ECLI:NL:RBMNE:2021:6252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
16/280897-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in vereniging en medeplichtigheid aan diefstal met meerdere verdachten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 3 december 2021, is de verdachte beschuldigd van meerdere pogingen tot diefstal en medeplichtigheid aan diefstal. De rechtbank heeft op basis van het procesdossier en de verklaringen van getuigen en verdachten geoordeeld dat de verdachte op 8 november 2020 samen met een ander heeft geprobeerd een katalysator van een auto te stelen. De verdachte heeft bekend dat hij de katalysator heeft geprobeerd te verwijderen door de uitlaat door te slijpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidt tot de bewezenverklaring van poging tot diefstal.

Daarnaast is de verdachte ook betrokken geweest bij een poging tot bedrijfsinbraak op 2 november 2019, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. Wel is de verdachte medeplichtig verklaard aan de poging tot diefstal, omdat hij de medeverdachten heeft afgezet en hen op de hoogte hield van de situatie tijdens de inbraak. Ten slotte is de verdachte ook schuldig bevonden aan diefstal van gereedschappen op 14 juli 2020, waarbij getuigen hebben verklaard dat zij de verdachte en zijn medeverdachten hebben gezien bij de diefstal.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 100 uren. Tevens is er een verbeurdverklaring uitgesproken van een handschoen die bij de poging tot diefstal is gebruikt. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/280897-20 (hoofdzaak); 16/057590-20 (gev. ttz); 16/185018-20 (gev. ttz); 16/275744-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.A. Bekke en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/280897-20
op 8 november 2020 te Utrecht samen met een ander heeft geprobeerd een katalysator toebehorende aan [benadeelde 1] weg te nemen door middel van verbreking;
16/057590-20
op 2 november 2019 te [vestigingsplaats] samen met anderen heeft geprobeerd gereedschap en/of goederen toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] weg te nemen door middel van braak (
primair), dan wel daarbij opzettelijk behulpzaam is geweest (
subsidiair);
16/185018-20
op 14 juli 2020 te Nieuwegein samen met een ander een bladblazer, kettingzagen en een zaagmachine toebehorende aan [benadeelde 4] heeft weggenomen;
16/275744-20
op 28 januari 2020 te Montfoort samen met een ander heeft geprobeerd om gereedschap en/of zadels toebehorende aan [benadeelde 5] weg te nemen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, waarbij hij zich op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van 16/057590-20 het ten laste gelegde primaire feit wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 16/275744-20 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat nergens uit blijkt dat er sprake was van een begin van uitvoering.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 16/280897-20 tenlastegelegde verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het tenlastegelegde medeplegen en daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij het feit alleen gepleegd heeft.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 16/057590-20 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte niet bij de bouwplaats is geweest. Verdachte heeft alleen medeverdachte [medeverdachte 1] afgezet en is toen weggegaan. Verdachte wist niet wat de medeverdachten van plan waren en er is daarom onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte een materiële bijdrage van voldoende gewicht had. Er is dan ook geen sprake van medeplegen, zoals primair tenlastegelegd. Verder volgt niet uit het dossier dat er bij verdachte sprake was van dubbel opzet, hetgeen vereist is voor een bewezenverklaring van de subsidiair ten last gelegde medeplichtigheid.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 16/185018-20 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte niet in de auto heeft gezeten waar de gestolen goederen ingeladen zijn en ook niet voldoet aan het door de getuige opgegeven signalement van de dader. Het medeplegen kan daarom niet aangetoond worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier het volgende vast. Op 28 januari 2020 omstreeks 12:00 uur arriveerden verdachte en een onbekend gebleven man bij [benadeelde 5] in [vestigingsplaats] . Zij liepen naar de getuigen en informeerden naar de manege die op dat moment gesloten was voor bezoekers. Kort daarna liepen verdachte en de andere man weer weg.
