ECLI:NL:RBMNE:2021:6046

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
16/004773-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van stiefkinderen door opvoedende moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die jarenlang haar drie stiefkinderen heeft mishandeld. De mishandelingen vonden plaats tussen 20 december 2008 en 10 mei 2014 in Houten. De verdachte, die de kinderen opvoedde, heeft hen meermalen geslagen, geschopt, aan de haren getrokken en van de trap geduwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een duidelijk onderscheid maakte tussen haar eigen dochter en de stiefkinderen, wat leidde tot zowel lichamelijke als psychische mishandeling van de stiefkinderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank heeft de verklaringen van de stiefkinderen als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en heeft geen reden gezien om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat zij de kinderen met enige regelmaat heeft geslagen, maar heeft de ernst van haar daden geminimaliseerd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers bij het opleggen van de straf. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/004773-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en hun gemachtigde [gemachtigde] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode tussen 20 december 2008 en 10 mei 2014 te Houten haar drie stiefkinderen meermalen heeft mishandeld, onder meer door hen te slaan (met een voorwerp), te trappen, bij de haren vast te pakken en/of van de trap af te duwen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de aangiftes, welke worden ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , door de verklaring van de vader van de kinderen en voor een deel ook door de verklaringen van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van een aantal onderdelen van de tenlastelegging, te weten het slaan met een voorwerp (gedachtestreepje 3) en van de specifieke handelingen met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met uitzondering van het haren trekken (gedachtestreepjes 5 t/m 8).
Hiertoe heeft de raadsvrouw onder meer aangevoerd dat er sprake is van overdrijvingen in de aangiftes en dat de aangiftes op elkaar zijn afgestemd. Er is immers nooit enig letsel bij de kinderen geconstateerd en het gedrag van de kinderen tijdens en na de ten laste gelegde periode wijst er niet op dat er jarenlange stelselmatige mishandelingen hebben plaatsgevonden. Zo hebben zij bijvoorbeeld contact gehouden met verdachte nadat zij uit huis zijn gegaan. De verklaringen van de aangevers moeten daarom als deels onbetrouwbaar worden aangemerkt. Bij de bewezenverklaring moet uitgegaan worden van de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting, inhoudende dat zij de kinderen af en toe heeft geslagen en aan de haren heeft getrokken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het laatste gedachtestreepje, omdat uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat dit in 2007 zou hebben plaatsgevonden en dit daardoor buiten de periode van de tenlastelegging valt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De aangifte en verklaring van [slachtoffer 1] , geboren [1996]
In de periode eind 2004 tot mei 2014 ben ik stelselmatig mishandeld door mijn toenmalige stiefmoeder [verdachte] . In die periode woonde ik als minderjarig kind van tussen de acht en achttien jaar samen met mijn zusjes [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] op het [adres] te [woonplaats] . Mijn vader is op [2004] hertrouwd met [verdachte] die vanaf dat moment dus mijn stiefmoeder werd. Al vrij snel nadat [verdachte] bij ons introk samen met haar toenmalige minderjarige dochter [A] ging het al mis. [2]
Ik kan vertellen dat het bij ons in huis zo was dat een van de drie, ik bedoel dus [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] of ik, uit de gratie was. Als je bij [verdachte] uit de gratie was, kon dat een paar weken duren. In zo'n periode hoefde er maar iets te gebeuren of ze ontstak in woede. Ze kon dan heel boos op je worden en je kon dan om het minste of geringste een klap krijgen. [verdachte] sloeg vrijwel altijd met de binnen- of buitenkant van haar hand. Ik kan zeggen dat het echt harde klappen waren. Ze begon wild tekeer te gaan en dan kreeg je meerdere klappen in je gezicht. Het gebeurde ook vaak dat ze me bij mijn shirt pakte. Ik ben daarbij vaak op de grond te recht gekomen. Ik kon en mocht mij niet verweren. Ik kan er aan toevoegen dat ze weleens zei dat ik me niet mocht beschermen. Ik bedoel daar mee dat ik mij armen voor mijn gezicht hield als ze begon te slaan. [3] Ze wilde dan niet dat ik dat deed. Ik kan ook zeggen dat mijn zussen vaak aan hun haren gepakt werden door [verdachte] . Zij hadden allebei lang haar. Altijd eindigde je dan wel in een hoek. Ik was echt bang voor [verdachte] .
