ECLI:NL:RBMNE:2021:6111

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
UTR - 21_1951
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid WIA na medische tegenstrijdigheden

In deze zaak heeft eiseres, die sinds 2013 ziek is als gevolg van een ongeval, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage per 1 september 2020 op 73,47% heeft vastgesteld. Eiseres was eerder volledig arbeidsongeschikt verklaard, maar na een herbeoordeling door het UWV werd haar percentage verlaagd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna het UWV het percentage herzag naar 73,47%, maar de hoogte van de WGA-vervolguitkering ongewijzigd liet. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 19 november 2021, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de arts-gemachtigde van de werkgever afwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling van het UWV niet aan de vereisten voldeed. Er waren tegenstrijdigheden in de medische rapporten, en de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen geen actuele medische informatie hadden opgevraagd bij de behandelend artsen van eiseres. Dit leidde tot de conclusie dat de medische beoordeling op een onzorgvuldige manier tot stand was gekomen. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd en het UWV opgedragen om de medische situatie van eiseres opnieuw te beoordelen. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

De rechtbank heeft een termijn van acht weken gesteld voor het UWV om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is gedaan door rechter V.E.H.G. Visser en is openbaar gemaakt op 16 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
Athora Netherlands N.V.(de werkgever), gevestigd in Alkmaar
(gemachtigde: H.E. Wonnink).

Inleiding

Op 4 januari 2013 heeft eiseres zich bij de werkgever ziek gemeld als gevolg van een ongeval waardoor bij haar psychische klachten zijn geluxeerd/ontlokt. Zij werkte toen gemiddeld 36,03 uur per week als medewerker actuariaat. Aansluitend aan de periode van loondoorbetaling door de werkgever heeft eiseres een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend bij het Uwv. Het Uwv heeft eiseres vanaf 16 januari 2015 volledig arbeidsongeschikt beschouwd en aan haar een WIA-uitkering toegekend. In 2018 heeft de werkgever het Uwv gevraagd om de uitkering van eiseres opnieuw te beoordelen. Als gevolg van deze herbeoordeling heeft het Uwv eiseres vanaf 13 augustus 2018 76,89% arbeidsongeschikt beschouwd. Dit had verder geen gevolgen voor de hoogte van de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres.
Met een besluit van 10 juni 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 1 september 2020 niet meer in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Vanaf die datum ontvangt zij een WGA-vervolguitkering. Hiervoor heeft een verzekeringskundig heronderzoek plaatsgevonden. Eiseres wordt door het UWV naar aanleiding van dit heronderzoek per 1 september 2020 71,95% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met een besluit van 11 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage herzien en verhoogd naar 73,47%. De WGA-vervolguitkering van eiseres blijft ongewijzigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De werkgever heeft verklaard aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om stukken die medische gegevens bevatten aan de werkgever toe te zenden. De rechtbank heeft de medische stukken met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de door de werkgever ingeschakelde arts-gemachtigde gestuurd.
De zaak is behandeld op de digitale zitting via Skype van 19 november 2021. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv hebben hieraan deelgenomen. De arts-gemachtigde van de werkgever was met kennisgeving afwezig.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu eiseres geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de werkgever te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden. Op sommige plekken is het noemen van medische gegevens noodzakelijk voor de begrijpelijkheid van de uitspraak.
Het geschil
2. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen en dat zij daardoor de geduide functies niet kan uitoefenen. Volgens eiseres is het arbeidsongeschiktheidspercentage daardoor niet juist vastgesteld. Het Uwv handhaaft het bestreden besluit. De rechtbank beoordeelt aan de hand van wat partijen hebben aangevoerd of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 1 september 2020 73,47%. arbeidsongeschikt is.
Beoordelingskader
3. Bij de beoordeling van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De medische rapporten die de basis vormen voor de besluiten van het Uwv zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is echter in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zelf haar medische situatie ervaart op basis van haar klachten niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Eiseres dient ten minste ook een op haar persoon betrekking hebbende medische onderbouwing van haar standpunt in te brengen.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
4. De rechtbank vindt dat de medische beoordeling niet aan de daaraan gestelde voorwaarden voldoet.
5. Allereerst bevat de medische beoordeling naar het oordeel van de rechtbank tegenstrijdigheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in haar rapport van
24 februari 2021 dat eiseres sociaal-emotioneel beperkt is. Omgaan met conflicten werkt voor eiseres te stresserend en voor leidinggevende aspecten is ze niet stabiel genoeg. De rechtbank kan de vertaalslag die de verzekeringsarts bezwaar en beroep vervolgens maakt naar de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst in haar rapport naar de FML van 6 oktober 2020. Daarin staat onder rubriek 2.8 dat eiseres in schriftelijk of telefonisch contact wel een conflict met agressieve of onredelijke mensen zou kunnen hanteren en onder rubriek 12.5 dat eiseres wel leiding zou kunnen geven aan een kleine groep tot maximaal vijf personen. De rechtbank is het met eiseres eens dat deze beperkingen tegenstrijdig zijn met de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep omschreven medische situatie van eiseres. Dit betekent dat de FML niet deugdelijk tot stand is gekomen en daarom niet aan het bestreden besluit ten grondslag kan worden gelegd.
6. Het voorgaande is voor de rechtbank al voldoende reden om het bestreden besluit te vernietigen.
7. Verder voert eiseres nog aan dat het medische rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op een onzorgvuldige manier tot stand is gekomen. Dit vindt de rechtbank ook. Zowel de verzekeringsarts die de medische situatie van eiseres heeft beoordeeld voordat het Uwv het primaire besluit heeft genomen, als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben geen actuele medische informatie opgevraagd bij de behandelend arts(en) van eiseres. De medische informatie die in het dossier zit is al enkele jaren oud. Ook hebben zij geen eigen medisch onderzoek uitgevoerd. Zij hebben eiseres alleen telefonisch gehoord. Daarover zegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 10 september 2021 zelf ook dat middels een telefonisch contact alleen een indruk van de psyche van eiseres verkregen kan worden en dat via de telefoon dus geen psychisch onderzoek mogelijk is. De combinatie van het gebruik maken van verouderde medische informatie en het niet uitvoeren van een eigen medisch onderzoek maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op een onzorgvuldige manier tot stand is gekomen.
Conclusie
8. De conclusie van het voorgaande is dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
Hoe nu verder?
9. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de medische situatie van eiseres opnieuw moet worden beoordeeld door de verzekeringsarts van het Uwv. Om proceseconomische redenen ziet de rechtbank af van de mogelijkheid om met een tussenuitspraak het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dit betekent dat het Uwv een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres zal moeten nemen. Daarbij moet het Uwv rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te tellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
Griffierecht en proceskosten
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 748,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op binnen acht weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.