ECLI:NL:RBMNE:2021:5885

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
UTR - 21/827
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. van Ham, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had zich ziekgemeld op 13 juni 2019 en ontving een ZW-uitkering, maar het Uwv heeft op 16 oktober 2020 besloten dat hij per 17 augustus 2020 arbeidsgeschikt was. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv zijn besluit heeft gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, die op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Eiser heeft aangevoerd dat de medische beoordeling onzorgvuldig was en dat er geen feitenonderzoek is verricht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de medische beperkingen van eiser zorgvuldig zijn beoordeeld door een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser heeft geen medische onderbouwing gepresenteerd die de conclusies van de verzekeringsartsen zou kunnen weerleggen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft bepaald dat eiser per 17 augustus 2020 geen ZW-uitkering ontvangt, omdat hij op die datum arbeidsgeschikt was. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/827

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J.A. van Ham, advocaat in Veenendaal )
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 16 oktober 2020 heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat hij per
17 augustus 2020 geen uitkering krijgt op grond van de Ziektewet (ZW), omdat hij op deze datum arbeidsgeschikt is voor het verzekerde werk.
Met het besluit van 20 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft een brief van de gemachtigde van eiser van 6 augustus 2021 ontvangen met het verzoek om de behandeling van de zaak aan te houden, omdat eiser van
20 augustus 2021 tot en met 15 september 2021 op familiebezoek is in Marokko. Eiser is in de afgelopen drie jaar niet in Marokko geweest en zijn in 1938 geboren vader en schoonouders wonen in Marokko. De vader is ziek.
De griffier heeft op 17 augustus 2021 telefonisch gesproken met de gemachtigde van eiser en heeft meegedeeld dat het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen. De afwijzing van het aanhoudingsverzoek is op 17 augustus 2021 schriftelijk bevestigd. Aan de afwijzing liggen drie redenen ten grondslag.
In de vooraankondiging van de zitting, die is gedateerd 15 juli 2021, is vermeld dat bij verhindering binnen 1 week na verzending van de vooraankondiging schriftelijk kan worden verzocht om een andere zittingsdatum en dat het verzoek gemotiveerd dient te zijn. Het aanhoudingsverzoek is ruim buiten die termijn ontvangen door de rechtbank.
Een onderbouwing van de reis naar Marokko en de ziekte van de vader ontbreekt.
Het betreft een Skypezitting die ook vanuit Marokko kan worden bijgewoond. Niet is onderbouwd waarom dat niet mogelijk is.
De rechtbank heeft een brief gedateerd 17 augustus 2021 ontvangen van de gemachtigde van eiser, waarin is vermeld dat nog niet is gereageerd op de brief van 6 augustus 2021. De gemachtigde van eiser heeft meegedeeld dat, voor zover de rechtbank besluit de zitting op 24 augustus 2021 te laten doorgaan, hij niet aan de zitting zal deelnemen.
De griffier heeft op 18 augustus 2021 de gemachtigde van eiser telefonisch gevraagd of het e-mailadres en het mobiele telefoonnummer van de gemachtigde van eiser die bij de rechtbank bekend zijn, gebruikt mogen worden om de Skype link naar toe te sturen. Ook is aan de gemachtigde van eiser verzocht om toezending van het e-mailadres en het telefoonnummer van eiser, zodat aan eiser ook een Skype link kan worden gezonden en eiser kan deelnemen aan de digitale zitting. De rechtbank heeft een brief gedateerd
18 augustus 2021 ontvangen van de gemachtigde van eiser, waarin de het e-mailadres en het mobiele telefoonnummer van eiser zijn vermeld. De rechtbank heeft vervolgens skypelinks verzonden naar de opgegeven e-mailadressen van eiser en zijn gemachtigde.
Eiser en de gemachtigde van eiser zijn niet verschenen op de zitting van 24 augustus 2021. Het Uwv heeft zich in het verweerschrift van 16 juli 2021 afgemeld voor de zitting wegens capaciteitsproblemen.

Inleiding

1. Eiser was sinds 1 september 2011 werkzaam als CNC-frezer voor 40 uur per week bij laatstelijk [A] . Eiser heeft zich per 13 juni 2019 ziekgemeld. Per 2 augustus 2019 is hem een ZW-uitkering toegekend. In het kader van de zogenoemde Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft medisch onderzoek door het Uwv plaatsgevonden. Vervolgens heeft het Uwv met het besluit van 27 mei 2020 besloten dat eiser vanaf 2 juni 2020 weer arbeidsgeschikt is voor het eigen werk. Bij besluit van 23 juli 2020 is het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat door eiser is ingediend. Eiser is in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
2. Op 17 augustus 2020 heeft eiser zich ziekgemeld.

Het geschil

3. In geschil tussen partijen is of het Uwv terecht heeft bepaald dat eiser per
17 augustus 2020 geen ZW-uitkering krijgt, omdat hij op deze datum arbeidsgeschikt is voor zijn arbeid.