Ongeveer 15 minuten later hoorden de getuigen de aanwezige honden blaffen en liepen zij naar de zadel- en was-/poetsplaats van de manege. Daarbinnen bleken verdachte en de andere man zich te begeven. Toen zij door de getuigen werden aangesproken, vertrokken zij weer.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte, al dan niet samen met een ander, een poging heeft gedaan om een of meer goederen weg te nemen bij de [benadeelde 5] . Een poging tot een misdrijf is volgens artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, in dit geval een diefstal. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat dit niet uit het dossier is vast te stellen. Uit het procesdossier blijkt immers slechts dat verdachte en de andere man in de manege waren terwijl de manege gesloten was en zij daar dus niet mochten zijn. Daarbij was het midden op de dag en de plek waar zij werden gezien was niet afgesloten. De vraag hoe zij binnen zijn gekomen en wat zij kwamen doen valt op basis van dit procesdossier niet te beantwoorden. Al met al kunnen hun gedragingen daarom niet naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van een diefstal.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 16/275744-20 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2 16/280897-20, 16/057590-20
en 16/185018-20
4.3.2.1 Bewijsmiddelen
16/280897-20 [1]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Op zondag 8 november 2020 om 06:07 uur kregen collega [verbalisant 2] en ik een melding om
te gaan naar de [straat] te [woonplaats] in verband met een heterdaad autokraak.
Omstreeks 06:10 uur die dag kwamen collega [verbalisant 2] en ik ter plaatse.
Ik zag dat in het eerste de beste parkeervak wat ik zag, in het uiterste hoekje aan de zijde van de genoemde rotonde, een grijze Mercedes stond geparkeerd.
Ik zag dat aan de bijrijderszijde, aan de voorzijde, van de Mercedes een knalrode krik onder de Mercedes stond. Ik zag vervolgens dat via de bijrijderszijde van de Mercedes twee personen, volledig in het donker gekleed, opstonden en wegrenden.
Ik zag hierbij dat één van de twee personen een zaklamp had die licht uitstraalde.
Ik zag dat vervolgens de ene verdachte richting de Busbaan [straat] op rende en door
collega [verbalisant 3] werd aangehouden. Later bleek deze verdachte de volgende persoon te zijn:
- [verdachte] , geboren te [1989] te [geboorteplaats] . [2]
Aangever [benadeelde 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op de parkeerplaats voor mijn woning aan de [straat] in [woonplaats] stond mijn auto, een Mercedes voorzien van het kenteken [kenteken] . Op zondag 8 november 2020, om 6.00 uur, werd ik wakker van een hard geluid. Ik herkende dit geluid van het slijpen met een slijptol. Ik keek vervolgens vanuit mijn slaapkamer in de richting van waar ik het geluid hoorde. Ik zag een vonkenregen vanuit de onderkant van mijn auto komen. Ik zag dat er door iemand met een zaklamp geschenen werd. [3]
Ik ben vervolgens naar beneden gegaan om bij mijn auto te kijken. Ik zag dat mijn auto opgekrikt was en dat er bij de rechterachterband een slijptol lag. [4]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
A: Iemand zei tegen ons dat het slim is om een katalysator onder een auto weg te halen en dat je daar geld voor kan krijgen. Ik zei toen "dat doe ik wel even".
A: We zijn gaan lopen en hebben toen de eerste de beste auto genomen die er stond en die hebben we omhoog gekrikt. Ik heb geprobeerd om die uitlaat door te slijpen, maar toen waren jullie er al.
A: [A] heeft (…) met zijn telefoon licht gemaakt. [5]
16/057590-20 [6]
Aangever [benadeelde 3] heeft onder meer het volgende verklaard:Ik doe aangifte namens [benadeelde 2] . Ik ben als eigenaar van [aannemersbedrijf] uit [vestigingsplaats] betrokken bij de nieuwbouw van het crematorium aan de [straat] in [vestigingsplaats] . Ik werd benaderd over een mogelijke diefstal in de nacht van vrijdag op zaterdag dus 1 op 2 november 2019 op het terrein.
