In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerder besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. De opposant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 18 september 2020, maar de rechtbank had in een eerdere uitspraak op 25 januari 2021 geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn was ontvangen. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, stellende dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden.
Tijdens de zitting op 29 oktober 2021 was de opposant zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De geopposeerde, de heffingsambtenaar, was ook aanwezig met een bericht van verhindering. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant gehoord, die stelde dat de verzendadministratie aantoont dat het bezwaarschrift op 9 maart 2020 ter post was aangeboden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verzendadministratie niet voldoende bewijs biedt dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op die datum is verzonden.
De rechtbank oordeelde dat de opposant niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bezwaarschrift dat op 11 april 2021 is ingediend, buiten de bezwaartermijn was en dat er geen aanleiding was om het verzet gegrond te verklaren. De uitspraak van 25 januari 2021 blijft dan ook in stand. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.