ECLI:NL:RBMNE:2021:6041
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van voorschotten zorg- en huurtoeslag in verband met verblijfscode
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een aanvraag had ingediend voor huur- en zorgtoeslag, en de Belastingdienst/Toeslagen, die deze aanvragen had herzien. De herziening was gebaseerd op de verblijfscode van eiser, die volgens de IND vanaf 9 maart 2021 geen rechtmatig verblijf meer had in Nederland. Eiser was het niet eens met deze herziening en had beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin zijn bezwaar ongegrond was verklaard.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 december 2021, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen zich voldoende had vergewist van de verblijfstitel van eiser en dat de herziening van de toeslagen terecht was. Eiser had aangevoerd dat hij recht had op de toeslagen en dat de herziening onterecht was, omdat hij lopende procedures had voor een verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde echter dat de verblijfscode 98, die aan eiser was toegekend, betekende dat hij geen rechtmatig verblijf had en dus geen recht op toeslagen.
De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst/Toeslagen de herziening van de voorschotten huur- en zorgtoeslag op juiste gronden had uitgevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier L.M. Janssens-Kleijn.