Zaterdagochtend hebben we geconstateerd dat er inderdaad sporen waren van een poging tot diefstal. Er was op beelden van bewakingscamera's te zien dat er twee knapen op het terrein zijn geweest. Er waren 2 containers op het terrein geopend. Een was leeg en in de andere stonden spullen als gereedschappen van een Duitse onderaannemer [benadeelde 2] . De container in gebruik bij [benadeelde 2] was afgesloten met een hangslot. [7]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:Op zaterdag 2 november 2019 omstreeks 01.05 uur kwam de opdracht van het
operationele centrum te Nijmegen om te gaan naar de [straat] te [vestigingsplaats] . Aldaar zou er bij het in aanbouw zijnde crematorium een inbraak gaande zijn. Wij kwamen als tweede eenheid ter plaatse.
De ingang was afgesloten middels een hek. Links naast het hek onder een bruggetje zagen wij een schroevendraaier en een waterpomptang liggen. Tevens zagen wij verse voetafdrukken in de modder staan.
Dit spoor leidde naar een kruiwagen. In deze kruiwagen lagen een SDS boormachine en een betonmixer.
Op het terrein zagen wij dat er twee oranje containers open stonden. Bij één van de containers lag een open hangslot. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat de buitenzijde van het slot intact was. [8]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:Op 2 november 2019 vernam ik in de ochtend dat er over de tap op het nummer [telefoon] in gebruik bij [medeverdachte 1] gesprekken waren gekomen die mogelijk duiden op een criminele activiteit waaraan [medeverdachte 1] op dat moment deelnam. Deze telefoon gesprekken vonden plaats op 2 november 2019 om 01.03.54 uur en 01.15.55 uur. De paallocatie van deze telefoon van [medeverdachte 1] straalde een mast aan op de [adres] te [vestigingsplaats] .
Daarbij trof ik een mutatie aan (…) waarin vermeld stond dat er op 2 november 2019 tussen 01.05 uur en 02.10 uur een poging inbraak was geweest op een terrein van een in aanbouw zijnde crematorium aan de [straat] te [vestigingsplaats] ter hoogte van perceel [nummer] en dat de daders vermoedelijk zijn gestoord. Deze bouwlocatie is ongeveer 1,1 kilometer loopafstand van de [adres] te [vestigingsplaats] verwijderd. [9]
In de bijlage van een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , inhoudende opgenomen telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en [verdachte] ( [verdachte] ), staat onder meer het volgende:
Datum: 02-11-2019 1:03:54
[medeverdachte 1] : had je ze gezien?
[verdachte] : Nee ik had ze niet gezien pik
[medeverdachte 1] : o daar helemaal, nou ze reden net voor ons voorbij pik
[medeverdachte 1] : we doen effe 5 minuten pauze dan gaan we verder
[verdachte] : oke is goed. [10]
Datum: 02-11-2019 1:15:55
Stem zegt: "Plat plat plat" en gehijg is te horen.
[medeverdachte 1] : Hijgend: Waar zit jij op te letten pik?
[verdachte] : Pik ik zit gewoon bij mij...ik kan toch niet die weg zien helemaal ik kan toch niet naar links of rechts kijken toch of niet
[medeverdachte 1] : Luister, rij de snelweg op naar Utrecht....ja...en dan naar de benzinepomp het staat helemaal vol met (onverstaanbaar)
[verdachte] : ja maar als ik dan ga rijden is het toch ook fucked off
[medeverdachte 1] : Ik ben bij de BP in ieder geval ja (hijgend)
[verdachte] : maar waar is dat pik
[medeverdachte 1] : voor bij die terrein pik helemaal omsingeld gek
[verdachte] : hoe kom ik hier weg dan. [11]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Bob vordering: 018 [straat] te [vestigingsplaats] .
