ECLI:NL:RBMNE:2021:62

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2567
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. van Es- de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming loonkosten op grond van NOW1.0 wegens te late loonaangifte

In deze zaak heeft Beers en Bites B.V. een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW1.0, nadat haar restaurant als gevolg van coronamaatregelen op 15 maart 2020 moest sluiten. De aanvraag werd afgewezen omdat de loonaangifte voor januari 2020 pas op 21 mei 2020 was ingediend, na de peildatum van 15 maart 2020. Eiseres stelde dat de te late aangifte verschoonbaar was, omdat haar werknemer tot 1 januari 2020 door een payrollbedrijf werd betaald en sindsdien door een boekhoudkantoor werd geregeld. De rechtbank oordeelde echter dat het voor risico van eiseres kwam dat zij met het boekhoudkantoor had afgesproken om de loonaangifte slechts één keer per kwartaal in te dienen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare reden voor de te late aangifte en dat de aanvraag voor de tegemoetkoming terecht was afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2567

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2021 in de zaak tussen

Beers en Bites B.V., te Utrecht, eiseres
vertegenwoordigd door [A],
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw.

Inleiding

1. Eiseres heeft als gevolg van de coronamaatregelen haar restaurant op 15 maart 2020
moeten sluiten. Op 20 mei 2020 heeft zij bij verweerder een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW1.0) voor het loonheffingennummer [loonheffingennummer].
2. Met het besluit van 27 mei 2020 (het primaire besluit) is de aanvraag voor een
tegemoetkoming in de loonkosten afgewezen, omdat eiseres geen loonkosten heeft gehad in de maanden januari 2020 of november 2019.
3. Met het besluit van 1 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
eiseres ongegrond verklaard.
4. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld op de zitting van 17 november 2020. Eiseres is in persoon verschenen, samen met haar (inmiddels ex-)werknemer [werknemer]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De zitting heeft plaats gevonden via Skype.