Ik weet ook een voorval toen ik een keer te laat thuis kwam omdat ik was gaan gamen. Mijn vriend [B] had me thuis afgezet. [verdachte] deed open, ze was aan het stofzuigen. Vanuit het niets ging ze tegen me te keer. Ze begon me gelijk te slaan. Ze sloeg me eerst met de hand en toen ik op de grond gevallen was sloeg ze me volgens mij met het kopstukje van de slang dat je er af kunt halen.
U vraagt of ik ervan getuige geweest ben dat [slachtoffer 3] of [slachtoffer 2] klappen kreeg. Ik kan zeggen dat ik dat vaak genoeg gezien heb. Zij werden vaak bij hun haren gepakt door [verdachte] . Ik heb [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ook zo vaak horen huilen. [verdachte] deed geen moeite dit te verbergen. Ook als we erbij waren, sloeg ze ons. Ik weet nog wel een voorval dat [slachtoffer 3] of [slachtoffer 2] op de keukenvloer lag. Ik zag dat [verdachte] er echt bovenop zat en schreeuwde. Aan de haren werd [slachtoffer 3] of [slachtoffer 2] met het hoofd op de grond geslagen. Ik weet nog dat ze huilde en smeekte om te stoppen. [4]
De aangifte en verklaring van [slachtoffer 2] , geboren [1994]
In 2003 ontmoette mijn vader een nieuwe vriendin, dit is [verdachte] . Zij zijn in [maand] 2004 getrouwd met elkaar. Ik was toen tien jaar oud. [verdachte] kwam toen met haar dochter bij ons wonen aan het [adres] te [woonplaats] . Ik werd door mijn stiefmoeder geslagen, gekwetst en uitgescholden. [5]
Zij sloeg mij en mijn broer en zus meerdere keren per dag, soms met platte hand en soms met haar vuist. Net waar zij zin in had, ook met voorwerpen in de buurt, bijvoorbeeld met het uiteinde van de stofzuigerslang. Ik ben meerdere malen tegen de muur aan geduwd en daar geslagen. Ik ben meerdere malen aan mijn haren gesleurd. Meerdere malen heb ik [slachtoffer 1] horen gillen. Bij [slachtoffer 3] heb ik dit ook gehoord.
Een keer kan ik mij nog goed herinneren, dit was toen ik op de grond werd gegooid in de keuken. Mijn stiefmoeder zat bovenop mij en sloeg mij met mijn hoofd hard op de keukenvloer. [6] Ik zat toen in de vijfde klas van [school] in Utrecht (
opmerking rechtbank: een middelbare school).
[verdachte] heeft me mishandeld door aan mijn haren te trekken, me te slaan, te schoppen. U vraagt of zij dat heel hardhandig deed. Dat was zeker zo. Ik probeerde mijzelf te beschermen door mijn armen voor mijn gezicht te houden. Daar werd [verdachte] alleen maar bozer van.