Opgeslagen of vastgelegde beelden gemaakt met camera’s voor de beveiliging van goederen,
gebouwen of personen, te weten van de 4 beveiligingscamera’s die opnamen maken in de richting van de openbare weg de [straat] te [vestigingsplaats] van 2 november 2019 tussen 00.00 uur en 01.30 uur, wordt gevorderd. [12]
Op de beelden zijn twee (2) personen te zien. Op de beelden was te zien dat 1 persoon in het
donker gekleed met zijn rechterarm/hand bij zijn rechteroor hield, (vermoedelijk aan het bellen). De andere persoon was iets lichter gekleed. [13]
De print screens laten een datum en tijdstippen zien tussen 02-11-2019 00:17:25 uur en 00:48:30 uur. Op foto 2 is het kenteken [kenteken] te zien. [14]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Bob vordering: 020 [straat] A2 te [vestigingsplaats] .
Opgeslagen of vastgelegde beelden gemaakt van Camera’s die zicht hebben op voertuigen die komen aanrijden vanaf de snelweg A2 en de beelden die zicht hebben op de voertuigen die het tankstation verlaten over de periode van 2 november 2019 tussen 01.15 uur 02.00 uur.
Onderzoek Camerabeelden:
Van de beelden zijn diverse print screens gemaakt. De tijden en datum op de beelden lopen gelijk aan de daadwerkelijke tijd en datum. [15]
Tijdstip 01.19.49
Op de beelden was zichtbaar dat er een donkere auto kwam aanrijden en dat de auto bij pomp 16 werd geparkeerd.
De persoon op de foto die uit de auto stapt, zal ik verder in het proces verbaal jongen 1 noemen. [16]
Kenteken op de auto is duidelijk zichtbaar [kenteken] . [17]
Jongen 1. [18]
Camerabeelden van parkeerplaats aan de zijkant van de BP.
Jongen 1 parkeerde hier de auto [kenteken]
01.24.59
uur. [19]
01.47.38
uur. Foto 7
Op de beelden was zichtbaar dat twee personen vanuit links aan kwamen lopen.
Op de beelden was zichtbaar dat jongen 2 plaats nam achter het stuur en jongen 3 op de
achterbank plaatsnam en jongen 1 op de passagiersstoel. [21]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
O: Uit de aangifte bleek dat op die bouwplaats een container was opengebroken en dat op het terrein een kruiwagen klaar stond met daarin een SDS boormachine en een betonmixer.
V: In hoeverre heb jij betrokkenheid gehad bij het openbreken van een container en het klaar zetten van deze goederen?
A: Dat klopt. Ik heb de container open gebroken en ik heb de spullen eruit gehaald. [22]
O: Er zijn beelden en van die beelden hebben wij foto’s gemaakt. Op die foto’s is het kenteken te zien van de auto en er zijn ook twee personen te zien die lopen op de weg op 02 november 2019 te 00.48.28 uur. Ik zal je die foto’s laten zien.
V: Nu je hier naar gekeken hebt wat kan je hier over verklaren?
(…)
A: Ik weet wie het zijn natuurlijk. Het zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] . [23]
O: uit de tapgesprekken bleek dat jij had gebeld naar het nummer [telefoon] . Dit
telefoonnummer was op dat moment in gebruik bij [verdachte] . Omdat de tapgesprekken lang zijn beluisterd is ook zijn stem herkend en wisten wij dat [verdachte] op dat moment door jou werd gebeld. Hij had waarschijnlijk niet goed opgelet.
V: Wat kan je hier nu over verklaren?
A: dat klopt dat dat [verdachte] is geweest.
O: Nu wij dit allemaal hebben besproken wat kan je nu verklaren over deze diefstal/poging tot diefstal? [24]
A: Ik denk wel dat wij daar alle drie bij betrokken zijn geweest.
V: Hoe zijn jullie van het terrein afgekomen?
A: Ik ben samen met [medeverdachte 2] door allerlei sloten gegaan en wij zijn over de snelweg heen gerend en [verdachte] reed met zijn auto naar de BP. Na 1 uur a anderhalf uur zijn wij richting huis gegaan. [25]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
O: Volgens de informatiesystemen maak je gebruik van een personenauto van het merk VW Golf, kleur zwart, kenteken [kenteken] (…).
