ECLI:NL:RBMNE:2021:5649

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
20 november 2021
Zaaknummer
UTR 20/2683
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres na een jaar ziekte, met aandacht voor hoorplicht en medische beoordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering (ZW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die als medewerker klantenservice werkte, was sinds 4 maart 2019 ziek en had een ZW-uitkering ontvangen. Na een jaar werd haar uitkering beëindigd omdat het Uwv concludeerde dat zij niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering. Eiseres maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde de beëindiging van de uitkering. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank constateerde dat eiseres in de bezwaarfase niet was gehoord, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. Na een hoorzitting op 11 mei 2021 heeft het Uwv de medische beoordeling herzien, maar de rechtbank oordeelde dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen voldoende waren om de arbeidsongeschiktheid van eiseres vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling voldeed aan de vereisten en dat de arbeidskundige beoordeling ook juist was. Eiseres kreeg geen gelijk in de inhoudelijke beoordeling van haar uitkering, maar de rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, terwijl de rechtsgevolgen in stand werden gelaten. Eiseres werd in de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2683

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. van Miltenburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. C. van den Berg).

Inleiding

1.1
Eiseres werkte als medewerker klantenservice bij [bedrijf] B.V. voor gemiddeld 30,83 uur per week. Op 4 maart 2019 is zij voor dit werk uitgevallen. Verweerder heeft haar vervolgens een Ziektewetuitkering (ZW) toegekend. Het dienstverband van eiseres is per 12 juni 2019 beëindigd. Na een jaar heeft verweerder beoordeeld of eiseres nog steeds recht heeft op een ZWuitkering. Hiervoor moet vast komen staan dat eiseres nog steeds ongeschikt is voor haar eigen werk en 65% of minder kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd.
1.2
Een arts van verweerder heeft onderzoek gedaan en de klachten en aandoeningen van eiseres vertaald naar beperkingen die zijn opgenomen in een zogenaamde functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige van verweerder heeft geconcludeerd dat eiseres met deze beperkingen nog steeds ongeschikt is voor haar eigen werk. Vervolgens heeft hij het maatmaninkomen van eiseres vastgesteld (het inkomen dat zij zou hebben gehad als zij niet door ziekte was uitgevallen) en drie functies geselecteerd die eiseres volgens hem nog kan doen. Door het uurloon in de middelste functie af te zetten tegen het maatmanloon heeft hij berekend dat eiseres met die functie 92,79% kan verdienen van haar maatmaninkomen. Eiseres voldoet daarom niet meer aan de voorwaarde dat het verdienvermogen 65% of minder moet zijn om de ZW-uitkering te behouden. In het besluit van 3 februari 2020 (
het primaire besluit) heeft verweerder de ZWuitkering van eiseres daarom per 3 april 2020 beëindigd. Hierbij heeft verweerder rekening gehouden met een uitlooptermijn van een maand en een dag.
1.3
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van verweerder heeft heronderzoek gedaan en de beoordeling van de eerste arts bevestigd. Dat betekent volgens verweerder ook dat het verdienvermogen van eiseres correct is vastgesteld. In het besluit van 10 juni 2020 (
het bestreden besluit) heeft verweerder de beëindiging van de ZWuitkering van eiseres daarom in stand gelaten.
1.4
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 19 februari 2021 bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld om nadere informatie in te dienen.
1.5
Bij brief van 19 maart 2021 heeft eiseres haar beroepsgronden aangevuld en een intakerapport van 3 maart 2021 van haar revalidatiearts bij OCA en een huisartsenjournaal van 16 juli 2020, overgelegd. Op 20 juli 2021 heeft verweerder aanvullende rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak zonder nadere zitting op 28 september 2021 gesloten.

