ECLI:NL:RBMNE:2021:5679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
UTR 20/679-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2021 uitspraak gedaan op het verzet van een onbekende opposant(e) tegen een eerdere uitspraak van 22 februari 2021, waarin het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. De opposant(e) had beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren van 30 december 2019. Tijdens de zitting op 21 september 2021 was de opposant(e) zelf niet aanwezig, maar haar gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels MRE, was wel aanwezig. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de opposant(e) de betalingsherinnering had ontvangen, maar niet tot betaling was overgegaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De opposant(e) voerde aan dat zij nooit een correcte griffierechtnota had ontvangen en dat zij in betalingsonmacht verkeerde. De rechtbank oordeelde echter dat de griffierechtnota correct was verzonden en dat de opposant(e) verantwoordelijk was voor de betaling van het griffierecht. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de eerdere uitspraak te herzien en verklaarde het verzet ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de indiener van het rechtsmiddel onbekend was en er geen sprake was van een overschrijding van de termijn voor de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/679-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2021 op het verzet van

Onbekende opposant(e),

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant(e) heeft ingediend tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren van 30 december 2019.
In de uitspraak van 22 februari 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposant(e( is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2021. Opposante is zelf niet verschenen, maar haar gemachtigde wel. Namens verweerder is de [gemachtigde] verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 22 februari 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposant(e) het griffierecht niet heeft betaald. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met zijn of haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2021 niet juist was.
3. Volgens opposant(e) is de uitspraak van de rechtbank van 22 februari 2021 niet juist omdat hij nimmer een correcte griffierechtnota heeft ontvangen, want anders had opposant(e) wel degelijk tijdig (deels) voor betaling van het griffierecht zorggedragen. Opposant(e) doet in verzet wederom een beroep op betalingsonmacht. In het aanvullend verzetschrift voegt opposante ter kennisneming een kopie bij van twee identieke brieven van Rechtbank Amsterdam van 22 april 2020 inhoudende een beslissing waarbij het verzoek tot uitstel wél is toegewezen in verband met de uitbraak van de coronacrisis. Opposante wilt graag dat haar eerste verzoek als ‘tijdig aangevuld’ wordt geacht. In jurisprudentie is voorts herhaaldelijk bepaald dat de vennootschap ( [bedrijf] ) ‘de indiener’ van het inleidend processtuk is en derhalve zelf het griffierecht verschuldigd is danwel tot betaling hiervan is gehouden. Opposante voegt een kopie bij van de allerlaatste en meest recente Draagkrachtverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand te Den Bosch op basis waarvan tot vermindering van het in rekening gebrachte griffierecht wordt verzocht. Opposante verwijst ook naar uitspraken van de Rechtbank Oost-Brabant met Ecli nummers: ECLI:NL:RBOBR:2018:5028 en ECLI:NL:RBOBR:2019:6494. Ook voegt opposante een brief van de Rechtbank Noord-Holland waarbij in alle zaken uitstel van betaling werd gegeven. Verder heeft opposante aangevoerd dat de wettelijk voorgeschreven splitsingsbrief ontbreekt. Ten slotte maakt opposante wegens mogelijke overschrijding van de redelijke termijn aanspraak op immateriële schadevergoeding.
4. De rechtbank stelt vast dat met dagtekening 22 oktober 2020 een aangetekende betalingsherinnering naar de gemachtigde van opposant(e) is verzonden, met het verzoek om het verschuldigde griffierecht van € 48,- binnen vier weken te voldoen. Verder is vermeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het griffierecht niet op tijd wordt betaald. De rechtbank heeft via de Track&Trace van PostNl vastgesteld dat de brief van
22 oktober 2020 door of namens de gemachtigde van opposant(e) is ontvangen op
24 oktober 2020. Nu de gemachtigde van opposant(e) de betalingsherinnering heeft ontvangen en daarna niet tot een betaling is overgegaan, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
5. Beoordeeld moet worden of aan het niet betalen van het griffierecht omstandigheden ten grondslag hebben gelegen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat opposant(e) terzake niet in verzuim is geweest.
Terecht griffierecht in rekening gebracht?