Uit onderzoek bleek dat er beelden waren van personen die uit het niets het tankstation op
kwamen lopen en dat de VW Golf gekentekend [kenteken] er aan kwam rijden. Te zien is dat 3
personen uiteindelijk bij jouw auto staan. Wie herken je op de foto’s?
A: Mijzelf als bestuurder.
V: Wat zijn jullie aan het doen bij dat tankstation?
A: Ik heb hen daar opgehaald en ik stond daar op hen te wachten. Marvin (de rechtbank begrijpt Marvin Tjallings) had mij gevraagd om hen daar op te halen. [26]
V: Wat was jouw taak op dat moment?
A: (…) Ik heb hem weggebracht en weer opgehaald. [27]
16/185018-20 [28]
Aangever [aangever 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik doe aangifte namens hoveniersbedrijf [benadeelde 4] . Ik ben bij dit bedrijf werkzaam. Op dinsdag 14 juli 2020, omstreeks 08:45 uur parkeerde ik mijn bedrijfswagen op de [straat] te [vestigingsplaats] .
Omstreeks 09:30 uur was ik in de achtertuin aan het werk. Er kwam vervolgens een vrouw de achtertuin in gerend die mij vertelde dat er zojuist een Ford Ka achter mijn bestelwagen geparkeerd had, dat zij twee mannen gereedschappen uit mijn voertuig had zien halen en dat deze mannen vervolgens snel wegreden. [29]
Ik ben vervolgens naar de bestelbus gelopen en zag dat de achterdeur open stond. In de bestelbus zag ik dat er in ieder geval een bladblazer, 2 kettingzagen en een zaagmachine, een tegelzaag, waren weggenomen.
Van een collega van u had ik foto's gezien van gereedschappen. Ik herkende de gereedschappen direct als de gereedschappen die uit de bestelbus waren weggenomen. [30]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op dinsdag 14 juli 2020 fietste ik omstreeks 09.25 uur op mijn fiets over de [straat] te [vestigingsplaats] .
Ter hoogte van de [straat] zag ik een auto geparkeerd staan. Ik zag dat deze auto geparkeerd stond naast een werkbus.
Ik zag toen ik op ongeveer 100 meter afstand fietste dat er een persoon iets uit de werkbus haalde. Ik zag dat de persoon een, naar mijn idee, stuk gereedschap pakte en dit in de kofferbak van de Ford Ka deed. [31]
Ik zag dat deze persoon vervolgens in de Ford Ka stapte en dat hij aan de bestuurderszijde ging zitten.
Ik fietste met een snelheid van ongeveer 25 kilometer per uur, dus van dichterbij kon ik een andere persoon redelijk goed zien.
Ik zag dat die persoon iets uit de werkbus pakte via de schuifdeur en via de passagiersdeur op de achterbank van de Ford Ka legde. Ik zag dat de persoon zo snel mogelijk instapte en dat beide personen in de Ford Ka zo snel mogelijk weg reden. Toen ik langsfietste, gaf ik mezelf de opdracht om het kenteken te onthouden van de Ford Ka, dit kenteken is [kenteken] . [32]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op dinsdag 14 juli 2020 omstreeks 09:45 uur zag ik twee jongens op de stoep staan op de [straat] in [woonplaats] tegenover huisnummer [nummer] . Ik zag dat zij bij een grijze Ford Ka stonden die stond geparkeerd op de stoep naast een brandgang. Ik zag dat zij beiden grote bouw- en tuinmaterialen vasthielden in hun handen (…).
Ik zag dat ze beiden met hun handen vol de brandgang inliepen die zich bevindt achter de woningen aan de [straat] . Ongeveer tien minuten later zag ik beide jongens weer uit de brandgang lopen met hun handen leeg. Vervolgens zag ik dat ze onder de Ford Ka een krik plaatsten en de auto omhoog krikten. [33]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
Op dinsdag, 14 juli 2020, te 09:31 uur, kregen wij van het personeel van het
Operationeel Centrum de opdracht om te gaan naar de [straat] alwaar zojuist
goederen waren weggenomen uit een bestelauto. Melder had een kenteken genoteerd
waarin de verdachten waren weggereden. Dit betrof het kenteken [kenteken] , Ford Ka,
grijs van kleur.