Overwegingen

2.1
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de bezwaarfase ten onrechte is verricht per 2 maart 2020, in plaats van 3 april 2020 (de datum waarop de ZW-uitkering is beëindigd). Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit mede op dit onderzoek gebaseerd. Dat betekent dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank constateert verder dat verweerder eiseres in de bezwaarfase ten onrechte niet heeft gehoord. Niet is namelijk gebleken dat is voldaan aan een van de voorwaarden uit artikel 7:3 van de Awb op grond waarvan verweerder van het horen van eiseres kon afzien. Dat betekent dat het bestreden besluit ook in strijd is met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
2.2
Na de zitting in beroep heeft verweerder eiseres alsnog op 11 mei 2021 op een hoorzitting gehoord. Hierna heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek gedaan naar de klachten en aandoeningen van eiseres, dit keer per 3 april 2020. Hij heeft een extra beperking voor eiseres aangenomen en daarom de FML op 8 juli 2021 opnieuw vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het verdienvermogen van eiseres vervolgens gecorrigeerd vastgesteld op 92,53%. Verweerder heeft de aanvullende rapporten in beroep aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd en stelt zich op het standpunt dat eiseres ook per 3 april 2020 niet aan de voorwaarde voldoet dat het verdienvermogen 65% of minder is. De rechtbank zal daarom hierna beoordelen of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste rechtspraak medische rapporten van verzekeringsartsen als basis kunnen dienen voor een oordeel over iemands arbeidsongeschiktheid Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoet de medische beoordeling aan de voorwaarden?
4. De rechtbank vindt van wel. Eiseres is door de eerste arts gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres niet gezien maar wel telefonisch gesproken. Hij heeft het dossier bestudeerd en de medische informatie van de behandelaars van eiseres, waaronder het intakerapport van 3 maart 2021 van de revalidatiearts van OCA en het huisartsenjournaal van 16 juli 2020 dat eiseres nog na de zitting heeft overgelegd, kenbaar bij zijn beoordeling betrokken. Verder heeft hij aanvullende informatie bij de revalidatiearts van eiseres opgevraagd en de ontvangen brief van 18 juni 2021 betrokken bij zijn beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. De medische beoordeling van verweerder voldoet daarmee aan de voorwaarden.
Is de medische beoordeling juist?
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. In de FML van 8 juli 2021 zijn onvoldoende beperkingen aangenomen voor de klachten die zij heeft als gevolg van haar burn-out, fybromyalgie en de huidkanker die bij haar in 2018 is vastgesteld. Zij is in de FML ten onrechte niet (voldoende) beperkt geacht in het vasthouden en/of verdelen van de aandacht, werken op hoog handelingstempo, samenwerken, koude, hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord en muis, (frequent) reiken in werk, knielen en hurken, zitten, staan, en het in een bepaalde stand houden van het hoofd. Eiseres had in de FML bovendien specifiek moeten zijn beperkt tot werk waarin zij regelmatig van houding kan wisselen. Ook is een urenbeperking nodig. Dit laatste zowel op energetische - en preventieve gronden, en omdat eiseres rond 3 april 2020 verminderd beschikbaar was voor werk vanwege het revalidatietraject dat zij toen bij OCA is gestart.
6.1
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van verweerder. Waarom dat zo is, legt de rechtbank hierna uit.
6.2
Uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat hij alle klachten en aandoeningen die eiseres noemt heeft onderkend. Voor de psychische klachten van eiseres zijn diverse beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren in de FML opgenomen. De eerste arts heeft vastgesteld dat eiseres prikkelgevoelig is en daarom beperkt is voor afleidende en stresserende werkzaamheden. De rechtbank ziet dat dit in de FML is vertaald doordat eiseres daarin is aangewezen op werk zonder afleiding door anderen, zonder onverwachte situaties en zonder veelvuldige deadlines en productiepieken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiseres niet beperkt in het vasthouden en/of verdelen van de aandacht, werken op hoog handelingstempo en samenwerken. De rechtbank kan hem daarin volgen. De eerste arts heeft bij zijn onderzoek geen afwijkingen op het terrein van kennisverwerking en communicatievermogen bij eiseres geconstateerd. Eiseres heeft niet concreet gemaakt uit welke medische informatie blijkt dat zij desondanks meer of verdergaand beperkt zou zijn op deze vlakken. Hierbij betrekt de rechtbank dat in het Claim Beoordeling en Borgingssysteem (het CBBS), het systeem dat de verzekeringsarts gebruikt bij het vaststellen van beperkingen in een FML, staat dat voor het aannemen van deze beperkingen sprake moet zijn van een ernstige stoornis, zoals een ernstige depressie, hersenschade, een vergevorderd stadium van Parkinson, autisme of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Hiervan is bij eiseres geen sprake.
