ECLI:NL:RBMNE:2021:634

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/53
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en verkeersregels in vrijmarktgebied Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die een voertuig had gehuurd, was het niet eens met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht om zijn voertuig met toepassing van bestuursdwang te laten wegslepen. Dit gebeurde op 27 april 2019, de dag van Koningsdag, omdat het voertuig geparkeerd stond in een vrijmarktgebied waar parkeren verboden was volgens het Aanwijzingsbesluit vrijmarkt gemeente Utrecht 2019. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van de verkeersregels en dat de bezwaarprocedure onprofessioneel was verlopen. Hij voerde aan dat handhavers hem verkeerd hadden geïnformeerd over de parkeermogelijkheden en dat hij geen gelegenheid had gekregen om te reageren op het verslag van de hoorzitting.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder bevoegd was om bestuursdwang toe te passen, aangezien eiser in strijd met de geldende verkeersregels had geparkeerd. De rechtbank wees erop dat het Aanwijzingsbesluit bekend was gemaakt via publicatie in de Staatscourant en op de website van de gemeente, en dat het aan eiser was om zich op de hoogte te stellen van de geldende regels, vooral op een bijzondere dag als Koningsdag. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat de bezwaarprocedure onprofessioneel was verlopen, en concludeerde dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier A. Wilpstra-Foppen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/53

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

4 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Braxhoven).

Procesverloop

In het besluit van 27 april 2019 (primair besluit) heeft verweerder het gehuurde voertuig met kenteken [kenteken] van eiser met toepassing van bestuursdwang weggesleept.
In het besluit van 27 november 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype for Business op 4 februari 2021. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Feiten
1. Het voertuig dat eiser had gehuurd stond op 27 april 2019 om 17:57 uur geparkeerd op de [straat] in Utrecht.
2. Verweerder heeft het voertuig laten wegslepen omdat het voertuig geparkeerd stond in het vrijmarktgebied, waar het op dat moment verboden was om te parkeren volgens het Aanwijzingsbesluit vrijmarkt gemeente Utrecht 2019 (Aanwijzingsbesluit). Het was noodzakelijk om het voertuig weg te slepen, vanwege het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen in verband met Koningsdag.
Beroep
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat de bezwaarprocedure onprofessioneel is verlopen. Eiser heeft ten onrechte niet kunnen reageren op het verslag van de hoorzitting. Daarnaast hebben handhavers hem verteld dat hij het voertuig wel kon parkeren op de [straat]. Verweerder kan wel weten wie de betrokken handhavers zijn geweest. Ook voert eiser aan dat verweerder niet heeft aangetoond dat er verkeersborden hebben gestaan.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat in de situatie van eiser is voldaan aan de voorwaarden om bestuursdwang toe te passen. Eiser heeft namelijk in strijd met het Reglement verkeersregels en verkeerstekens en het Aanwijzingsbesluit het voertuig geparkeerd op een plek aan de [straat] waar hij niet mocht parkeren. Volgens het Aanwijzingsbesluit is het verboden om te parkeren binnen het vrijmarktgebied. De [straat] valt binnen dit gebied. Verweerder was daarom bevoegd om bestuursdwang toe te passen. Niet is gebleken dat handhavers van de gemeente eiser hierover verkeerd hebben ingelicht. Dit standpunt heeft eiser ook niet nader onderbouwd.
5. Verder volgt de rechtbank eiser niet in zijn beroepsgrond dat hij niet op de hoogte was of had kunnen zijn dat het verboden was om het voertuig op de [straat] te parkeren. De rechtbank wijst erop dat het Aanwijzingsbesluit is bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant op 18 februari 2019 en dat het op de website van de gemeente Utrecht heeft gestaan. Op deze manier is het verbod om te parkeren binnen het vrijmarktgebied bekendgemaakt. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of er in het gebied waarbinnen het verkeersverbod op Koningsdag gold ook verkeersborden hebben gestaan, zoals wel door verweerder is gesteld. Maar ook zonder deze borden geldt het uitgangspunt dat verkeersdeelnemers zich ervan moeten vergewissen wat de geldende regels zijn. [1] Dit geldt te meer op 27 april 2019 omdat sprake was van een bijzondere dag, namelijk Koningsdag, de dag waarop de vrijmarkt plaatsvond in de stad. Op een dergelijk bijzondere dag kunnen andere regels gelden. Het was aan eiser om zich daarvan op de hoogte te stellen.
6. Ten aanzien van de grond dat eiser geen gelegenheid heeft gehad om te reageren op het verslag van de hoorzitting, merkt de rechtbank op dat niet uit de wet volgt dat verweerder eiser nadrukkelijk die gelegenheid had moeten bieden. Eiser heeft overigens voldoende tijd gehad om te reageren op de verslag voordat het bestreden besluit is genomen. Eiser heeft dit ook gedaan. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat het afhandelen van het bezwaar van eiser op een onprofessionele wijze heeft plaatsgevonden.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2021 door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT0574. Te raadplegen op www.rechtspraak.nl.