Het geschil

5. Het gaat in deze zaak om de vraag of eiseres in aanmerking komt voor een
voorschot voor loonkostensubsidie op grond van de NOW1.0. Dit betreft de subsidieverlening. Het gaat in deze procedure dus niet over de subsidievaststelling.
6. De partijen zijn het erover eens dat de loonaangifte voor de maand januari 2020 op
21 mei 2020 is ingediend. Dit is na de vastgestelde peildatum van 15 maart 2020 als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de NOW1.0.
7. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de te laat ingediende loonaangifte verschoonbaar
is op grond waarvan alsnog aan eiseres een voorschot kan worden verstrekt. Niet in geschil is dat door eiseres salaris aan werknemer [werknemer] is doorbetaald in het eerste aangiftetijdvak.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
8. Bij haar beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank voorop dat de aanvraagperiode van
de NOW1.0 van 1 maart tot en met 31 mei 2020 is. Dit blijkt uit artikel 4 van de NOW1.0.
Uit artikel 10, tweede lid, van de NOW1.0 volgt dat wordt uitgegaan van het loon over het eerste aangiftetijdvak van 2020, inhoudende januari. Indien er geen loongegevens zijn over dat tijdvak, dan wordt overeenkomstig het derde lid van dat artikel uitgegaan van het loon over november 2019. Op grond van artikel 10, vijfde lid, van de NOW1.0 worden de gegevens uit de loonaangifte van de werkgever beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 maart 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. Dit wordt ook wel de peildatum genoemd.
Is sprake van een verschoonbare reden voor de te laat ingediende loonaangifte?
9. Eiseres voert aan dat de te laat ingediende belastingaangifte het gevolg is van de
omstandigheid dat haar werknemer tot 1 januari 2020 werden betaald door een payroll bedrijf. Sinds 1 januari 2020 regelt een boekhoudkantoor dit één keer per kwartaal voor eiseres. Dat zij te laat is met de belastingaangifte voor werknemer, [werknemer], betekent niet dat geen loon is betaald.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag voor een tegemoetkoming op
grond van de NOW1.0 is afgewezen, omdat het bedrijf geen loonkosten heeft gehad. De loonaangifte over januari 2020 heeft eiseres pas op 21 mei 2020 gedaan. Dat is na de peildatum van 15 maart 2020. Ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s worden correctieberichten op de loonaangifte van na 15 maart 2020 niet meer meegenomen in de bepaling van de loonsom. De regeling voorziet niet in een mogelijkheid om daarvan af te wijken, ook niet als de correctie op zichzelf in overeenstemming is met de regels en er geen sprake is van misbruik of fraude. Verder brengt verweerder naar voren dat hij, in afwijking van de NOW1.0 die geen hardheidsclausule of uitzonderingsbepaling kent, buitenwettelijk begunstigend beleid heeft ontwikkeld. Dan gaat het om situaties waarin een werkgever geen loonaangifte kon doen vanwege problemen bij de Belastingdienst of de werkgever uitstel van het doen van loonaangifte heeft gekregen van de Belastingdienst. In dat geval kan alsnog een voorschot worden verstrekt als de te late aangifte verschoonbaar blijkt. Daar is volgens verweerder in dit geval geen sprake van. Het komt namelijk voor rekening en risico van eiseres dat zij met het boekhoudkantoor dergelijke afspraken heeft gemaakt, als gevolg waarvan de loonaangifte na de peildatum van 15 maart 2020 is ingediend.
11. De rechtbank zal eiseres geen gelijk geven en zal hierna uitleggen waarom. Uit de
toelichting bij de NOW1.0 volgt dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om in de regeling geen hardheidsclausule op te nemen. Dat betekent dat er geen uitzonderingen worden gemaakt op deze regeling van voorschotberekening. Verder overweegt de rechtbank dat uit de nota van toelichting bij de derde wijziging van de NOW1.0 en de Kamerbrief blijkt dat het eveneens een bewuste keuze van de wetgever is geweest om de verruiming van de loonsombepaling niet van toepassing te laten zijn op de voorschotberekening. De rechtbank leidt hieruit af dat de wetgever de negatieve gevolgen van de keuze om de wijze van voorschotberekening met de derde wijziging van de NOW1.0 onveranderd te laten onder ogen heeft gezien en in de afweging heeft betrokken, maar daaraan geen doorslaggevend belang heeft toegekend. Met de NOW1.0 wordt beoogd om op een zo kort mogelijke termijn met behulp van financiële steun zoveel mogelijk bedrijven overeind te houden om werkgelegenheid te behouden, maar het heeft niet als doel om een allesomvattende regeling te bieden om alle bedrijven te redden, noch om maatwerk te bieden. Verweerder heeft dit ter zitting nog toegelicht.
12. De rechtbank merkt op dat duidelijk is dat eiseres het salaris van haar werknemer
heeft doorbetaald en dat geen sprake is van misbruik van deze regeling. Dit is ook niet betwist door verweerder. Maar de rechtbank is het eens met verweerder dat het op de weg van eiseres ligt om tijdig, dat wil zeggen maandelijks of vierwekelijks, de loonaangifte in te dienen. Dat eiseres met het boekhoudkantoor heeft afgesproken één keer per kwartaal de loonaangifte te doen, komt voor haar risico. Dat de als gevolg daarvan te laat ingediende loonaangifte daarom niet verschoonbaar is, kan de rechtbank volgen. Niet gesteld of gebleken is dat in de situatie van eiseres het buitenwettelijk begunstigend beleid van verweerder van toepassing is. Hoewel de rechtbank ziet dat het nadelig is voor eiseres dat zij geen voorschot krijgt, is er naar haar oordeel in deze zaak geen aanleiding om anders te oordelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag van eiseres voor een
tegemoetkoming in de loonkosten heeft afgewezen. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor het door verweerder ontwikkelde buitenwettelijk begunstigend beleid.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es- de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.