6.3
Voor de lichamelijke klachten van eiseres zijn diverse bewegings- en houdingsbeperkingen in de FML opgenomen. De eerste arts heeft vastgesteld dat de handen, armen, en rug van eiseres niet te zwaar belast mogen worden. De rechtbank ziet dat dit in de FML is vertaald doordat eiseres daarin onder meer is beperkt in reiken, buigen, duwen of trekken, tillen of dragen en geknield of gehurkt actief zijn. Ook is eiseres beperkt geacht voor frequente, repeterende, krachtige schroef- of wringbewegingen, en voor het hanteren van zware lasten. Dat eiseres niet kan werken met toetsenbord en muis, haar hoofd niet in een bepaalde stand kan houden, niet langer dan vijf minuten aaneengesloten zou kunnen werken bij temperaturen lager dan -15°C (ondanks warme kleding) en helemaal niet zou kunnen knielen en hurken, is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet medisch onderbouwd. De rechtbank kan hem daarin volgen. Eiseres heeft ook hier, anders dan dat zij zichzelf beperkt acht, niet concreet gemaakt uit welke medische informatie deze beperkingen blijken. De rechtbank ziet verder dat bij diverse armbeperkingen in de FML is vermeld dat eiseres rechts meer beperkt is dan links, zodat rekening is gehouden met de verminderde kracht in de rechterarm van eiseres. Vanwege de huidkanker die in 2018 is vastgesteld heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres beperkt geacht voor buitenwerk, om blootstelling aan UV stralen zoveel mogelijk te voorkomen.
6.4
Dat de eerste arts heeft vastgesteld dat eiseres regelmatig moet kunnen wisselen van houding betekent volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat hiervoor een specifieke beperking in de FML moet worden opgenomen. De eerste arts heeft hier slechts de gebruikelijke afwisseling in zitten, staan en lopen bedoeld. Ook hierin volgt de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres wordt in de FML in staat geacht om maximaal ongeveer een uur achtereen te kunnen zitten, en om ongeveer zes uren verspreid over een werkdag te kunnen staan en lopen. In het CBBS staat dat kort verzitten, vertreden of even opstaan om iets te pakken het achtereen ‘zitten’ niet onderbreekt. Het even verplaatsen door middel van een pas opzij, vooruit of achteruit wordt ook niet beschouwd als een onderbreking van het achtereen ‘staan’, en het even kort stilstaan is geen onderbreking van een periode van aaneengesloten ‘lopen’. In deze niet specifiek genoemde bewegingsmogelijkheden ligt dus al een zekere mate van afwisseling besloten. Dat het voor eiseres noodzakelijk zou zijn om haar lichaamshoudingen in een specifieke volgorde af te wisselen, zodat hier een specifieke beperking voor had moeten worden aangenomen, heeft eiseres niet onderbouwd met medische informatie.
