Beoordelingskader van de rechtbank
4. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiser aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiser zich zelf voelt, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
5. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit berust op een onjuiste medische grondslag, omdat zijn beperkingen zijn onderschat.
6. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rapporten zijn eenduidig en inzichtelijk en er is zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Eiser heeft niet aangevoerd welke beperkingen zijn onderschat. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
7. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit berust op een onjuiste arbeidskundige grondslag en dat hij met zijn krachten en bekwaamheden niet in staat is de geduide functies te verrichten.
8. De rechtbank constateert dat eiser niet heeft aangevoerd waarom de geduide functies niet geschikt zijn. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat eiser de werkzaamheden, die horen bij de geduide functies op grond van de FML, niet zou kunnen verrichten. De beroepsgrond slaagt niet.
Realiteitswaarde / algemeen geaccepteerde arbeid
9. Eiser voert aan dat de coronacrisis gevolgen heeft voor wat moet worden verstaan onder ‘‘algemeen geaccepteerde arbeid’’ als bedoeld in artikel 19ab, derde lid, van de ZW. Volgens eiser kan arbeid waarin niet wordt of kan worden voldaan aan de bijzondere eisen die de coronaregelgeving stelt, niet worden aangemerkt als algemeen geaccepteerde arbeid. Dit betekent volgens eiser dat bij de selectie van functies uit het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (hierna: CBBS) moet worden beoordeeld of in die functies wordt of kan worden voldaan aan de bijzondere eisen die de coronaregelgeving stelt. Wanneer dit niet kan worden vastgesteld, dient die vraag te worden voorgelegd aan de arbeidskundig analist. Als dan blijkt dat die functie niet voldoet aan de coronaregels, of niet kan worden vastgesteld of in die functie kan worden voldaan aan de coronaregels, dan kan die functie niet aan de schatting ten grondslag worden gelegd. Volgen eiser betreft dit aspect geen arbeidsmarktfactor, maar gaat dit over de geschiktheid van de individuele functies.
10. Het Uwv heeft in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
19 februari 2021 naar voren gebracht dat zij in de systematiek van het CBBS uitgaan van functieaspecten zoals die zijn vastgelegd bij de functieanalyse. Deze gegevens blijven volgens het destijds geldende Schattingsbesluit (artikel 9 onder a) 24 maanden geldig. Daardoor kunnen volgens het Uwv coronamaatregelen, zoals het houden van 1,5 meter afstand, niet bij de beoordeling worden betrokken en kunnen voorbeeldfuncties onveranderd als algemeen geaccepteerde arbeid worden beschouwd. Dat een functie wegens coronamaatregelen feitelijk niet toegankelijk zou zijn, wordt volgens het Uwv buiten beschouwing gelaten, omdat het geen verband houdt met de inhoud van de functie en de functiebelasting. Het is volgens het Uwv niet zo dat enkel de coronamaatregelen de functieduiding in de weg staat, als de beperkingen van een betrokkene niet in weg staan aan de functieduiding. In dit verband wijst het Uwv op artikel 19ab, tweede lid, van de ZW, waarin is bepaald dat bij het vaststellen van de verdiencapaciteit buiten beschouwing wordt gelaten of de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen. Het Uwv komt daardoor niet toe aan de beoordeling die eiser graag zou willen zien, namelijk de beoordeling of in de geselecteerde voorbeeldfuncties kan worden voldaan aan de bijzondere eisen die op grond van de coronamaatregelen worden gesteld.
11. De rechtbank kan de redenering van het Uwv volgen. Het doel van het arbeidsdeskundig onderzoek is de restverdiencapaciteit vaststellen. De functieduiding door de arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) aan de hand van het CBBS is een zuiver theoretisch onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank valt het eventueel (tijdelijk) niet toegankelijk zijn van functies door de coronamaatregelen daarom buiten het beoordelingskader van artikel 19aa en 19ab van de ZW. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook buiten beschouwing blijven of in de geduide functies kan worden voldaan aan de bijzondere eisen die de in verband met de coronamaatregelen gelden.
12. Daar komt nog bij – daar is door het Uwv ook op gewezen – dat door de regering geen maatregelen zijn aangekondigd in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetten.In juni 2020 is vervolgens de geldigheidsduur van functies in het CBBS tot 21 juli 2021 verlengd naar 36 maanden. De aanleiding hiervoor waren de coronamaatregelen, waardoor bedrijfsbezoeken niet meer mogelijk waren, herbeoordelingen van functies niet konden plaatsvinden en functies in het CBBS dreigden te vervallen.
Motiveringsgebrek bestreden besluit en beëindiging van de ZW-uitkering
13. Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), omdat in het bestreden besluit niet is ingegaan op zijn bezwaargrond dat de intrekking van een ZW-recht op het hoogtepunt van de coronacrisis in strijd is met artikel 3:2 van de Awb. De beëindigingsdatum van de ZW-uitkering had volgens eiser moeten worden opgeschort tot het moment waarop de coronamaatregelen zodanig waren versoepeld dat de arbeidsmarkt weer op een normale manier functioneert en de geduide functies toegankelijk zijn.
14. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de beroepsgrond over het motiveringsgebrek en de beëindiging van de uitkering zo uitgelegd moeten worden, dat een uitkering niet mag worden ingetrokken als de intrekking van de uitkering is gebaseerd op functies die niet kunnen worden geëffectueerd, omdat die functies niet toegankelijk zijn op het moment van ten uitvoerlegging van het besluit tot intrekking.
15. In het rapport van 26 februari 2021 is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op deze bezwaargrond van eiser ingegaan. Hij heeft toegelicht dat het bij de functieduiding geen rol speelt als mogelijk niet direct in een functie kan worden hervat, omdat er bijvoorbeeld geen vacature is. In dezelfde lijn heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat het geen rol speelt als hervatting niet direct mogelijk is omdat de functie wegens coronamaatregelen niet beschikbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de afwijzing van de voornoemde bezwaargrond voldoende gemotiveerd. Omdat het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag ligt aan het bestreden besluit en daar onderdeel van uitmaakt, is geen sprake van strijd met artikel 7:12 van de Awb. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv de ZW-uitkering kunnen beëindigen per 12 april 2020. Eiser heeft niet betwist dat de geduide functies op de arbeidsmarkt voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geduide functies daarom terecht aan de beoordeling van eisers aanspraak op een ZW-uitkering ten grondslag gelegd. De niet verder onderbouwde stelling van eiser dat de functies mogelijk tijdelijk niet toegankelijk zijn, valt buiten het beoordelingskader van artikel 19ab van de ZW, zoals in overweging 11 is geoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.