Bij ons als wijkagenten is bekend, dat het genoemde kenteken in gebruik is bij [medeverdachte 1]
, dit bleek later de verdachte. [medeverdachte 1] verblijft regelmatig in de woning van zijn ouders gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Op 14 juli 2020, te 09:50 uur treffen collega's [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , [medeverdachte 1] en [verdachte] aan met de eerder genoemde Ford Ka op de [straat] te [woonplaats] . De Ford Ka stond geparkeerd op de stoep, met de voorkant richting de brandgang. De collega's zagen dat [medeverdachte 1] met een slijpschijf bezig was bij het linkervoorwiel. De brandgang geeft toegang tot de achterzijde van de woning op de [adres] . [34]
De brandgang achter de woning aan de achterzijde van de woning [adres] betreft een doodlopende brandgang. Gezien de informatie van de getuige hebben wij hierop de in de brandgang de aangrenzende tuinen bekeken. In de achtertuin van de woning aan de [straat] 6 lag een stuk blauw afdekzeil. Onder het afdekzeil, lagen de eerder weggenomen goederen. [35]
4.3.2.2 Bewijsoverwegingen
16/280897-20
Op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan poging tot diefstal. Verdachte heeft bekend dat hij heeft geprobeerd een katalysator onder een auto weg te nemen door de uitlaat door te slijpen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt vast dat de medeverdachte samen met verdachte de auto omhoog heeft gekrikt en vervolgens met een zaklamp heeft geschenen om verdachte behulpzaam te zijn bij het wegnemen van de katalysator. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking waarbij de gedragingen van de medeverdachte – mede gelet op het nachtelijk tijdstip – essentieel waren om de door verdachte voorgenomen diefstal te voltooien.
De rechtbank acht het onder 16/280897-20 tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
16/057590-20
Primair
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de poging tot bedrijfsinbraak. Voor het beoordelingskader van medeplegen verwijst de rechtbank naar wat zij hiervoor onder 16/280897-20 heeft overwogen.
Er kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zelf op de bouwplaats heeft ingebroken of dat hij bij de voorbereiding van de inbraak een gelijkwaardige rol heeft gehad als zijn mededaders. Het feit dat – zoals hierna zal worden besproken – verdachte bestuurder is geweest van de auto waarmee medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn afgezet en opgehaald vormt volgens de rechtbank onvoldoende grond om een nauwe en bewuste samenwerking aan te kunnen nemen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 16/057590-20 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Subsidiair
Op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan poging tot diefstal in vereniging.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Ingeval het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft afgezet bij de bouwplaats waar de twee laatstgenoemden vervolgens hebben ingebroken. Tijdens de inbraak heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte telefonisch op de hoogte gehouden van de voortgang van de inbraak en de aanwezigheid van politie. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] verdachte geïnstrueerd om hen bij een tankstation in de buurt op te komen te halen.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte zowel opzet heeft gehad op zijn handelingen als medeplichtige, te weten het behulpzaam zijn, maar ook dat zijn opzet gericht was op het door de medeverdachten gepleegde misdrijf, te weten de poging tot diefstal in vereniging. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij niets wist van de handelingen van de medeverdachten, niet aannemelijk.
