In deze zaak heeft eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Participatiewet, een deel van die uitkering teruggevorderd door de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI). Eiseres is het niet eens met de verrekening die RDWI heeft toegepast op basis van artikel 60a van de Participatiewet, waarbij RDWI een deel van de proceskosten heeft verrekend met een onterecht ontvangen uitkering over augustus 2015. Eiseres heeft een deurwaarder opdracht gegeven om executoriaal beslag te leggen op de bankrekening van RDWI, maar RDWI heeft dit betwist op grond van het wettelijk beslagverbod van artikel 436 Rv, dat geldt voor goederen bestemd voor de openbare dienst.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op het leggen van beslag op de bankrekening van RDWI. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de tegoeden op de bankrekening van RDWI goederen zijn die bestemd zijn voor de openbare dienst, en dat er geen sprake is van een situatie waarin het beslagverbod kan worden doorbroken. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat RDWI niet weigert te betalen, maar dat zij gebruik maakt van haar wettelijke bevoegdheid tot verrekening. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die een uitzondering op het beslagverbod rechtvaardigen. Daarom zijn de vorderingen van eiseres afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van RDWI, die zijn begroot op € 1.683,00.