ECLI:NL:RBMNE:2021:610

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1522
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom wegens overschrijding geluidsnormen en de vereisten voor meetresultaten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een metaalrecyclebedrijf en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. De eiseres, een metaalrecyclebedrijf, had een Wet milieubeheervergunning voor haar vestiging in de provincie Utrecht, waaraan geluidsvoorschriften waren verbonden. Naar aanleiding van klachten van omwonenden over geluidsoverlast heeft de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht geluidsmetingen uitgevoerd, waaruit bleek dat de geluidsnormen werden overschreden. Hierop heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd aan eiseres, die in beroep ging tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de meetresultaten van de geluidsmetingen niet geldig waren, omdat het rapport niet was voorzien van een handtekening en dagtekening van de inspecteur. Dit was in strijd met de vereisten voor een deugdelijke vaststelling van feiten die ten grondslag liggen aan een handhavingsbesluit. De rechtbank oordeelde dat de meetresultaten niet als bewijs konden dienen voor de opgelegde last onder dwangsom, waardoor verweerder niet bevoegd was om deze last op te leggen.

Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en het primaire besluit werd herroepen. Eiseres kreeg het betaalde griffierecht vergoed en ook een proceskostenvergoeding van € 1.602,-. De uitspraak benadrukt het belang van correcte documentatie en ondertekening bij handhavingsbesluiten in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Bos),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: J.A. van Kippersluis).

Inleiding

1. [eiseres] is een metaalrecyclebedrijf met meerdere vestigingen in Nederland. Voor de vestiging in [vestigingsplaats] heeft eiseres een Wet milieubeheervergunning (hierna: de vergunning) van de provincie Utrecht gekregen voor onder meer het in werking hebben van de recyclingmachines. Aan deze vergunning zijn geluidsvoorschriften verbonden.
2. Naar aanleiding van klachten van omwonenden over geluidsoverlast zijn namens verweerder door de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (hierna: de RUD) op 14 september 2018 geluidsmetingen uitgevoerd (hierna: meting 1). Volgens verweerder blijkt daaruit dat de geluidsnormen zoals opgenomen in de vergunning werden overschreden. De RUD heeft daarop namens verweerder een voornemen last onder dwangsom aan eiseres gestuurd. Op 5 augustus 2019 zijn opnieuw metingen uitgevoerd door de RUD (hierna: meting 2) en is volgens verweerder opnieuw een overtreding van de geluidsnormen vastgesteld. Op 1 oktober 2019 heeft de RUD namens verweerder een last onder dwangsom opgelegd. Eiseres moet daarbij de maximale geluidswaarden in de vergunning naleven op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat deze waarden toch worden overschreden, met een maximum van € 5.000,-.
3. Eiseres heeft op 12 november 2019 bezwaar gemaakt tegen de oplegging van de last. Verweerder heeft dit bezwaar op 25 februari 2020 gegrond verklaard, maar het primaire besluit met een gewijzigde motivering in stand gelaten. Aan het primaire besluit is volgens verweerder ten onrechte een vergunning uit 2008 ten grondslag gelegd, terwijl dit een revisievergunning uit 2011 had moeten zijn. Omdat de geluidsnormen in deze vergunningen vergelijkbaar zijn, kan volgens verweerder het primaire besluit inhoudelijk in stand blijven. Eiseres heeft vervolgens op 9 april 2020 beroep ingesteld.
4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2021. Namens eiseres zijn verschenen [A] , [B] en [C] , bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [D] van de RUD Utrecht.

Overwegingen

Is er sprake van een overtreding?
5. Tijdens de behandeling van het beroep heeft verweerder aangegeven dat alleen de vermeende overtredingen van meting 1 ten grondslag liggen aan de last onder dwangsom. Verweerder heeft daarbij ook aangegeven dat er, zoals eiseres heeft betoogd, een correctie van 2 decibel op de meetresultaten moet worden toegepast. Dit vanwege de van toepassing zijnde Handreiking meten en rekenen industrielawaai, waarin een standaard meetnauwkeurigheid van +/- 2 decibel wordt gehanteerd. Na toepassing van de correctie blijven er dan nog drie overtredingen van de geluidsnormen over, omdat de gemeten overtredingen op het tijdstip 6:56 als één overtreding moeten worden gezien.
6. Eiseres heeft tijdens de behandeling van het beroep als primair punt aangevoerd dat de vastgestelde overtredingen niet zijn opgenomen in een proces-verbaal dat is voorzien van een dagtekening en een handtekening van de inspecteur die de overtredingen heeft vastgesteld. Daarmee kunnen de in het proces-verbaal opgenomen metingen niet als grondslag voor het vaststellen van een overtreding worden gebruikt. Verweerder erkent dat de dagtekening en handtekening ontbreken, maar heeft aangevoerd dat dit geen vereisten zijn voor de geldigheid van de meetresultaten.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. Naar het oordeel van de rechtbank moeten aan de vaststelling van feiten die leiden tot een handhavingsbesluit in beginsel dezelfde eisen worden gesteld. Dit brengt met zich dat de vaststelling dient te worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden dienen op een duidelijke wijze te worden vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gehanteerd. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een geschrift zijn vastgelegd, dient een inzichtelijke beschrijving te worden gegeven van hetgeen is vastgesteld of waargenomen. Een schriftelijke rapportage dient voorts in beginsel te zijn voorzien van een ondertekening door de opsteller en een dagtekening. Aan het ontbreken van een ondertekening en een dagtekening kan worden voorbijgegaan, indien op andere wijze kan worden vastgesteld dat de opsteller van de rapportage degene is die de daarin vermelde feiten en omstandigheden heeft vastgesteld of waargenomen en wanneer die vaststelling of waarneming heeft plaatsgevonden. [1]
8. In het voorliggende geval zijn de resultaten van meting 1 toegevoegd aan het primaire besluit waarmee verweerder de last onder dwangsom heeft opgelegd. Dit is gebeurd in bijlage 1, die de naam ‘Resultaten geluidsmeting’ heeft. De bijlage bevat een tabel getiteld ‘resultaten geluidsmeting’, waarin de drie overtredingen van de geluidsnormen op 14 september 2018 zijn neergelegd. Daarnaast zijn in bijlage 1 de resultaten van meting 1 vastgelegd in een meetverslag, waarin als geluidwaarnemer wordt genoemd [geluidwaarnemer] . Dit meetverslag geeft een weergave van de wijze van meten op 14 september 2018 en bevat ook een samenvatting van de meetresultaten. Geen van deze in bijlage 1 opgenomen onderdelen bevat een handtekening of dagtekening.
9. Nu bij zowel de tabel als de meetresultaten een dagtekening en handtekening ontbreken, is naar het oordeel van de rechtbank niet met zekerheid vast te stellen dat [geluidwaarnemer] de metingen heeft verricht en ook degene is die de rapportage in bijlage 1 heeft opgesteld. Ook overigens is op basis van het dossier niet vast te stellen dat de rapportage in bijlage 1 is opgesteld door degene die daadwerkelijk de metingen heeft verricht. Aan het ontbreken van een ondertekening en dagtekening kan dus niet voorbij worden gegaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze meetresultaten niet aan de vaststelling van de overtredingen ten grondslag kunnen worden gelegd. Dit betekent dat verweerder niet bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen.
10. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen. Gelet hierop komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.602,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.602,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Sloots, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2017:3478.