De rechtbank acht het onder 16/057590-20, subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
16/185018-20
Op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal. De rechtbank stelt vast dat op 14 juli 2020 omstreeks 09:30 uur een getuige zag dat er goederen uit een werkbus worden gepakt en in een Ford Ka met kenteken [kenteken] worden gelegd, waarna twee personen in deze auto zo snel mogelijk wegrijden. Ongeveer 15 minuten later zag getuige [getuige 1] dat twee mannen bij een Ford Ka stonden die stond geparkeerd op de stoep naast de brandgang die zich bevindt achter de woningen aan de [straat] . Beide mannen hebben bouw- en tuinmaterialen vast, gaan de brandgang in en komen met lege handen terug bij de Ford Ka, die zij vervolgens omhoog krikken. Weer 5 minuten later werden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] door de politie samen aangetroffen bij de brandgang terwijl zij bezig zijn met het voorwiel van de Ford Ka met kenteken [kenteken] . De brandgang wordt betreden en de weggenomen goederen werden aangetroffen in de tuin van de woning naast de woning van de ouders van [medeverdachte 1] .
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen dat verdachte een van de twee voornoemde mannen is geweest die in de Ford Ka zat en samen met de ander goederen uit de werkbus heeft weggenomen, gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal en het aantreffen door de politie van verdachten bij de Ford Ka, de aanwezigheid van de verdachten in de directe nabijheid van de plaats delict, alsmede het feit dat uit niets blijkt dat onbekend gebleven derden hierbij betrokken zijn geweest.
De rechtbank acht het onder 16/185018-20 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/280897-20
op 8 november 2020 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om in elk geval enig goed, dat toebehoorde aan [benadeelde 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van verbreking,
- een auto met kenteken [kenteken] omhoog heeft gekrikt, en
- met een zaklamp licht onder voornoemde auto heeft geschenen, en
- dichtbij voornoemde auto een slijptol heeft aangezet, en
- tegen de onderzijde van voornoemde auto met een slijptol heeft geslepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16/057590-20
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 2 november 2019 te [vestigingsplaats] , ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om gereedschap en/of een of meer goederen van zijn/hun gading, die toebehoorden, aan [benadeelde 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en verbreking, immers hebben die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ,
- de (afgesloten) bouwplaats gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats] betreden en
- het slot van één container opengeknipt en/of opengebroken en
- goederen uit de container in een kruiwagen gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 2 november 2019 te [vestigingsplaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest door
- op de uitkijk te staan en
- terwijl hij op de uitkijk stond met zijn mobiele telefoon contact te onderhouden met voornoemde [medeverdachte 1] en
- de vluchtauto te besturen;
16/185018-20
op 14 juli 2020 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, een bladblazer en meerdere kettingzagen en een zaagmachine, die toebehoorden aan de [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/280897-20: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
16/057590-20: medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
16/185018-20: diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht een taakstraf op te leggen gelet op het betoog dat er alleen in de zaak met parketnummer 16/280897-20 een bewezenverklaring kan volgen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat de positieve lijn die de reclassering in het rapport beschrijft niet wordt doorbroken. Verdachte heeft de laatste tijd geen strafbare feiten gepleegd en als hij nu weer moet zitten, zal zijn werk weer stil komen te liggen en is hij weer terug bij af.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met een ander tuingereedschappen gestolen. Daarnaast heeft hij zich met anderen schuldig gemaakt aan twee pogingen tot diefstal, waarbij zij van plan waren een aantal kostbare goederen weg te nemen. Uit het procesdossier blijkt dat het enkel aan de oplettendheid van de aangever/beveiliging en het snelle optreden van de politie is te danken dat de verdachten de diefstallen niet hebben voltooid. Met deze feiten heeft verdachte schade en overlast veroorzaakt voor de slachtoffers en daarnaast heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en enkel vanuit het oogpunt van zijn eigen financieel gewin gehandeld. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2021 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit tot een deels voorwaardelijk gevangenisstraf. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan vermogensdelicten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een advies van Reclassering Nederland van 4 februari 2021, opgemaakt door M. van der Graaf, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat het voor de reclassering niet mogelijk is om vast te stellen waar het delictgedrag vandaan komt, maar dat het positief is dat verdachte zijn leven praktisch op orde lijkt te hebben. Verdachte heeft in 2012 en 2015 eerder een verplicht reclasseringstoezicht afgerond, maar door een gebrek aan motivatie leidde dit niet tot een behandeling bij De Waag die wel geïndiceerd werd geacht. Omdat verdachte nu ook geen hulpvraag heeft en elke vorm van problematiek ontkent, adviseert de reclassering niet om opnieuw toezicht op te leggen. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Straf
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is voor de door verdachte gepleegde strafbare feiten. Gelet op het tijdsverloop dat heeft plaatsgevonden voordat er vonnis is gewezen in deze strafzaak, alsmede de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden en hetgeen de raadsman hierover heeft aangevoerd, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Wel acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf noodzakelijk voor verdachte om de ernst van de feiten te onderstrepen en om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden.

