Op 20 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en gedaagden, die zowel pro se als in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kind optraden. De zaak betrof een vordering van het COA tot ontruiming van een ruimte in het asielzoekerscentrum (AZC), omdat het COA stelde dat er onvoldoende passende huisvesting was aangeboden aan de gedaagden. De voorzieningenrechter heeft de vordering van het COA afgewezen, omdat de aangeboden woning niet als passende huisvesting kon worden beschouwd in de zin van artikel 7 Rva 2005. De gedaagden hadden een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en het COA had hen een tweekamerappartement aangeboden, dat volgens de gemeente passend was. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat het COA onvoldoende had onderbouwd waarom deze woning geschikt was voor het gezin, dat uit twee volwassenen en een kind bestond. De voorzieningenrechter nam daarbij in overweging dat de dochter van de gedaagden in het AZC een eigen slaapkamer had, wat niet mogelijk was in het aangeboden appartement. De voorzieningenrechter heeft het COA ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagden, die tot de uitspraak van het vonnis op € 656,- waren begroot. De uitspraak is openbaar gedaan en het proces-verbaal is opgemaakt en verzonden op 24 december 2021.