6.5
Ten behoeve van een regelmatig dag- nachtritme en in verband met de vermoeidheid die eiseres ervaart van haar lichamelijke klachten, is eiseres beperkt geacht voor ’s nachts werken en voor sterk wisselende uren (ploegendiensten). Volgens de verzekeringsarts is er op energetische en preventieve gronden geen verdergaande urenbeperking nodig. De rechtbank kan hem ook daarin volgen. In wat eiseres heeft aangevoerd komt niet naar voren dat sprake is van een specifieke stoornis in de energiehuishouding. Met vermoeidheid die eiseres heeft van de pijnklachten door haar fybromyalgie, is al rekening gehouden. Bovendien blijkt uit de informatie van de revalidatiearts dat niet zozeer de ernst maar vooral de duur van de problematiek van eiseres, de boventoon voert. Dit komt volgens de revalidatiearts door de inactieve wijze waarop eiseres omgaat met haar (pijn)klachten. Doel van het traject bij OCA is dan ook om eiseres zoveel mogelijk te activeren en daarmee de zichzelf in stand houdende situatie te doorbreken. Een regelmatig dag- nachtritme, maar ook de licht lichamelijke en mentale taken die eiseres gelet op de FML moet kunnen uitvoeren, dragen hier juist aan bij. De rechtbank ziet tot slot ook niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking op grond van verminderde beschikbaarheid voor eiseres had moeten aannemen. Uit de informatie van de revalidatiearts blijkt immers dat eiseres op 14 mei 2020 is gestart met het traject bij OCA. Dit is ruim na 3 april 2020, de datum waar het in deze zaak om gaat.
6.6
Dat eiseres zelf ervaart dat zij meer of verdergaand beperkt is, is onvoldoende om te kunnen zeggen dat aan de onderzoeksresultaten van de artsen van verweerder moet worden getwijfeld (zie ook overweging 5). De door eiseres ervaren klachten moeten ook medisch objectiveerbaar zijn. Dit kan blijken uit medische informatie van een arts of medisch behandelaar. Dit is hier niet het geval. De beroepsgrond slaagt niet.
Deskundige
7. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een deskundige verzekeringsarts te benoemen die onafhankelijk onderzoek kan doen naar haar medische toestand. Hierbij beroept eiseres zich op het beginsel van “equality of arms”, dat is genoemd in het arrest ‘Korošec’ van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). [1]
8. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af. Zoals hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de medische beoordeling voldoet aan de voorwaarden. Het beroep van eiseres op het arrest ‘Korošec’ slaagt niet. De rechtbank ziet namelijk geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. In het dossier zitten, naast de beoordelingen van de artsen van verweerder, diverse medische stukken van de behandelaars van eiseres. Deze stukken zijn kenbaar betrokken bij de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden van eiseres en zijn naar hun aard geschikt om twijfel te zaaien over het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft geen aanwijzingen voor de conclusie dat er medische informatie zou ontbreken. Daarmee is in dit geval voldaan aan het vereiste van een gelijke procespositie. Uit het arrest ‘Korošec’ volgt niet dat de rechter uit een oogpunt van “equality of arms” gehouden zou zijn een medisch deskundige te benoemen in de situatie waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de behandelaars inzichtelijk bij zijn beoordeling heeft betrokken, zoals hier aan de orde is. Tot slot twijfelt de rechtbank, zoals ook hiervoor is overwogen, niet aan de juistheid van de medische beoordeling. Ook daarom ziet de rechtbank geen reden voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
9. Eiseres voert aan dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. De functies van Archiefmedewerker (SBC-code 315132) en Monteur printplaten (SBC-code 267051) zijn ongeschikt, omdat daarin teveel van eiseres wordt gevraagd op het gebied van samenwerken. Eiseres is namelijk niet in staat om in teamverband haar grenzen aan te geven en zal in deze functies bovendien te snel worden afgeleid. Verder zou eiseres in de functie van Monteur printplaten haar handen en vingers teveel moeten gebruiken en zou zij (zware) beschermende kleding moeten dragen, terwijl dat fysiek niet mogelijk is. De functie van Administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133) is tot slot ongeschikt, omdat eiseres in deze functie teveel nauwkeurige handelingen moet verrichten en te lang achtereen zou moeten zitten zonder van houding te kunnen wisselen. Het werk in deze functie is onvoldoende voorspelbaar voor eiseres, en ook hier zal zij te snel worden afgeleid.