Beoordeling door de rechtbank

4. Het beroep is ongegrond: eiser krijgt geen gelijk. De rechtbank geeft eerst het algemeen beoordelingskader aan en bespreekt daarna de afzonderlijke beroepsgronden van eiser.
Algemeen beoordelingskader
5. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent dat deze rapportages en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep aantastbaar zijn. Het is aan een eiser aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is.
Tegenstrijdigheden, onzorgvuldigheden en onbegrijpelijkheden in de rapportages kunnen aannemelijk gemaakt worden door niet medisch geschoolden. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
6. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onzorgvuldig is geweest. Volgens eiser heeft het Uwv geen feitenonderzoek verricht, maar is sprake van een redenering.
7.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank overweegt dat de medische beperkingen van eiser zijn beoordeeld door een arts en dat deze zijn heroverwogen door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De arts heeft eiser telefonisch gesproken op het telefonisch spreekuur op 13 oktober 2020. Zowel de arts, als verzekeringsarts bezwaar en beroep, heeft dossierstudie gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser gezien tijdens het (fysieke) spreekuur op 17 december 2020, heeft eiser lichamelijk en psychisch onderzocht en heeft de medicatie van eiser betrokken in zijn medische heroverweging, zoals blijkt uit zijn medische rapportage van 28 december 2020. De rechtbank overweegt dat de klachten van eiser, die hij heeft opgenomen in zijn beroepschrift, zijn betrokken in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 december 2020. De medische beperkingen van eiser zijn naar het oordeel van de rechtbank vastgesteld op basis van zorgvuldig onderzoek door de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
8. De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak gaat over de gezondheidstoestand van eiser op 17 augustus 2020, de datum in geding. Eiser heeft aangevoerd dat hij spanningsklachten, psychische klachten, knieklachten en een te hoge bloeddruk heeft, dat hij aan diabetes mellitus lijdt en dat hij zich medisch niet geschikt acht voor de functie van CNC-frezer. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Dat wordt hierna toegelicht.
9. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de (verzekerings)artsen alle klachten van eiser bij hun onderzoek betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van zijn psychisch onderzoek overwogen dat hij geen kenmerken ziet van een depressieve stoornis en een burn-out. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook overwogen dat hij geen aanwijzingen ziet voor een persoonlijkheidsstoornis.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van het verrichte lichamelijk onderzoek onder meer overwogen dat de ervaren knieklachten geen aanleiding geven om te concluderen dat eiser ongeschikt is voor de functie van CNC-frezer. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft het röntgenonderzoek van 24 juli 2020 geen enkele reden om uit te gaan van kniepathologie, zodat er geen aanleiding is voor het stellen van aanvullende beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat ook de door de hem geconstateerde verdenking voor milde retropatellaire chondropathie evenmin aanleiding geeft om beperkingen toe te kennen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en
Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medicijngebruik van eiser kenbaar in zijn beoordeling betrokken en er rekening mee gehouden dat eiser diabetes mellitus heeft en een te hoge bloeddruk.
De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en ziet geen aanleiding om aan die conclusies te twijfelen.
10. Eiser voert ook aan dat hij bij lang lopen en staan pijn ondervindt als gevolg van een fractuur van een teen aan de linkervoet. Volgens de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2021 gaat het om een eenvoudige breuk van de teen. Een eenvoudig gebroken teen is na gemiddeld vier tot zes weken genezen. De teen is per datum in geding op 17 augustus 2020, dit is tien weken na het röntgenonderzoek, dan ook volledig genezen te achten. Er bestaat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding voor (teen)beperkingen per datum in geding. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan die conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
11. Eiser voert aan dat hij klachten heeft aan de rechterschouder als gevolg van een val, hartkloppingen heeft en in het najaar van 2020 positief is getest op het coronavirus waarna hij ademhalings- en vermoeidheidsklachten ervaart. Uit de rapportage van 28 december 2020 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eventuele beperkingen door de klachten aan de rechterschouder, de hartkloppingen en de besmetting met het coronavirus en de daaraan gerelateerde ademhalings- en vermoeidheidsklachten, buiten beschouwing heeft gelaten, omdat deze klachten zijn ontstaan na 17 augustus 2020; de datum in geding. Uit het journaal van de huisarts volgt dat eiser op 10 november 2020 bij de huisarts is geweest met klachten aan de rechter schouder door een val op een glijbaan twee maanden ervoor in de maand september. Eiser is op 25 november 2020 bij de huisarts geweest omdat hij positief was getest op het coronavirus en op dat moment een week klachten had. Vervolgens is eiser op 31 maart 2021 en op 20 april 2021 bij de huisarts geweest wegens ademhalings- en vermoeidheidsklachten en hartkloppingen.
12. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en ziet geen grond voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Eiser heeft in beroep niet met medische stukken onderbouwd waarom de medische beoordeling onjuist is.
13. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn arbeid om medische redenen niet kan verrichten. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat eiser de werkzaamheden, die horen bij de functie van CNC-frezer niet zou kunnen verrichten.

Conclusie

14. Het Uwv heeft terecht bepaald dat eiser per 17 augustus 2020 geen ZW-uitkering krijgt, omdat hij op deze datum arbeidsgeschikt is voor zijn arbeid.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 9 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.