde voorwaarden is voldaan. De rechtbank zal daarom hierna eerst beoordelen of dat het geval is.
13. Verweerder heeft de vraag of aan de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke
leefbaarheidseisen uit de Beleidsregels wordt voldaan, voorgelegd aan de Commissie Wijziging Samenstelling Woningvoorraad (Commissie).
14. De Commissie concludeert dat aan de fysieke leefbaarheidseisen is voldaan, gelet op de
gebruiksoppervlakte en het geluidsrapport. Volgens de Commissie is echter niet voldaan aan de algemene leefbaarheidstoets. De Commissie baseert zich hierbij op ingewonnen informatie van de wijkadviseur en de gebiedsmanager Veiligheid en op basis van een in 2017 gehouden enquête en gesprekken onder buurtbewoners. Uit de enquête blijkt dat het parkeren van de fietsen en auto’s, de verkeersveiligheid en het beheer van de openbare ruimte door omwonenden als zwakke plekken worden gezien. Verder blijkt uit de zienswijzen dat zowel geluidsoverlast als overlast door zwerfafval wordt ervaren. Ook ervaren de omwonenden druk op het woon- en leefklimaat vanwege het hoge aantal geparkeerde fietsen en fietswrakken bij studentenpanden. Daarnaast is sprake van verstoring van het evenwicht en de sociale cohesie, vanwege het aantal studentenpanden in de buurt van het perceel waartoe een omgevingsvergunning is aangevraagd.
De wijkadviseur geeft aan dat relatief veel panden meervoudig worden bewoond en dat omwonenden druk op de leefbaarheid ervaren. Verder heeft het gebrek aan fietsenstallingen en het gebrek aan ruimte om deze te plaatsen tot gevolg dat de openbare ruimte slecht toegankelijk is. Volgens de gebiedsmanager Veiligheid is het [plein] een bekende overlastlocatie, waarover vanaf 2018 tot op heden 20 meldingen zijn gedaan. Verder is volgens hem de samenstellingsbalans verstoord vanwege de bestaande meervoudige kamerbewoning.
Ter onderbouwing van de clustervorming is een stippenkaart opgesteld van het [plein] en de directe omgeving daarvan. De Commissie geeft hierover aan dat weliswaar geen sprake is van overconcentratie van omgezette dan wel gesplitste panden aan het [plein] , maar dat het verlenen van de omgevingsvergunning zal leiden tot verdere aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse en een ongewenste precedentwerking.
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan het bestreden besluit het advies van de Commissie ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid in navolging van het advies van de Commissie heeft kunnen vaststellen dat het gebruik voor kamerbewoning niet voldoet aan de algemene leefbaarheidstoets uit de Beleidsregels. Wat eiseres heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Er is duidelijk sprake van een overbelaste buurt door zeer veel woningsplitsingen. De rechtbank kan daarom het standpunt volgen dat elke uitbreiding, ook als is dat maar met vijf (of zelfs twee) studentenkamers, het probleem kan verergeren. Daarbij speelt ook mee dat vergunningverlening tot ongewenste precedentwerking kan leiden. Of de dochter van eiseres en haar medebewoners zich wel of niet als nette buren gedragen, zoals door eiseres op de zitting is betoogd, is dus niet doorslaggevend. Evenmin is doorslaggevend of specifiek aan het [plein] sprake is van veel woningsplitsingen en overlast. Dat, zoals eiseres ook heeft benadrukt, er grote woningnood onder studenten is, is evenmin een goede reden om de situatie anders te beoordelen. Nog daargelaten dat er ook een grote behoefte bestaat eengezinswoningen, mag verweerder het belang van de leefbaarheid van de buurt zwaarder laten wegen dan het belang van studenten bij het vinden van een kamer. Nu niet is voldaan aan de algemene leefbaarheidstoets was verweerder niet bevoegd om op grond van artikel 5.2, onder b, van het een omgevingsvergunning te verlenen voor de kamerverhuur. Dat betekent dat verweerder de omgevingsvergunning terecht heeft geweigerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Overige beroepsgronden
16. Met verwijzing naar de “Toeslagenaffaire” doet eiseres een beroep op een
hardheidsregeling.
17. De rechtbank is van oordeel dat deze verwijzing mank loopt. De hier aan de orde zijnde
bestemmingsplanregels kennen geen hardheidsbepaling. Wel laten zij aan verweerder beoordelingsruimte bij de vaststelling of is voldaan aan de voorwaarden om af te wijken van
het bestemmingsplan. Alleen daarom al is dus niet, zoals in de Toeslagenaffaire, sprake van zeer strikte regelgeving met niet te corrigeren, onevenredige gevolgen. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Verder heeft eiseres op de zitting nog naar voren gebracht dat door gemeenteambtenaar
[gemeenteambtenaar] telefonisch is meegedeeld dat een omgevingsvergunning niet zo’n probleem zou zijn, maar een omzettingsvergunning wel. Zij gaf volgens eiseres aan dat een tijdelijke omgevingsvergunning mogelijk is. Eiseres heeft ook verwezen naar een e-mailbericht van 18 oktober 2019 om 11.48 uur, waaruit opgewekt vertrouwen zou blijken.
19. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Het e-mailbericht waar
eiseres naar verwijst, bevindt zich niet bij de stukken. Eiseres heeft ook niet anderszins onderbouwd dat [gemeenteambtenaar] tijdens een telefoongesprek met eiseres of haar gemachtigde een ondubbelzinnige mededeling heeft gedaan op grond waarvan eiseres mocht aannemen dat zij geen omgevingsvergunning nodig had voor het gebruik van de woning aan het [adres] voor kamerverhuur aan vijf personen.
20. Tot slot verzoekt eiseres om kostenvergoeding voor het uitvoeren van
geluidsmetingen, omdat verweerder de geluidsbelasting vanuit het pand geen deel heeft laten uitmaken van de gronden waarop de vergunning is geweigerd. Eiseres verzoekt ook om een kostenvergoeding voor het treffen van een hospitaregeling en gemiste huurpenningen van
€ 1.080,- per maand vanaf 1 april 2021.
19. De rechtbank ziet deze beroepsgrond van eiseres als een verzoek tot toekenning van schadevergoeding vanwege een onrechtmatig besluit. Aangezien de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd dat verweerder de omgevingsvergunning terecht heeft geweigerd, is geen sprake van een onrechtmatig besluit. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

Conclusie

21. Verweerder heeft de omgevingsvergunning terecht geweigerd. Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling of een toekenning van een schadevergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
10 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.