ECLI:NL:RBMNE:2021:6372

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
20/3448
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen besluit heffingsambtenaar gemeente Amersfoort over bezwaartermijn

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerder besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. De opposant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 18 september 2020, maar de rechtbank had in een eerdere uitspraak op 25 januari 2021 geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn was ontvangen. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, stellende dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2021 was de opposant zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De geopposeerde, de heffingsambtenaar, was ook aanwezig met een bericht van verhindering. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant gehoord, die stelde dat de verzendadministratie aantoont dat het bezwaarschrift op 9 maart 2020 ter post was aangeboden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verzendadministratie niet voldoende bewijs biedt dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op die datum is verzonden.

De rechtbank oordeelde dat de opposant niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bezwaarschrift dat op 11 april 2021 is ingediend, buiten de bezwaartermijn was en dat er geen aanleiding was om het verzet gegrond te verklaren. De uitspraak van 25 januari 2021 blijft dan ook in stand. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3448-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2021 op het verzet van

[opposant], te [woonplaats], opposant,

(gemachtigde: mr. F.R. Eggink),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, geopposeerde(gemachtigde: M.C.M. van Roon).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van geöpposeerde van 18 september 2020.
In de uitspraak van 25 januari 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2021. Opposant is zelf niet verschenen, maar zijn gemachtigde wel.
Geopposeerde is verschenen (met bericht van verhindering).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 25 januari 2021 het beroep ongegrond verklaard. In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat geopposeerde het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ontvangen en opposant geen geldige reden heeft gegeven daarvoor. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 25 januari 2021 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 25 januari 2021 niet juist. Daartoe geeft hij aan dat het bezwaarschrift tijdig ter post is aangeboden. Uit de verzendadministratie blijkt namelijk dat het document met kenmerk WOZGAF/20200305 op 9 maart 2020 ter post in aangeboden door mevrouw [secretaresse], secretaresse, aan [bedrijf]. Het aanbieden van post ter verzending gebeurt altijd aan het eind van de werkdag, waarbij [bedrijf] de post rond 15:30 uur - 16:00 uur afhaalt. Met de verzendadministratie en de daarop gegeven toelichting vind opposant dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift op dat tijdstip is verzonden. Vervolgens ligt het op de weg van de ontvanger van het bezwaar om op geloofwaardige wijze te ontkennen het bezwaarschrift niet te hebben ontvangen. Volgens opposant is dat hier niet gebeurd en heeft geopposeerde niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift niet is ontvangen. Opposant stelt dat sprake is van een blote ontkenning, die volgens de Algemene wet bestuursrecht en de daarop gebaseerde jurisprudentie onvoldoende wordt bevonden. De Awb verplicht een verzender niet om de post aangetekend te verzenden. De verzending per gewone post in dit geval is met een geloofwaardige verzendadministratie aannemelijk gemaakt. De werkwijze is gelijk aan die van diverse bestuursorganen: een medewerker print de brief uit, schrijft het kenmerk op de verzendadministratie, stopt de brief in de enveloppe, tekent de verzendadministratie af en geeft de post mee aan de afhaler. Hier kan geen fout in ontstaan. Aangezien er wordt bezorgd aan een postbusnummer wordt de post door PostNL afgehandeld en deze bezorgd binnen 24 uur. Opposant onderbouwt dit met een getuigenverklaring van [secretaresse], secretaresse. Verder stelt opposant dat geopposeerde heeft toegelicht dat het bezwaarschrift van 9 maart 2020 op 22 april 2020 is ontvangen. Op 11 april 2020 is het poststuk van 9 maart 2020 nogmaals verzonden per e-mail, omdat opposant geen bevestiging had ontvangen. Opposant begrijpt niet hoe een poststuk dat per e-mail is verzonden pas 11 dagen later is ontvangen door geopposeerde. Door de rechtbank is onderzoek gedaan naar de verzendadministratie van geopposeerde. Partijen hadden hierover gehoord moeten worden, aldus opposant.
4. De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank stelt vast dat geopposeerde de ontvangst van het bezwaarschrift van 9 maart 2020 heeft ontkend. Ook staat vast dat opposant dit bezwaarschrift niet aangetekend heeft verzonden. In die situatie is het aan opposant om anderszins, bijvoorbeeld met behulp van een verzendadministratie aan te tonen dat het bezwaarschrift toch tijdig is verzonden. Opposant heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat het bezwaarschrift op 9 maart 2020 en daarmee tijdig is verzonden, een kopie overgelegd van zijn verzendadministratie. Hierin is door een medewerker van het kantoor van de gemachtigde van opposant geregistreerd wat het kenmerk van het te verzenden document is, de postcode van de geadresseerde, de dagtekening, de datum van verwerking in de verzendadministratie en de medewerker die het poststuk heeft klaargezet. Ter zitting is nader toegelicht dat de dagtekening ook de verzenddatum betreft. Het valt de rechtbank op dat de verzendadministratie enkel gegevens bevat die door de medewerker van het kantoor van de gemachtigde van opposant in de administratie zijn vermeld. De ontvangende postdienst, waaraan het bezwaarschrift op 9 maart 2020 zou zijn verstrekt heeft geen stempel of ander bewijs verstrekt, waarmee kan worden aangetoond dat het poststuk op de gestelde datum is afgehaald. Anders dan opposant naar voren heeft gebracht blijkt uit deze verzendadministratie niet dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op 9 maart 2020 ter post is bezorgd. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de administratie niet volgt dat sprake is geweest van overdracht van het bezwaarschrift aan [bedrijf] omdat hiervan geen aantekening in een systeem of registratie wordt bijgehouden. De getuigenverklaring die opposant in verzet heeft ingebracht is vormt onvoldoende bewijs van de verzending van het bezwaarschrift op 9 maart 2020, nu dit geen verifieerbaar bewijs vormt waaruit volgt dat het bezwaarschrift daadwerkelijk ter post is bezorgd.
5. Dat het bezwaarschrift door opposant aan geopposeerde is verzonden op
11 april 2021 maakt niet dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend De bezwaartermijn is namelijk op 13 maart 2021 geëindigd. Het op 11 april 2021 ingediende bezwaarschrift is daarom buiten de bezwaartermijn in gediend.
6. In de overige gronden die opposant aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om het verzet gegrond te verklaren.
7. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
25 januari 2021 in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.