10.1
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de arbeidskundige beoordeling van verweerder. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen van eiseres in de FML van 8 juli 2021, juist zijn. Eiseres is daarin niet beperkt geacht in samenwerken, hand- en vingergebruik en het verrichten van nauwkeurige handelingen. Ook is zij in de FML niet aangewezen op een voorspelbare werksituatie. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat de functies om die reden ongeschikt voor haar zijn, volgt de rechtbank haar dan ook niet.
10.2
Dat de functie van Administratief medewerker (document scannen) niet geschikt zou zijn omdat eiseres daarin te lang achtereen zou moeten zitten volgt de rechtbank evenmin. In de functie is maximaal sprake van 30 minuten achtereen zitten, en eiseres is volgens de FML in staat om maximaal ongeveer een uur achtereen te zitten. De functie geeft dan ook geen signalering op dit punt. Voor zover eiseres stelt dat zij onvoldoende van houding kan wisselen in deze functie wijst de rechtbank op het oordeel onder overweging 6.4 van deze uitspraak.
10.3
Verder is eiseres in de FML beperkt geacht voor het dragen van zware beschermende middelen. De functie van Monteur printplaten geeft een signalering op dit punt. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overschrijdt de functie de belastbaarheid van eiseres hierin echter niet, omdat daarin alleen het dragen van een ESD-voetbandje en bedrijfskleding (polo of jas) is vereist. Van zware beschermende kleding is dus geen sprake. Tot slot is eiseres in de FML aangewezen op werk waarbij zij niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen. Eiseres is verhoogd afleidbaar, maar nietintensieve prikkels (zoals het achtergrondgeluid in een fabriekshal) zijn wel mogelijk. Alle drie de functies geven een signalering op dit punt. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overschrijden de functies de belastbaarheid van eiseres hierin echter evenmin. Uit de omschrijving van de arbeidskundig analist van de werkomgeving blijkt namelijk dar sprake is van rustige, relatief prikkelarme werkruimtes. In de functies is ook geen kenmerkende belasting ten aanzien van geluid aan de orde. De rechtbank kan de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom de geselecteerde functies desondanks ongeschikt voor haar zouden zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in beroep de in overweging 2.1 genoemde gebreken aan het bestreden besluit, hersteld. Verweerder heeft eiseres alsnog op een hoorzitting gehoord, en heeft het bestreden besluit alsnog deugdelijk gemotiveerd met aanvullende rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Omdat uit het arbeidskundig onderzoek in beroep blijkt dat eiseres met de middelste functie 92,53% kan verdienen van haar maatmaninkomen, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres niet meer voldoet aan de voorwaarde voor een ZWuitkering. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit daarom in stand. Dat betekent dat het beroep van eiseres weliswaar gegrond is, maar dat zij inhoudelijk geen gelijk krijgt in de zaak.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij verweerder in de proceskosten van eiseres. Eiseres heeft gevraagd om vergoeding van het salaris van haar gemachtigde. Artikel 8:75 van de Awb geeft echter in beginsel slechts basis voor een limitatieve opsomming van processuele handelingen die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen tegen een forfaitair tarief. De tarieven staan in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. Alleen in bijzondere omstandigheden kan een integrale proceskostenvergoeding worden toegekend. De rechtbank is hier echter niet van bijzondere omstandigheden gebleken die tot het afwijken van de forfaitaire tarieven moeten leiden. De rechtbank stelt de kosten van eiseres voor de beroepsmatige rechtsbijstand van haar gemachtigde daarom vast op € 1.496,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,-- en met wegingsfactor 1).
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,-- aan eiseres vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 laat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,;
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 48, aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(de rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.EHRM, 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008:JUD007721212, zaaknummer 77212/12.