ECLI:NL:RBMNE:2021:6064

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
530627 / HA RK 21-297
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2021, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.M. van Wegen, de behandelend rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter hen in hun recht op verdediging heeft benadeeld door een verzoek om uitstel van de zitting niet te honoreren. Verzoekers stelden dat zij door ziekte van hun gemachtigde niet in staat waren om tijdig een andere gemachtigde aan te stellen, en dat de uitnodiging voor de zitting te laat was ontvangen. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de uitnodiging tijdig was verzonden en dat verzoekers voldoende tijd hadden om een andere gemachtigde in te schakelen. De wrakingskamer heeft de onpartijdigheid van de rechter beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden. De wrakingskamer concludeert dat de beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen een procesbeslissing is en dat deze beslissing niet onredelijk of onbegrijpelijk is. Er zijn geen aanwijzingen voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond en bepaalt dat de procedure voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 530627 / HA RK 21-297
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
10 december 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:

1.[verzoeker sub 1] B.V.,

2. [verzoeker sub 2]
gevestigd en wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekers),
gemachtigde: [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 15 november 2021;
- het wrakingsverzoek van 15 november 2021;
- de schriftelijke reactie van mr. J.M. Van Wegen van 23 november 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 26 november 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoekers en hun gemachtigde zonder bericht niet verschenen. De rechter is met bericht niet verschenen. Aanwezig was de belanghebbende in deze wrakingsprocedure, de heer [B] , bijgestaan door zijn gemachtigde de heer P.L.P. van Oers.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.M. van Wegen als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 9267587 / LC EXPL 21-1437. In deze zaak behandelt de rechter een vordering tot betaling van een factuur na geleverde diensten.
2.2.
Verzoekers hebben het volgende ten grondslag gelegd aan hun wrakingsverzoek.
De brief van de rechtbank met de mededeling dat de zitting op maandag 15 november 2021 om 14.00 uur zal plaatsvinden, is op zaterdag 13 november 2021 bij de gemachtigde binnengekomen. Verzoekers willen het dossier door ziekte en een verwacht langdurig herstel van hun gemachtigde overdragen aan een andere gemachtigde, maar daar was door de late ontvangst van de brief voor de zitting geen tijd voor. Mevrouw [A] heeft daarom om uitstel van de zitting verzocht, maar dit verzoek is zonder motivering niet gehonoreerd. De rechter heeft verzoekers hun recht op verdediging hierdoor ontnomen. Het vertrouwen van verzoekers in de rechter en het geloof in haar onpartijdigheid en een onbevooroordeelde behandeling van de zaak, is door deze gang van zaken geschonden.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het volgende standpunt. De uitnodigingsbrief voor de zitting is op 29 oktober 2021 naar het bekende adres van mevrouw [A] gestuurd en zij moet deze enkele dagen daarna hebben ontvangen. De gemachtigde van eiser [B] heeft op de zitting aangegeven dat hij op 4 november 2021 stukken naar verzoekers heeft gezonden, waarbij is vermeld dat die stukken voor de zitting van 15 november 2021 zijn. Verzoekers zijn dus ruim op tijd op de hoogte geweest van de zitting. Zij hebben voldoende tijd gehad om een andere gemachtigde in te schakelen en in ieder geval hadden zij het uitstelverzoek eerder kunnen doen. Dat is nu pas de avond voor de zitting gedaan. Daarnaast heeft de rechter al een keer uitstel aan verzoekers verleend in deze zaak. Deze omstandigheden zijn voor de rechter reden geweest om het uitstelverzoek niet te honoreren. De griffie heeft abusievelijk de reden van afwijzing van het uitstelverzoek niet in haar reactie opgenomen, maar uit de motivering om het uitstelverzoek af te wijzen, blijkt naar de mening van de rechter geen vooringenomenheid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoekers is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
3.4.
De beslissing van de rechter om het verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling af te wijzen moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Alleen als de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer is van oordeel dat daar bij de beslissing van de rechter om het verzoek tot uitstel af te wijzen geen sprake van is. In het dossier zit een e-mail van de gemachtigde van eiser [B] van 4 november 2021 aan verzoekers, waarin hij stukken aan verzoekers voor de mondelinge behandeling doet toekomen met de mededeling:
“Geachte heer [verzoeker sub 2] ,
Graag doen wij u in bijlage aanvullende stukken toekomen t.b.v. de mondelinge behandeling welke thans gepland staat op 15 november as.(…)”.
Deze e-mail bevestigt wat de rechter in haar schriftelijke reactie stelt, namelijk dat verzoekers al eerder dan 13 november 2021 van de zitting op de hoogte zijn geweest en zij voor de zitting nog de gelegenheid hadden om een andere gemachtigde te zoeken. Verzoekers hadden de rechter eerder op de hoogte kunnen en moeten stellen als dit niet was gelukt, maar zij hebben het verzoek om uitstel pas op de zondagavond voor de zitting naar de rechtbank gestuurd. Verzoekers hadden bovendien eerder al uitstel gekregen. Onder deze omstandigheden is de beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen niet onredelijk of onbegrijpelijk. Deze beslissing kan geen zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid bij de rechter. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking daarom ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekers en hun gemachtigde, de gewraakte rechter, andere betrokken partij(en), alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 560627 / HA RK 21-297 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. A.M. Crouwel en
mr. D. Wachter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.