In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2021, staat de zorgverzekering van de gedaagde centraal. De eisende partij, Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., vordert betaling van een bedrag van € 793,26, dat bestaat uit een hoofdsom van € 1.344,88, incassokosten en rente. De gedaagde heeft een zorgverzekering bij Zilveren Kruis en heeft in de periode van december 2019 tot en met maart 2021 diverse premiebetalingen en zorgkostenfacturen niet voldaan. Ondanks aanmaningen heeft de gedaagde geen volledige betaling verricht, wat Zilveren Kruis noopte om de vordering uit handen te geven aan een incassobureau.
De gedaagde erkent de vordering, maar betwist de rechtmatigheid van de dagvaarding. Zij stelt dat er een betalingsregeling was die door Zilveren Kruis ten onrechte is beëindigd. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 18 november 2021 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de hoofdsom inmiddels volledig heeft voldaan, waardoor alleen de proceskosten nog ter discussie stonden.
De rechter heeft beoordeeld of Zilveren Kruis de betalingsregeling op goede gronden heeft beëindigd. Uit de overgelegde stukken bleek dat de betalingsregeling was vervallen omdat de gedaagde de premie niet had betaald. Echter, de kantonrechter oordeelt dat Zilveren Kruis niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde de declaratie van 6 juli 2021 had ontvangen. Hierdoor was de beëindiging van de betalingsregeling onterecht. De vordering van Zilveren Kruis is afgewezen en zij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde, die op nihil zijn begroot.