ECLI:NL:RBMNE:2021:6117

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 2836
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van bezwaar tegen definitieve berekening zorgtoeslag en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van zijn zorgtoeslag over het jaar 2012, welke door de Belastingdienst was vastgesteld in een besluit van 7 april 2015. In het bestreden besluit van 21 juni 2021 verklaarde de Belastingdienst het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, is de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes weken na de bekendmaking van het primaire besluit was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van het besluit op de juiste wijze had plaatsgevonden, en dat de termijn voor het indienen van bezwaar niet opnieuw was aangevangen na de opheffing van het faillissement van de eiser. De rechtbank concludeerde dat de eiser zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig indienen van het bezwaar.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2836
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , Duitsland, eiser

(gemachtigde: mr. K. Wöltgens-Daems),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Di Vincenzo en mr. A.N.J. van Dongen).

Procesverloop

In het besluit van 7 april 2015 (primaire besluit) heeft verweerder eisers zorgtoeslag over 2012 definitief berekend en vastgesteld.
In het besluit van 21 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Naar aanleiding van het verweerschrift heeft eiser een nadere reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen 6 weken nadat het besluit bekend is gemaakt. Dat staat in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bekendmaking van een besluit geschiedt door toezending of uitreiking ervan. Dat staat in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
3. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit op 7 april 2015 is verzonden naar het adres van de curator. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 19 mei 2015 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaar op 13 april 2021 ontvangen. Het bezwaarschrift is te laat ingediend.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het primaire besluit op de juiste wijze aan eiser bekend heeft gemaakt. Niet in geschil is dat verweerder het besluit naar het juiste adres van de curator heeft verzonden. Ook staat niet ter discussie of verweerder het besluit naar het adres van de curator heeft mogen verzenden. Het betoog van eiser dat verweerder het primaire besluit niet op de juiste wijze bekend heeft gemaakt, omdat hij het besluit niet opnieuw aan hem heeft verzonden nadat het faillissement was opgeheven, volgt de rechtbank niet. Het besluit was toen immers al op de juiste wijze aan de curator bekend gemaakt, waardoor de bezwaartermijn na opheffing van het faillissement niet opnieuw kon aanvangen. Dat eiser door de curator niet op de hoogte is gebracht van het besluit moet voor zijn risico en rekening blijven. De rechtbank begrijpt dat dit vervelend is voor eiser, maar dat kan niet tot een ander oordeel leiden.
5. In wat eiser verder heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
6. Uit al het voorgaande volgt dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2021 door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.