In deze zaak vorderde de eiseres, een financieringsmaatschappij, betaling van de gedaagde uit hoofde van een huurkoopovereenkomst voor inventaris ten behoeve van een bakkerij. De gedaagde had zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet nagekomen, waarna de eiseres in 2014 betaling van de financieringssom inclusief kosten vorderde. Na een brand in de bakkerij had de verzekeringsmaatschappij van de gedaagde op basis van een vermeend pandrecht de financieringssom aan de eiseres uitbetaald. Echter, het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de vordering van de gedaagde uit de verzekeringsovereenkomst niet onder het pandrecht van de eiseres viel, waardoor de eiseres niet bevoegd was om nakoming van die vordering te eisen. De eiseres heeft het ontvangen bedrag uit 2014 terugbetaald aan de verzekeringsmaatschappij en vorderde nu alsnog betaling van de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres inmiddels was verjaard, omdat de termijn van vijf jaar was verstreken na de betaling door de verzekeringsmaatschappij. De kantonrechter wees de vordering van de eiseres af en hevelde de conservatoire beslagen op de gedaagde op.