6. In verzet heeft opposant(e) aangevoerd dat de wettelijk voorgeschreven splitsingsbrief ontbreekt en dat in geval van ambtshalve splitsing maar éénmaal griffierecht is verschuldigd.
7. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift van 4 februari 2020 enkel betrekking heeft op de WOZ-waarde van het object [adres] te [plaats] . Om die reden is geen sprake van het administratief splitsen van zaken en is ook geen splitsingsbrief verzonden. De griffier heeft dan ook terecht griffierecht geheven voor het beroep dat namens opposant(e) is ingediend.
Tenaamstelling en gegevens griffierechtnota
8. Opposant(e) heeft voorts aangevoerd dat de griffierechtnota op haar naam gesteld had moeten worden en niet op naam van haar gemachtigde in privé. De gemachtigde heeft in de beroepsprocedure verzocht om de nota aan te passen. Volgens de gemachtigde willigen andere rechtbanken verzoeken om aanpassing van nota’s wel in.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat de griffierechtnota en de betalingsherinnering aan mr. D.A.N. Bartels zijn verzonden naar het postadres van zijn B.V.. Nu in de overlegde machtiging is vermeld dat de machtiging is verstrekt om [bedrijf] in de persoon van mr. D.A.N. Bartels de mogelijkheid en toestemming te geven om voor de belangen van opposante op te komen, acht de rechtbank de tenaamstelling van de nota en herinnering en de adressering juist. Van een tenaamstelling in privé is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, nu de gemachtigde als indiener van het beroepschrift geldt en de nota en de herinnering niet naar zijn privé adres zijn gezonden, maar naar het postbusnummer van zijn B.V..
10. De rechtbank stelt verder vast dat op zowel de griffierechtnota als de betalingsherinnering onder "Kenmerk van uw zaak” het zaaknummer van het ingestelde beroep in de hoofdzaak (UTR 20/679) is vermeld en de namen van opposant(e) en verweerder. In de griffierechtnota en de betalingsherinnering is verder vermeld dat beroep is ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland en is - voor zover mogelijk - het kenmerk van gemachtigde van opposant(e) vermeld. De rechtbank stelt voorop dat wanneer een beroepschrift wordt ingediend door een gemachtigde, de correspondentie van de rechtbank via de gemachtigde loopt. Dat het voor de bedrijfsvoering van de gemachtigde van opposante beter uit zou komen indien de nota anders zou zijn vormgegeven of meer informatie zou bevatten, maakt niet dat de nota onjuist is. Er staat voldoende informatie op de nota om te weten om welke zaak het gaat. Het ligt vervolgens op de weg van de gemachtigde, die namens opposante het beroep heeft ingesteld, om voor de betaling van het griffierecht zorg te dragen en opposante alle daarvoor benodigde informatie te verschaffen. Dat de gemachtigde die over deze informatie beschikt, dat heeft nagelaten komt voor haar rekening en risico. Dat andere rechtbanken mogelijk een andere praktische werkwijze hebben, betekent niet dat deze rechtbank gehouden is deze zonder meer te volgen.
11. De gemachtigde van opposant(e) heeft in de verzetsprocedure een beroep op betalingsonmacht gedaan. Nu opposant(e) dit meermaals tijdens de termijn voor het betalen van het griffierecht heeft gedaan en de rechtbank dit verzoek bij brief van 23 oktober 2020 terecht heeft afgewezen en het niet mogelijk is om een dergelijk verzoek te herhalen in verzet, vormt dit geen reden waarom de rechtbank het beroep niet met toepassing van artikel 8:54 van de Awb heeft kunnen afdoen.
12. Voor het overige heeft opposant(e) in verzet niets aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de rechtbank de beroepsprocedure ten onrechte vereenvoudigd heeft afgedaan. Het verzet is ongegrond. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
Overschrijding redelijke termijn
13. Opposante heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. In gevallen waarin de indiener van het rechtsmiddel onbekend is, is het niet mogelijk om schadevergoeding toe te kennen. Het is immers niet duidelijk bij wie of welke rechtspersoon het veronderstelde leed bestaat en aan wie die vergoeding betaald zou moeten worden. Daarnaast is gelet op het ontvangen beroepschrift geen sprake van een overschrijding van de termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak had moeten doen. Daarom zal de rechtbank geen schadevergoeding toekennen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.