9.BESLAG

16/280897-20
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten
1 STK Handschoen (G2729175)
verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het onder 16/280897-20 bewezen verklaarde feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 270,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/280897-20 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gedeeltelijke toewijzing van de materiële schade voor een bedrag van € 135,-, te verhogen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij vast komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen. De kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt met betrekking tot de door de garage verrichte werkzaamheden aan de uitlaat ter waarde van € 135,- zijn onderbouwd en de rechtbank wijst de vordering voor dit bedrag toe. De kosten met betrekking tot het eigen risico zijn niet onderbouwd en de rechtbank zal de benadeelde partij voor dit bedrag niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 135,- hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 135,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 4] B.V.
[benadeelde 4] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 272,25. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/185018-20 ten laste gelegde feit.
10.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op het gebrek aan onderbouwing van de vordering.
10.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, primair gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair gelet op het gebrek aan onderbouwing van de vordering.
10.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de materiële schade niet is onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 48, 49, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 16/275744-20 en het onder 16-057590-20 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK Handschoen (G2729175);
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 135,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 135,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 4] B.V.
  • verklaart [benadeelde 4] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. mr. H.A. Gerritse en mr. N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/280897-20
hij op of omstreeks 8 november 2020 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- een auto met kenteken [kenteken] omhoog heeft gekrikt, en/of
- met een zaklamp licht onder voornoemde auto heeft geschenen, en/of
- dichtbij voornoemde auto een slijptol heeft aangezet, en/of
- tegen de onderzijde van voornoemde auto met een slijptol heeft geslepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/057590-20
hij op of omstreeks 2 november 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente West Betuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om gereedschap en/of een of meer goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s),
- de (afgesloten) bouwplaats gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats] betreden en/of
- het slot van één of meer container(s) opengeknipt en/of opengebroken en/of
- goederen uit de container in een kruiwagen gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 2 november 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente West Betuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om gereedschap en/of een of meer goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s),
- de (afgesloten) bouwplaats gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats] betreden en/of
- het slot van één of meer container(s) opengeknipt en/of opengebroken en/of
- goederen uit de container in een kruiwagen gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 november 2019 te Beesd, gemeente West Betuwe, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- op de uitkijk te staan en/of
- terwijl hij op de uitkijk stond met zijn mobiele telefoon contact te onderhouden met voornoemde [medeverdachte 1] en/of
- de vluchtauto te besturen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
16/185018-20
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bladblazer en/of meerdere kettingzagen en/of een zaagmachine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [benadeelde 4] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
16/275744-20
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om uit manege [benadeelde 5] aan de [adres] gereedschap en/of zadels, althans goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
een gereedschapshok is/zijn binnengegaan en deze heeft/hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 november 2020, genummerd PL0900-2020363634, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 77. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 31.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 32.
5.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 51.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 februari 2020, genummerd PL0900-2019360352, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 760. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , pagina 208.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 212.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 218.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 238.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 239.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 254.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 256.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 255 tot en met 257.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 258.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 259.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 260.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 261.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 262.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 263.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 270.
22.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 361.
23.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 362.
24.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 363.
25.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 364.
26.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 377.
27.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 378.
28.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 juli 2020, genummerd PL0900-2020225512, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 65. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
29.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 4.
30.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 5.
31.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 10.
32.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 11.
33.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 15.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 21.
35.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 22.