ECLI:NL:RBMNE:2021:5874
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met urgentieverklaring voor woonruimte met minderjarig kind
In deze zaak heeft verzoekster, een vrouw die tijdelijk verblijft in een instelling van het Leger des Heils, een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor woonruimte. Dit verzoek is gedaan na het verbreken van haar relatie met haar ex-partner, die in de echtelijke woning is blijven wonen. Verzoekster heeft een dochter van drie jaar, die momenteel bij haar vader verblijft. De voorzieningenrechter heeft op 1 december 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, nadat verzoekster bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. Tijdens de zitting op 17 november 2021 is verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter, mr. M. Eversteijn, was aanvankelijk belast met de zaak, maar heeft deze overgedragen aan mr. B. Fijnheer vanwege onvoorziene omstandigheden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van spoedeisend belang, omdat zowel verzoekster als haar dochter op dat moment een dak boven hun hoofd hadden. Verzoekster verblijft bij het Leger des Heils en haar dochter bij haar vader. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster onvoldoende heeft onderbouwd dat de situatie bij haar ex-partner onveilig is voor haar dochter. Bovendien is er geen evident onrechtmatig besluit van verweerder vastgesteld, aangezien de aanvraag van verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor urgentie op basis van dakloosheid met minderjarige kinderen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de mogelijkheid voor verzoekster om in de bezwaarprocedure aanvullende stukken in te dienen ter onderbouwing van haar situatie.
De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. L. Ruizendaal-van er Veen, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.