Ik kan mij een incident herinneren dat [slachtoffer 3] door [verdachte] van de trap af werd getrokken. Ik denk dat [slachtoffer 3] toen een jaar of 17 was. [verdachte] was boos en [slachtoffer 3] had straf. [slachtoffer 3] viel echt van de trap af en ik de hal kreeg ze verder klappen. Ik moest van [verdachte] naar boven, maar ik zag het wel. De mishandelingen gingen gewoon door ook al was je wat ouder. [7]
De aangifte en verklaring van [slachtoffer 3] , geboren [1992]De ergste keer wat ik heb gezien was bij [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] was vijf minuten later thuis uit school volgens [verdachte] berekeningen. Ik stond in de keuken met [verdachte] toen [slachtoffer 2] aankwam, zij liep ook naar de keuken toe. Ze vertelde dat zij nog even met een vriendin had gekletst. Toen trok ze [slachtoffer 2] aan haar haren naar beneden op de grond. Ze begon als een bezetene op [slachtoffer 2] in te trappen echt heel hard. [slachtoffer 2] hield haar handen voor haar gezicht om af te weren en riep: “Mama ophouden” Hoe vaker [slachtoffer 2] dit riep hoe harder [verdachte] begon te trappen. [8]
[verdachte] wist precies hoe laat je thuis kon zijn. Ik ben natuurlijk ook weleens wat te laat geweest. Dat had onherroepelijk gevolgen. Ik kreeg dan klappen of een andere vorm van straf. Ik ben vaak mishandeld. Dat bestond uit slaan in het gezicht, aan de haren naar beneden trekken en dan in mijn buik geschopt worden. [9]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter zitting bekend dat zij de kinderen met enige regelmaat heeft geslagen, met haar vlakke hand op hun lichaam en in hun gezicht. Ook heeft zij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] aan hun haren getrokken en [slachtoffer 2] geschopt, nadat ze op de grond was gevallen. [10]
Betrouwbaarheid aangiftes
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] consistent en gedetailleerd zijn, met soms concrete voorbeelden en verwijzingen naar een gebeurtenis, schooljaar of jaargetijde. De verklaringen ondersteunen elkaar voor wat betreft de handelingen van verdachte. Er is geen grond om aan te nemen dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd; zo verklaart [slachtoffer 1] over het incident op de keukenvloer, maar weet hij niet of dat [slachtoffer 3] of [slachtoffer 2] betrof. En [slachtoffer 2] verklaart over het van de trap afduwen van [slachtoffer 3] , terwijl [slachtoffer 3] daar niet over verklaart. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, ook geen aanknopingspunten voor het verweer van de verdediging dat sprake is van een overdreven weergave van de feiten. Dat bij aangevers nooit enig letsel is gezien, is voor de rechtbank geen reden niet overtuigd te zijn van de juistheid van hun verklaringen. De door verdachte verrichte handelingen hoeven immers niet per definitie te leiden tot noemenswaardig en zichtbaar letsel. Daarbij kan over het algemeen worden gezegd dat kinderen vaker kleine blauwe plekken hebben met verschillende oorzaken, dus als daarvan sprake was hoeft dat niet opvallend te zijn geweest. Ook zijn beurse blauwe plekken of bulten op de behaarde hoofdhuid moeilijk waarneembaar en dus een verklaring voor het feit dat er na het incident op de keukenvloer geen letsel is waargenomen. De rechtbank acht de verklaringen van aangevers dan ook geloofwaardig en betrouwbaar.
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen, in de periode van 20 december 2008 tot en met 10 mei 2014 te Houten, kinderen die zij opvoedde als behorend tot haar gezin, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
- meerdere malen in/op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te
schoppen/trappen en/of te duwen,
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht te slaan,
- meerdere malen met een voorwerp (onder andere een stofzuigerslang) op/tegen
het lichaam te slaan,
en die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
- meerdere malen bij de haren vast te pakken en aan de haren te trekken,
en die [slachtoffer 2]
- in de keuken op de grond te gooien en
- met het hoofd op de keukenvloer te slaan, en
die [slachtoffer 3]
- van de trap af te duwen en/of te trekken, en
- meerdere malen in de buik te schoppen/trappen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat zij opvoedt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren,
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een taakstraf van beperkte duur op te leggen en heeft daarvoor aangevoerd dat verdachte in de periode van de tenlastelegging oververmoeid was en de zorg had over vijf kinderen. Ze heeft in die periode om hulp gevraagd, maar hulpverlening kwam niet van de grond. Daarnaast heeft de raadsvrouw gewezen op de omstandigheid dat verdachte op dit moment nog de zorg heeft over een minderjarig kind en beperkt belastbaar is ten gevolge van haar ziekte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte trouwde met de vader van aangever/aangeefsters en kwam, samen met haar eigen dochter, in hun huis wonen. Ze nam mede de opvoeding van de kinderen op zich, die op dat moment 8, 10 en 12 jaar waren. Vervolgens heeft ze die kinderen jarenlang mishandeld door hen te slaan, schoppen, aan de haren te trekken, op de grond te gooien of van de trap te duwen. Ook werden ze tegenover elkaar uitgespeeld. In de opvoeding en bejegening werd door verdachte een duidelijk onderscheid gemaakt tussen haar eigen dochter en de stiefkinderen. Ze heeft hen daardoor niet alleen lichamelijk maar ook psychisch mishandeld.
Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Kinderen hebben een veilige thuissituatie nodig en verdachtes handelen leidde ertoe dat aangever en aangeefsters die niet hadden en op hun achttiende jaar zo snel mogelijk het huis ontvluchtten. Uit hun verklaringen blijkt hoezeer hun jeugd door dit handelen van verdachte is beïnvloed en hoe dit hen geraakt heeft. Alle drie hebben ze hulpverlening en therapie nodig gehad om met de gevolgen hiervan te kunnen omgaan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 4 mei 2021 waaruit blijkt dat zij niet eerder veroordeeld is voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een advies van Reclassering Nederland, opgemaakt door F. van der Groep, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat ten tijde van de ten laste gelegde periode sprake was van overbelasting bij verdachte, maar dat daar op dit moment geen sprake meer van is. Factoren die destijds delictgerelateerd waren ziet de reclassering nu als minder grote risicofactoren. Alleen het feit dat verdachte de verweten mishandelingen lijkt te bagatelliseren en te vergoelijken wordt gezien als risicofactor, maar dat is minder aan de orde omdat verdachte alleen nog de zorg heeft voor haar zoon. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en ziet geen indicaties voor hulpverlening. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de duur en ernst van de handelingen van verdachte en gevolgen voor de slachtoffers, in principe een gevangenisstraf passend is. Gelet echter op het tijdsverloop zal de rechtbank de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden passend, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast wordt aan verdachte een taakstraf opgelegd voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis bij het niet of niet goed verrichten daarvan.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.766,17. Dit bedrag bestaat uit € 1.766,17 materiële schade en € 7.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.439,90. Dit bedrag bestaat uit € 439,90 materiële schade en € 7.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.029,94. Dit bedrag bestaat uit € 29,94 materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen integraal toe te wijzen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de opgevoerde materiële kosten.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vorderingen heeft de raadsvrouw betoogd dat deze te hoog en onvoldoende onderbouwd zijn. De periode waarin de bewezenverklaarde handelingen plaatsvonden is voor de benadeelde partijen korter dan in de uitspraak waarnaar door hen wordt verwezen. Bovendien staat niet vast dat al hun psychische problemen het gevolg zijn van de gedragingen van verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 8.766,17 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling.
Dit bedrag bestaat uit € 1.766,17 materiële schade en € 7.000,-- immateriële schade. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten de immateriële vordering te matigen, mede gelet op de omstandigheid dat het feit diepe sporen bij het slachtoffer heeft achtergelaten. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 8.766,17, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 78 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 7.439,90 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling.
Dit bedrag bestaat uit € 439,90 materiële schade en € 7.000,-- immateriële schade. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten de immateriële vordering te matigen, mede gelet op de omstandigheid dat het feit diepe sporen bij het slachtoffer heeft achtergelaten. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.439,90, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 72 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van [slachtoffer 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 5.029,94 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling.
Dit bedrag bestaat uit € 29,94 materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten de immateriële vordering te matigen, mede gelet op de omstandigheid dat het feit diepe sporen bij het slachtoffer heeft achtergelaten. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.029,94, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
150(honderdvijftig)
uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 8.766,17;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 8.766,17 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 78 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 7.439,90;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 7.439,90 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 72 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 5.029,94;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 5.029,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2014 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mrs. D. Riani el Achhab en A.J.P. Schotman, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 20 december 2008 tot
en met 10 mei 2014 te Houten, althans in Nederland,
een of meer kinderen die zij verzorgde of opvoedde als behorend tot haar gezin
en/of een of meer stiefkinderen, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft
mishandeld door
die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
- meerdere malen in/op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te
schoppen/trappen en/of te duwen,
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht te slaan,
- meerdere malen met een voorwerp (onder andere een stofzuigerslang) op/tegen
het lichaam te slaan, en/of
die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
- meerdere malen bij de haren vast te pakken en/of aan de haren te trekken, en/of
die [slachtoffer 2]
- in de keuken op de grond te gooien,
- met het hoofd op de keukenvloer te slaan, en/of
die [slachtoffer 3]
- van de trap af te duwen en/of te trekken,
- meerdere malen in de buik te schoppen/trappen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 april 2020, genummerd PL0900-2019377282, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 49. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 3
3.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , pagina 6
4.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 7
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 11
6.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 12
7.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , pagina 17
8.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 21
9.Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] , pagina 24
10.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 23 november 2021