Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[handelsnaam],
1.De procedure
2.De feiten
Mocht de gunning van [adres] door gaan, dan willen wij als huidige eigenaars, het voorlopig blijven huren. Wat zijn de opties?”
Ik heb je al een aantal keer geprobeerd te bereiken, maar we krijgen elkaar niet te pakken.
Wel alvast de stukken. Dei van mijn partner stuur ik ook nog toe.”
Bijgevoegd de huurovereenkomst met daarin de voorwaarde waarop wij een huurovereenkomst willen aangaan.
Het spijt ons te moeten meedelen dat de verhuurder heeft besloten om de tijdelijke huurovereenkomst voor het adres [adres] te [plaatsnaam 2] , niet te verlengen. Dat betekent dat de tijdelijke huurovereenkomst van rechtswege zal eindigen met ingang van 31-10-2021.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘aanzegging beëindiging tijdelijke huurovereenkomst’gereageerd met het verzoek de tijdelijke huurovereenkomst te verlengen en nog eens op 21 september 2021 bevestigd bovenvermelde mededeling van 4 augustus 2021, weliswaar te laat, te hebben ontvangen. [eiser] stelt vervolgens dat de aanzegging van 4 augustus 2021 nog eens op 26 augustus 2021 per aangetekend schrijven aan [gedaagde] is gestuurd en overlegt een bewijs van bezorging op het adres [adres] te [plaatsnaam 2] van een pakket aan [gedaagde] .
‘aanzegging beëindiging tijdelijke huurovereenkomst’en meer expliciet uit de e-mail van 26 september 2021. Daarnaast is, ondanks de betwisting van [gedaagde] , aannemelijk dat de aanzegging [gedaagde] ook heeft bereikt op 26 augustus 2021 per aangetekend schrijven. Vast staat immers dat op 26 augustus door [eiser] een aangetekend schrijven is gestuurd en daadwerkelijk aan [gedaagde] is bezorgd. De blote stelling van [gedaagde] dat voor hem niet meer is te achterhalen of de mededeling aangetekend is verstuurd is dan ook onvoldoende. De aanzegging is dus conform artikel 7:271 lid 1 BW gedaan.